TOELICHTING
Algemeen
De Regeling subsidiering Versnellingsprogramma Informatie-uitwisseling Langdurige
Zorg (hierna: de regeling) is een subsidieregeling op basis waarvan zorgorganisaties
subsidie kunnen aanvragen voor het digitaliseren van de gegevensuitwisseling in de
langdurige zorg.
Tijdens de looptijd van de regeling zijn nieuwe inzichten verkregen en is een aantal
knelpunten en onduidelijkheden ontdekt. Om meer duidelijkheid te creëren over de toepassing
van de regeling, wordt de regeling op een aantal punten gewijzigd. Ook is er een nieuw
subsidieplafond vastgesteld voor 2020, 2021 en 2022 en een nieuwe uiterste aanvraagdatum
bepaald. De wijzigingen worden hier toegelicht.
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel A
In artikel 1 zijn de definities aangescherpt en een aantal definities zijn nieuw toegevoegd.
Wijkverpleging op grond van de Zvw is uitgebreid naar wijkverpleging op grond van
de Zvw en de Wmo 2015, omdat wijkverpleging ook op grond van de Wmo 2015 kan worden
geleverd. Hiernaast is de Basisgegevensset Geestelijke Gezondheidszorg (BgGGZ) toegevoegd
omdat aanbieders in de langdurige zorg ook geestelijke gezondheidszorg leveren. Voor
deze doelgroep is de BgGGZ het meest relevant. De eisen voor het samenwerkingsverband
zijn aangepast. Een samenwerkingsverband is alleen relevant voor de module eOverdracht,
dus vanaf nu wordt dit ‘samenwerkingsverband eOverdracht’ genoemd. De minimale omvang
van het samenwerkingsverband is teruggebracht naar drie (in plaats van vier) organisaties.
De reden van deze wijziging is dat een samenwerkingsverband met vier en met drie organisaties
niet wezenlijk van elkaar verschillen. Op deze manier kunnen organisaties ook in kleiner
verband gebruikmaken van de regeling. Wel is de verplichting opgenomen om in het samenwerkingsverband
minimaal 2 care-organisaties op te nemen (oftewel organisaties die voor een substantieel
deel Wlz-zorg leveren of wijkverpleging op grond van Wmo/Zvw) en één cure-organisatie.
Onderdeel B
De basismodule PGO wordt vanaf nu ‘Ontsluiting naar PGO’ genoemd. De verplichtingen
die aan deze module hangen beperken zich tot het kunnen ontsluiten van gezondheidsinformatie
naar een PGO en zeggen verder niks over het daadwerkelijke gebruik van een PGO door
een cliënt, waardoor deze benaming beter past.
De activiteiten voor de modules Ontsluiting naar een PGO en eOverdracht verschillen
dusdanig van elkaar dat deze apart van elkaar zijn opgeschreven en verder zijn gespecificeerd.
Voor de module Ontsluiting naar een PGO moeten de gegevensdiensten BgLZ of BgGGZ en
PDF/A conform het afsprakenstelsel MedMij worden ontsloten naar een PGO. Aan zorgaanbieders
wordt de keuze gelaten, afhankelijk van de doelgroep aan wie zij zorg verlenen, of
zij kiezen voor de BgLZ of de BgGGZ.
Subsidiabele activiteiten in dit kader zijn onder meer:
-
– het contracteren van een dienstverlener die de rol van DVZA op zich neemt, inclusief
het afsluiten van een verwerkersovereenkomst;
-
– aansluiting op een door het Ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK) goedgekeurd authenticatiemiddel;
-
– het doorvoeren van een release van een elektronisch cliëntinformatiesysteem waarin
de gegevensdiensten BgLZ of BgGGZ en PDF/A zijn ingebouwd;
Voor de module eOverdracht moet de informatiestandaard eOverdracht kunnen worden verstuurd,
ontvangen en verwerkt. Subsidiabele activiteiten in dit kader zijn onder meer:
-
– het maken van bestuurlijke afspraken, afspraken binnen het samenwerkingsverband over
infrastructuur, contractuele afspraken met ICT-leverancier;
-
– het doorvoeren van een release van elektronische cliëntinformatie waarin de informatiestandaard
eOverdracht is ingebouwd;
-
– het implementeren van FHIR-profielen voor het uitwisselen van berichten ten behoeve
van de elektronische verpleegkundige overdracht.
De module Medicatieproces is nog niet gereed, waardoor deze nog niet in de regeling
is opgenomen. Op termijn kan deze module alsnog worden opengesteld.
Onderdeel C
Voor de regeling InZicht wordt met deze wijziging voor 2020, 2021 en 2022 een subsidieplafond
met een totaalbedrag van € 30 miljoen voor te verlenen subsidies vastgesteld, zo volgt
uit artikel 3, derde lid. Momenteel zijn partijen zich aan het voorbereiden op het
indienen van een subsidieaanvraag. Ook wordt met de betrokken brancheverenigingen
bekendheid gegeven aan deze wijziging van de regeling. Zodra deze wijzigingsregeling
is gepubliceerd zullen de eerste aanvragen binnenkomen. Op basis van de ervaringen
met de proeftuinen en de huidige aanvragen kennen de projecten waarvoor subsidie wordt
aangevraagd een doorlooptijd van ongeveer anderhalf jaar.
Artikel 3, vierde lid, is tekstueel gewijzigd, maar materieel wordt geen verandering
beoogd. Bij het subsidieplafond gold en geldt als verdeelregel het systeem van ‘wie
het eerst komt, het eerst maalt’, een verdeling op volgorde van binnenkomst van de
(complete) aanvragen. Ter uitwerking daarvan geldt het volgende. De situatie kan zich
voordoen dat een aanvraag ongenoegzaam (incompleet) blijkt en de aanvrager op grond
van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid wordt gesteld
de aanvraag aan te vullen. In dat geval is het aantal dagen dat de aanvrager neemt
om de aanvraag aan te vullen bepalend voor de datum van ontvangst van de complete
aanvraag en daarmee voor de rangschikking op volgorde van binnenkomst.
Onderdeel D
Het eerste lid komt te vervallen. In artikel 1 is bij de definitiebepaling onder de
definitie ‘zorginstelling’ al bepaald dat het om een privaatrechtelijke rechtspersoon
gaat. Het eerste lid van artikel 4 gaf ten opzichte van deze definitie onduidelijkheid.
Het tweede lid van artikel 4 gaf onduidelijkheid over de verhouding tussen de regeling
InZicht en andere VIPP-regelingen. Om onduidelijkheid over het recht op subsidie op
grond van de regeling InZicht weg te nemen, is het tweede lid aangepast. Er bestaat
echter wel overlap tussen sommige andere informatiestandaarden (bijvoorbeeld de BGZ)
en de informatiestandaarden van de regeling InZicht. Om te voorkomen dat organisaties
in het kader van verschillende subsidieregelingen subsidie kunnen verkrijgen voor
dezelfde activiteiten, is opgenomen dat het alleen mogelijk is subsidie te ontvangen
voor het deel van de gegevensdiensten BgLZ, BgGGZ of eOverdracht waarvoor niet eerder
subsidie is ontvangen. Uit de specificaties bij de in te dienen begroting moet blijken
dat er geen subsidie wordt aangevraagd voor activiteiten waarvoor al eerder subsidie
is ontvangen.
In het nieuw toegevoegde derde lid is opgenomen dat voor de module Ontsluiting naar
een PGO alleen care-organisaties in aanmerking komen voor subsidie op grond van de
regeling InZicht. Deze bepaling is opgenomen omdat de regeling InZicht is bedoeld
voor zorgorganisaties in de langdurige zorg.
Indien er voor de module eOverdracht subsidie wordt aangevraagd is het voor care-organisaties
verplicht om gelijktijdig ook subsidie voor de module Ontsluiting naar een PGO aan
te vragen. Dit, tenzij de care-organisatie al aan de vereiste van de module Ontsluiting
naar een PGO voldoet of hier voor de einddatum van de aanvraag voor de module eOverdracht
aan gaat voldoen door gebruikmaking van een andere regeling. Het vierde lid van artikel
4 ziet erop dat deze verplichting enkel geldt voor care-organisaties en niet voor
de cure-organisaties (cure-organisaties komen immers ook niet in aanmerking voor de
module Ontsluiting naar een PGO).
Onderdeel E
De verplichtingen voor beide modules zijn apart van elkaar opgeschreven en verder
gespecificeerd. In het nieuw toegevoegde eerste lid van artikel 5 zijn de verplichtingen
voor de module Ontsluiting naar een PGO opgenomen.
De tot voor kort geldende verplichting om te voldoen aan digitale toegankelijkheidsnormen
is uit de regeling verwijderd. Deze norm heeft voornamelijk betrekking op de PGO van
de patiënt zelf, terwijl de regeling enkel op de ontsluiting naar de PGO ziet.
De subsidieaanvrager voor de module eOverdracht is gehouden om de informatiestandaard
eOverdracht te kunnen versturen, ontvangen en verwerken. Capaciteitsmanagement (makelaar)
geldt als onderdeel van de workflow maar is niet gekoppeld aan resultaatverplichting.
Omdat erbij eOverdracht nog geen landelijke eenduidigheid bestaat over hoe de ICT-infrastructuur
eruit moet zien en hierover ook nog geen definitieve afspraken zijn gemaakt, is de
verplichting om te beschikken over een ICT-infrastructuur gehandhaafd, onder toevoeging
dat deze het resultaat moet zijn van afspraken binnen het samenwerkingsverband. Het
heeft de voorkeur dat het samenwerkingsverband samenwerkt met een Regionale Samenwerkingsorganisatie
(RSO). De actuele status van de landelijke afspraken op het gebied van infrastructuur
worden opgenomen in het afsprakenstelsel eOverdracht. Er wordt door de organisaties
binnen het samenwerkingsverband dan ook bij voorkeur aangesloten bij het afsprakenstelsel
eOverdracht, zodat zo veel mogelijk aansluiting wordt gehouden bij de landelijke afspraken.
In het afsprakenstelsel eOverdracht wordt naast de infrastructuur ook op de andere
lagen (organisatie, proces, informatie en applicatie) uitwerking gegeven van de actuele
afspraken voor eOverdracht. Dit afsprakenstelsel is leidend bij de implementatie van
eOverdracht en organisaties dienen hier zo veel mogelijk bij aan te sluiten.
Onderdeel F
In afstemming met de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I), uitvoerder
van de regeling, is het mogelijk om in een samenwerkingsverband één geïntegreerd plan
van aanpak aan te leveren.
Er is een subsidieplafond vastgesteld voor 2020, 2021 en 2022. Om organisaties de
mogelijkheid te geven om voor subsidie in aanmerking te komen, is de aanvraagtermijn
geactualiseerd naar 1 september 2021.
Onderdeel G
In het nieuw toegevoegde artikel 8a is een hardheidsclausule opgenomen. Een zorgorganisatie
kan hierop onderbouwd een beroep doen indien er sprake is van een uitzonderingssituatie
die zal leiden tot onbillijkheid. Er zal met grote terughoudendheid gebruik van worden
gemaakt. Het is evenwel niet op voorhand uit te sluiten dat zich omstandigheden zullen
voordoen die noodzaken tot afwijken van een bepaling van deze regeling. Het dient
dan wel te gaan om onbillijkheden van overwegende aard.
Onderdeel H
Aangezien als gevolg van bovengenoemde wijzigingen ook ten behoeve van 2022 subsidies
kunnen worden verstrekt, is in artikel 9 de werkingsduur van de regeling geactualiseerd.
Artikel II
In afwijking van de systematiek van vaste verandermomenten bij regelgeving (VVM),
treedt deze regeling in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Dit om zorginstellingen in de gelegenheid
te stellen om spoedig een aanvraag in te dienen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge