De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
Gelet op de artikelen 152, eerste, derde en vierde lid, 154, vierde lid, 156, 157,
eerste en derde lid, 158, eerste lid, 161, eerste en derde lid, 163, eerste en derde
lid, 164, eerste, vijfde en zesde lid, en 165 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van
het Europees parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke
ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen
(EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de
Raad (PbEU 2013, L 347) en de artikelen 13, tweede lid, onder b, 15 en 19, eerste
lid, van de Landbouwwet;
Besluit:
ARTIKEL I
Artikel 6:5 van de Regeling producenten- en brancheorganisaties komt te luiden:
Artikel 6:5
De erkenning van een producentenorganisatie, een unie van producentenorganisaties
of een brancheorganisatie wordt verleend voor onbepaalde tijd. Voor bepaalde tijd
verleende erkenningen worden geacht te zijn verleend voor onbepaalde tijd.
ARTIKEL II
Artikel 203 van de Regeling uitvoering GMO groenten en fruit 2018 vervalt.
ARTIKEL III
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
's-Gravenhage, 17 april 2020
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
TOELICHTING
1. Inleiding
Deze regeling strekt tot wijziging van de Regeling producenten- en brancheorganisaties
en de Regeling uitvoering GMO groenten en fruit 2018 teneinde de huidige mogelijkheden
met betrekking tot erkenningen en algemeenverbindendverklaring te behouden na 31 december
2020. Die datum was opgenomen als uiterste datum voor erkenningen van (unies van)
producentenorganisaties en brancheorganisaties en voor besluiten tot algemeenverbindendverklaring
van voorschriften van deze organisaties, omdat op 1 januari 2021 de inwerkingtreding
van een nieuwe programmaperiode van het Europese Landbouwbeleid was voorzien. Inmiddels
is duidelijk geworden dat vanaf 1 januari 2021 een transitieperiode aanvangt waarin
de regels van de huidige programmaperiode worden voortgezet, ook ten aanzien van erkenningen
en algemeenverbindendverklaring. Zoals reeds aangekondigd in mijn brief van 6 december
2019 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal1 vind ik het van belang om deze samenwerkingsvormen in de Nederlandse land- en tuinbouw
te kunnen continueren, zodat zij ook na 31 december 2020 blijven gelden.
2. Erkenning
Artikel 6:5, eerste lid, van de Regeling producenten- en brancheorganisaties bepaalde
voorheen dat de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een producentenorganisatie,
een unie van producentenorganisaties of een brancheorganisatie uiterlijk tot en met
31 december 2020 erkent. Door onderhavige wijziging regelt artikel 6:5 voortaan dat
de erkenning van voornoemde organisaties wordt verleend voor onbepaalde tijd. Dat
betekent dat deze erkenningen blijven gelden tot deze erkenningen worden ingetrokken
of zij van rechtswege komen te vervallen als gevolg van wijzigingen in de Europese
regelgeving die de grondslag vormt voor deze erkenningen. Op basis van het oude artikel
6:5, eerste lid, zijn de op dit moment geldende erkenningsbesluiten van kracht tot
en met 31 december 2020. Deze wijziging betekent dat de betreffende erkenningen geacht
worden te zijn verleend voor onbepaalde tijd. De betreffende organisaties zijn daarmee
van rechtswege voor onbepaalde tijd erkend.
Hier hoeven deze organisaties zelf dus geen aanvraag voor te doen of andere actie
voor te ondernemen. Organisaties die niet willen dat hun erkenning na 31 december
2020 van kracht is, kunnen vanzelfsprekend verzoeken om intrekking van de erkenning.
3. Uitbreiding van voorschriften en verplichte financiële bijdragen
Artikel 6:5, tweede lid, van de Regeling producenten- en brancheorganisaties en Artikel
203 van de Regeling uitvoering GMO groenten en fruit 2018 schreven allebei voor dat
een verzoek tot algemeenverbindendverklaring uiterlijk tot en met 31 december 2020
wordt toegewezen. Deze bepalingen komen te vervallen.
De duur van algemeenverbindendverklaringen is op grond van Europese Verordeningen
beperkt. Dat is vastgelegd in artikel 164, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 1308/2013.
Het blijft derhalve uitdrukkelijk een instrument met een tijdelijk karakter. Het is
aan de aanvrager van een algemeenverbindendverklaring om de gewenste duur te onderbouwen.
Onderhavige wijziging maakt het mogelijk om verzoeken tot algemeenverbindendverklaring
toe te wijzen die betrekking hebben op een periode die geheel of gedeeltelijk na 31 december
2020 ligt. De geldigheidsduur van reeds genomen besluiten tot algemeenverbindendverklaring
blijft ongewijzigd.
4. Regeldruk
Deze regeling strekt materieel tot ongewijzigde voortzetting van de regels die golden
vóór inwerkingtreding ervan en heeft derhalve geen gevolgen voor de regeldruk, behalve
dat door het van rechtswege verlengen van erkenningen juist regeldruk verbonden aan
het doen van aanvragen wordt voorkomen.
5. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking op de dag na plaatsing ervan in de Staatscourant.
Hiermee wordt afgeweken van de door aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving
voorgeschreven vaste verandermomenten en minimuminvoeringstermijn, met toepassing
van het vijfde lid van die aanwijzing. Het is van belang om in de betreffende regelingen
zo spoedig mogelijk zekerheid te bieden over de situatie na 31 december 2020. Voorts
is onderhavige wijziging reeds aangekondigd in voornoemde brief van de Minister van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan de Voorzitter van de Tweede Kamer van 6 december
2019. Door deze afwijking van de vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn
worden geen burgers of bedrijven benadeeld.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten