Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 17 april 2020, nr. WJZ / 19301049, houdende wijziging van de Regeling producenten- en brancheorganisaties en de Regeling uitvoering GMO groenten en fruit 2018 in verband met de verlenging van erkenningen van producenten- en brancheorganisaties en de voortzetting van de huidige mogelijkheden tot uitbreiding van voorschriften en verplichte financiële bijdragen

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op de artikelen 152, eerste, derde en vierde lid, 154, vierde lid, 156, 157, eerste en derde lid, 158, eerste lid, 161, eerste en derde lid, 163, eerste en derde lid, 164, eerste, vijfde en zesde lid, en 165 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PbEU 2013, L 347) en de artikelen 13, tweede lid, onder b, 15 en 19, eerste lid, van de Landbouwwet;

Besluit:

ARTIKEL I

Artikel 6:5 van de Regeling producenten- en brancheorganisaties komt te luiden:

Artikel 6:5

De erkenning van een producentenorganisatie, een unie van producentenorganisaties of een brancheorganisatie wordt verleend voor onbepaalde tijd. Voor bepaalde tijd verleende erkenningen worden geacht te zijn verleend voor onbepaalde tijd.

ARTIKEL II

Artikel 203 van de Regeling uitvoering GMO groenten en fruit 2018 vervalt.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 17 april 2020

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

1. Inleiding

Deze regeling strekt tot wijziging van de Regeling producenten- en brancheorganisaties en de Regeling uitvoering GMO groenten en fruit 2018 teneinde de huidige mogelijkheden met betrekking tot erkenningen en algemeenverbindendverklaring te behouden na 31 december 2020. Die datum was opgenomen als uiterste datum voor erkenningen van (unies van) producentenorganisaties en brancheorganisaties en voor besluiten tot algemeenverbindendverklaring van voorschriften van deze organisaties, omdat op 1 januari 2021 de inwerkingtreding van een nieuwe programmaperiode van het Europese Landbouwbeleid was voorzien. Inmiddels is duidelijk geworden dat vanaf 1 januari 2021 een transitieperiode aanvangt waarin de regels van de huidige programmaperiode worden voortgezet, ook ten aanzien van erkenningen en algemeenverbindendverklaring. Zoals reeds aangekondigd in mijn brief van 6 december 2019 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal1 vind ik het van belang om deze samenwerkingsvormen in de Nederlandse land- en tuinbouw te kunnen continueren, zodat zij ook na 31 december 2020 blijven gelden.

2. Erkenning

Artikel 6:5, eerste lid, van de Regeling producenten- en brancheorganisaties bepaalde voorheen dat de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een producentenorganisatie, een unie van producentenorganisaties of een brancheorganisatie uiterlijk tot en met 31 december 2020 erkent. Door onderhavige wijziging regelt artikel 6:5 voortaan dat de erkenning van voornoemde organisaties wordt verleend voor onbepaalde tijd. Dat betekent dat deze erkenningen blijven gelden tot deze erkenningen worden ingetrokken of zij van rechtswege komen te vervallen als gevolg van wijzigingen in de Europese regelgeving die de grondslag vormt voor deze erkenningen. Op basis van het oude artikel 6:5, eerste lid, zijn de op dit moment geldende erkenningsbesluiten van kracht tot en met 31 december 2020. Deze wijziging betekent dat de betreffende erkenningen geacht worden te zijn verleend voor onbepaalde tijd. De betreffende organisaties zijn daarmee van rechtswege voor onbepaalde tijd erkend.

Hier hoeven deze organisaties zelf dus geen aanvraag voor te doen of andere actie voor te ondernemen. Organisaties die niet willen dat hun erkenning na 31 december 2020 van kracht is, kunnen vanzelfsprekend verzoeken om intrekking van de erkenning.

3. Uitbreiding van voorschriften en verplichte financiële bijdragen

Artikel 6:5, tweede lid, van de Regeling producenten- en brancheorganisaties en Artikel 203 van de Regeling uitvoering GMO groenten en fruit 2018 schreven allebei voor dat een verzoek tot algemeenverbindendverklaring uiterlijk tot en met 31 december 2020 wordt toegewezen. Deze bepalingen komen te vervallen.

De duur van algemeenverbindendverklaringen is op grond van Europese Verordeningen beperkt. Dat is vastgelegd in artikel 164, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 1308/2013. Het blijft derhalve uitdrukkelijk een instrument met een tijdelijk karakter. Het is aan de aanvrager van een algemeenverbindendverklaring om de gewenste duur te onderbouwen. Onderhavige wijziging maakt het mogelijk om verzoeken tot algemeenverbindendverklaring toe te wijzen die betrekking hebben op een periode die geheel of gedeeltelijk na 31 december 2020 ligt. De geldigheidsduur van reeds genomen besluiten tot algemeenverbindendverklaring blijft ongewijzigd.

4. Regeldruk

Deze regeling strekt materieel tot ongewijzigde voortzetting van de regels die golden vóór inwerkingtreding ervan en heeft derhalve geen gevolgen voor de regeldruk, behalve dat door het van rechtswege verlengen van erkenningen juist regeldruk verbonden aan het doen van aanvragen wordt voorkomen.

5. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de dag na plaatsing ervan in de Staatscourant. Hiermee wordt afgeweken van de door aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving voorgeschreven vaste verandermomenten en minimuminvoeringstermijn, met toepassing van het vijfde lid van die aanwijzing. Het is van belang om in de betreffende regelingen zo spoedig mogelijk zekerheid te bieden over de situatie na 31 december 2020. Voorts is onderhavige wijziging reeds aangekondigd in voornoemde brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan de Voorzitter van de Tweede Kamer van 6 december 2019. Door deze afwijking van de vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn worden geen burgers of bedrijven benadeeld.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Kamerstukken II 2019–2020, 28 625, nr. 279.

Naar boven