TOELICHTING
I. ALGEMEEN
1. Aanleiding en doel
In de afgelopen jaren heeft een sterke toename plaatsgevonden van waardevolle databronnen
en van het aantal aanbieders van (statistische) informatie en andere datadiensten.
Digitalisering biedt aanzienlijke kansen voor de verbetering van statistieken en marktpartijen
hebben deze kansen goed weten te benutten. Ook het Centraal Bureau voor de Statistiek
(hierna: CBS) heeft hier op innovatieve wijze op ingespeeld. Het gevolg hiervan is
echter ook dat marktpartijen en het CBS elkaar op de markt voor statistische diensten
steeds vaker tegenkomen. Op verzoek van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
heeft de heer Van Hulst vanuit een onafhankelijke positie geadviseerd over heldere
uitgangspunten voor het CBS bij statistische diensten in opdracht. In een brief aan
de Tweede Kamer op 26 april 2019 is geschetst dat onduidelijkheid is ontstaan over
de rolverdeling tussen het CBS en marktpartijen (Kamerstuk 35 000 XIII, nr. 81). Er bestaat onduidelijkheid over welke opdrachten het CBS wel of niet uitvoert.
Hierdoor is een grijs gebied ontstaan waarin het onduidelijk is of het CBS de aangewezen
partij is om te leveren, of dat dit aan een marktpartij moet worden overgelaten.
Op 12 juli 2019 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van het advies
en heb ik aangegeven mij te vinden in de analyse van de heer Van Hulst en zijn advies
over te nemen (Kamerstuk 35 000 XIII, nr. 84). Er wordt daartoe een pakket van maatregelen genomen waaronder deze ministeriële
regeling. De regeling heeft betrekking op de aanvullende statistische diensten die
het CBS levert aan derden. Deze regeling wordt op grond van artikel 5, tweede lid,
van de Wet op het Centraal bureau voor de statistiek (hierna: CBS-wet) vastgesteld.
Hier staat in dat de Minister van Economische Zaken en Klimaat nadere regels kan stellen
over de werkzaamheden die het CBS in incidentele gevallen kan verrichten voor derden.
Naast deze regeling wordt een beleidsregel vastgesteld met betrekking op de taakuitoefening
door het CBS, op grond van artikel 21 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen.
Deze beleidsregel heeft betrekking op de aanvullende statistische diensten die het
CBS levert. Dat zijn de diensten die niet uit de bijdrage van het Ministerie van Economische
Zaken en Klimaat worden bekostigd. Zij gelden ook voor het leveren van aanvullende
statistische diensten aan derden, voor zover deze regeling geen eigen regime bevat.
Deze regeling vormt samen met de beleidsregel voor het CBS een pakket aan maatregelen.
Dit doet geen afbreuk aan de onafhankelijke statistiekproductie van het CBS. De onafhankelijke
positie van het CBS is juridisch vastgelegd. Ten eerste is het CBS een zelfstandig
bestuursorgaan (zbo) en niet hiërarchisch ondergeschikt aan de minister. Ten tweede
is de onafhankelijkheid nader geborgd in de CBS-wet. Ten slotte is deze onafhankelijkheid
vastgelegd in Europese regelgeving, wanneer het gaat om Europees verplichte statistieken
(Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart
2009 betreffende de Europese statistiek en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom)
nr. 1101/2008 betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht
vallende gegevens aan het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen,
Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad betreffende de communautaire statistiek en
Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad tot oprichting van een Comité statistisch
programma van de Europese Gemeenschappen (PbEU 2009, L 87), hierna: Verordening 223/2009).
Het pakket van maatregelen heeft tot doel meer duidelijkheid te scheppen over de rolverdeling
tussen private statistische dienstverleners en het CBS, alsmede een relatieverbetering
tussen het CBS en een aantal marktpartijen en brancheverenigingen te faciliteren,
zodat meer kansen voor productieve samenwerking benut worden. Het CBS richt zich daarvoor
zichtbaarder op zijn kerntaken en heeft bij het leveren van aanvullende diensten of
het uitvoeren van innovatieve projecten permanent aandacht voor de belangen van marktpartijen.
De ministeriële regeling heeft tot doel dat de werkzaamheden voor derden door het
CBS worden ingeperkt.
2. Inhoud van de ministeriële regeling
In deze ministeriële regeling worden nadere regels gesteld voor de incidentele werkzaamheden
die het CBS kan leveren aan derden. Allereerst wordt gespecificeerd in welke gevallen
het CBS nog werkzaamheden mag leveren aan derden. Dit mag wanneer er sprake is van
een kleine opdracht, wanneer het CBS de enige partij is die kan leveren, wanneer het
CBS werkzaamheden levert aan een derde, die de resultaten vervolgens gebruikt voor
een opdracht die hij uitvoert voor een overheid of indien de derde de informatie die
hij verkrijgt nodig heeft voor de uitvoering van een wettelijke taak. Ten tweede worden
een aantal processtappen genoemd die het CBS moet doorlopen wanneer het een aanvraag
krijgt van een derde. Ten slotte is er een overgangsregeling opgenomen voor de opdrachten
die het CBS uitvoert voor derden, die na invoering van deze regeling niet meer uitgevoerd
kunnen worden.
3. Consultatie
Deze regeling is van 11 november 2019 tot 23 december 2019 voorgelegd voor openbare
internetconsultatie. In de consultatieperiode zijn zeven reacties binnengekomen.
Een aantal van de respondenten heeft met één reactie gereageerd op zowel de Beleidsregel
taakuitoefening CBS als de Regeling werkzaamheden derden CBS, die tegelijkertijd is
voorgelegd voor openbare internetconsultatie. De punten die betrekking hebben op de
beleidsregel zullen in de daarbij horende toelichting worden besproken.
Toegang tot diensten van het CBS
Een groot deel van de respondenten geeft aan graag toegang te houden tot data van
het CBS en vindt de regeling daarom te beperkend. De mogelijkheid die het CBS heeft
om aan derden te leveren, is reeds wettelijk beperkt in artikel 5 van de CBS-wet.
Hier in staat dat het CBS enkel in incidentele gevallen werkzaamheden mag verrichten
voor derden. Deze regeling heeft niet tot doel de toegang tot het CBS voor private
partijen onmogelijk te maken, maar wel te beperken.
Definitie van ‘derden’
Een van de respondenten meent dat de definitie van ‘derden’ moet worden uitgebreid
tot alle aanvullende statistische diensten die het CBS uitvoert, en niet uitsluitend
die voor private partijen.
Uit de wetsgeschiedenis en jurisprudentie tot nu toe blijkt dat de opvatting wat onder
de wettelijke taak van het CBS valt in de loop der tijd is geëvolueerd. De thans heersende
opvatting is dat onderzoek voor andere overheden doorgaans zal vallen onder artikel
3 van de CBS-wet, omdat het van overheidswege wordt verricht en relevant is voor het
overheidsbeleid op het desbetreffende terrein. De respondent gaat uit van een uitleg
van derden zoals opgenomen in de memorie van toelichting uit 1996 bij de CBS-wet.
In de afgelopen decennia heeft een verschuiving plaatsgevonden in de uitleg ‘diensten
voor derden’. Om enige onduidelijkheid over deze definitie weg te nemen is aangegeven
wat in de regeling onder een derde wordt verstaan.
Door derden te definiëren als private partijen wordt niet meer ruimte gecreëerd voor
het CBS. De ministeriële regeling en de beleidsregel, die geldt voor werkzaamheden
voor derden en overheden, zijn er juist op gericht om de rolverdeling tussen het CBS
en marktpartijen duidelijker te maken. Het doel is om oneerlijke concurrentie met
marktpartijen tegen te gaan. Dit houdt niet in dat het CBS geen opdrachten meer mag
uitvoeren voor overheden en zich enkel moet beperken tot de verplichte Europese statistieken.
Derden met een wettelijke taak
Tijdens de consultatie is naar voren gekomen dat er ook partijen zijn die een wettelijke
taak hebben, maar die niet in overwegende mate worden gefinancierd door de overheid.
Dit brengt met zich mee dat ze bij de uitvoering van deze wettelijke taak niet zonder
meer gebruik kunnen maken statistische informatie van het CBS, terwijl deze taak door
een overheid bij ze is neergelegd. In artikel 2, tweede lid, onderdeel c, was al een
uitzondering opgenomen voor partijen die statistische informatie van het CBS gebruiken
voor dienstverlening aan een overheid, maar deze strekte zich niet uit tot gevallen
waarin partijen statistische informatie nodig hebben bij de uitvoering van hun wettelijke
taak. Voor deze partijen is een extra uitzonderingsgrond opgenomen in artikel 2, eerste
lid, onderdeel d, van de regeling. Deze partijen kunnen enkel van de uitzondering
gebruik maken voor zover ze de informatie nodig hebben voor de uitvoering van hun
wettelijke taak, maar niet voor verzoeken die hier buiten vallen.
4. Regeldruk
De ministeriële regeling zal mogelijk regeldrukkosten met zich mee brengen voor private
partijen in de vorm van kennisnamekosten. Deze zijn incidenteel van aard en zullen
niet substantieel zijn.
II. ARTIKELSGEWIJS
Artikel 2
In artikel 5, eerste lid, van de Wet op het centraal bureau voor de statistiek is
bepaald dat het CBS in incidentele gevallen statistische werkzaamheden voor derden
kan verrichten. In artikel 2 is opgesomd welke gevallen dit zijn. Deze werkzaamheden
dienen binnen de wettelijke taken van het CBS te passen.
Ten eerste mag het CBS statistische werkzaamheden uitvoeren voor derden als de waarde
lager is dan € 10.000. Dit betreft met name verzoeken om bestaande statistieken op
een ander niveau of nader gespecificeerd te presenteren. Private statistiekleveranciers
kunnen slechts zeer beperkte toegevoegde waarde leveren op dit type dienstverlening.
Deze beperkte toegevoegde waarde weegt voor dit type dienstverlening niet op tegen
de hogere kosten die gepaard gaan met de uitvoering van deze activiteiten door private
statistiekafnemers.
Ten tweede is bepaald dat het CBS statistische werkzaamheden mag uitvoeren voor derden
als er geen private statistische dienstverlener bekend is bij het CBS die deze werkzaamheden
wil of kan uitvoeren. Het CBS kent de markt voor statistische dienstverlening, omdat
het CBS een uitgebreid netwerk heeft en rekening moet kunnen houden met zijn positie
ten opzichte van private statistische dienstverleners.
In het licht van deze regeling kan het CBS vragen aan opdrachtgevers eerst zelf marktpartijen
te vinden die gelijkwaardige dienstverlening kunnen leveren.
Ten derde mag het CBS statistische werkzaamheden uitvoeren voor een derde indien deze
de informatie die hij verkrijgt door de statistische werkzaamheden van het CBS, zelf
weer gebruikt voor statistische dienstverlening aan een overheid. In deze gevallen
faciliteert het CBS juist dat derden werkzaamheden kunnen doen voor een overheid,
in plaats van deze werkzaamheden zelf uit te voeren voor deze overheid.
Ten slotte mag het CBS werkzaamheden uitvoeren voor een derde, wanneer deze derde
de informatie die hij verkrijgt van het CBS nodig heeft voor de uitvoering van een
wettelijke taak.
Het CBS registreert, op grond van artikel 4, eerste lid, van de Beleidsregel taakuitoefening
CBS, welke overwegingen ten grondslag liggen aan de keuze de opdracht door het CBS
uit te laten voeren.
Het tweede lid strekt er toe dat CBS geen langdurige werkzaamheden uitvoert.
Artikel 3
Wanneer het CBS statistische werkzaamheden voor derden gaat uitvoeren, kan het mogelijk
zijn een deel van de werkzaamheden uit te laten voeren door een private statistische
dienstverlener. Voordat het CBS een aanvraag aanvaardt, overweegt het of in het kader
van deze werkzaamheden gebruik gemaakt kan worden van deze mogelijkheid. In deze overweging
kan het CBS alles meewegen wat voor die specifieke werkzaamheden van belang is, bijvoorbeeld
of het laten uitvoeren van een deel van de werkzaamheden door een private statistische
dienstverlener valt in te passen binnen de privacywaarborgen die het CBS moet bieden,
maar ook of de kwaliteit voldoende geborgd kan worden en of er sprake is van zodanige
spoedeisendheid dat het inschakelen van een private statistische dienstverlener niet
kan worden gerealiseerd. Het CBS kan hierbij ook in overleg treden met de opdrachtgever.
In principe is de overweging of voor bepaalde werkzaamheden deels gebruik gemaakt
kan worden van een private statische dienstverlener aan het CBS. Echter, als de derde
die de aanvraag heeft neergelegd bij het CBS, bezwaar tegen de inschakeling van een
private statistische dienstverlener heeft, terwijl het CBS heeft aangegeven dat het
mogelijk is, kan het CBS de inschakeling niet verplichten. Dit brengt wel met zich
mee dat de statistische werkzaamheden niet (door het CBS) uitgevoerd zullen worden.
Ingeval het CBS de werkzaamheden kan uitvoeren omdat de waarde van de opdracht gering
is (artikel 2, eerste lid, onderdeel a), geldt de verplichting van artikel 3 niet.
In dat geval zou het een onevenredige belasting voor het CBS betekenen om eerst nog
te onderzoeken of een private partij een deel van de opdracht uit kan voeren.
Artikel 4
Dit artikel regelt een soepele beëindiging van reeds door het CBS gesloten meerjarige
contracten. Indien het bij het CBS gedurende de looptijd bekend wordt dat een of meer
private statistische dienstverleners de werkzaamheden ook kunnen verrichten, kijkt
het in goed overleg met de opdrachtgever of die werkzaamheden door die private partij
kunnen worden overgenomen. Zoals in de toelichting bij artikel 2 al is aangegeven,
heeft het CBS een goede kennis van de markt voor statistische dienstverlening. Bij
het sluiten van de overeenkomst kan het zo zijn dat het CBS de enige partij was die
de werkzaamheden kon verrichten. Het kan echter gebeuren dat op een later moment een
private statistische dienstverlener op de markt komt die de werkzaamheden die het
CBS doet, kan en wil uitvoeren. Als dit bij het CBS bekend wordt, op welke wijze dan
ook, wordt indien de opdrachtgever daar mee instemt de uitvoering van de desbetreffende
statistische werkzaamheden door het CBS binnen een jaar beëindigd. Het ligt voor de
hand dat het CBS deelresultaten afrondt, en de resterende werkzaamheden met inachtneming
van de wettelijke bepalingen rondom het delen van privacygevoelige gegevens en in
overleg met de opdrachtgever overdraagt aan een door de opdrachtgever aan te wijzen
private statistische dienstverlener zodat de private statistische dienstverlener in
staat wordt gesteld om te voorzien in de statistische behoeften van de opdrachtgever.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes