TOELICHTING
Algemeen
Met deze regeling wordt bewerkstelligd dat de jaarverantwoording en andere gegevens
over het jaar 2019 op een later tijdstip kunnen worden vastgesteld, ter inzage gelegd,
ingediend of verstrekt. Dit in verband met de grote gevolgen van de uitzonderlijke
pandemie-uitbraak van het Coronavirus COVID-19.1 Het kabinet neemt maatregelen om de uitbraak onder controle te krijgen en de negatieve
gevolgen zo veel als mogelijk te beperken. Niettemin is de impact enorm en worden
diverse instellingen en organisaties op het terrein van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport (hierna: VWS) momenteel zwaar belast. In deze uitzonderlijke situatie achten
de betrokken ministers het wenselijk om uitstel van indiening van de jaarverantwoording
en andere te verstrekken informatie te verlenen. Deze regeling strekt ertoe zorgaanbieders
– waaronder Regionale ambulancevoorzieningen (hierna: RAV's) – alsmede jeugdhulpaanbieders,
gecertificeerde instellingen en Veilig Thuis-organisaties tijdens de door deze pandemie
veroorzaakte crisis niet te belasten met de wettelijke verplichtingen om vóór 1 juni/
1 juli/ 15 juli 2020 een jaarverantwoording over verslagjaar 2019 op te leveren dan
wel bepaalde andere gegevens over 2019 te verstrekken. Door de in deze regeling opgenomen
wijzigingen wordt de datum waarvóór aan bedoelde verantwoordingsverplichtingen moet
zijn voldaan, vastgesteld op 1 oktober 2020. Uiteraard blijft het mogelijk voor aanbieders
om, indien de coronacrisis voor hen geen reden is om op een later tijdstip aan de
betrokken verplichtingen te voldoen, binnen de reguliere termijnen (dus vóór 1 juni/1
juli/ 15 juli 2020) aan die verplichtingen te voldoen.
Regeldruk
Bij deze regeling wordt rekening gehouden met totale eenmalige kosten voor kennisneming
van circa € 30.000. Hierbij wordt uitgegaan van circa 5 minuten, 3.000 zorginstellingen,
25 RAV’s, 17 buitenlandvervoerders, 6.000 jeugdhulpaanbieders, 12 gecertificeerde
instellingen, 26 Veilig Thuis-organisaties en een uurtarief van circa € 39,–. Het
Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft de regeling getoetst en deelt de conclusie
dat de gevolgen voor de regeldruk zeer beperkt voor deze instellingen en organisaties
zullen zijn.
Artikelsgewijs
ARTIKEL I
Onderdeel A
De in subonderdeel 2 opgenomen wijziging heeft betrekking op het aanleveren van de
jaarstukken over 2019 door de RAV’s met publiekrechtelijke rechtspersoonlijkheid.
Door deze wijziging behoeven deze jaarstukken niet vóór 1 juni 2020 bij het Centraal
Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg (hierna: CIBG) te worden aangeleverd, maar
pas vóór 1 oktober 2020.
Wat betreft de in subonderdeel 2 opgenomen uitzondering met betrekking tot de in artikel
4.1, eerste en tweede lid, van de Wet normering topinkomens (WNT) bedoelde gegevens
over 2019 wordt het volgende opgemerkt.
Uit het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten vloeit voort dat
vorenbedoelde WNT-gegevens in de jaarstukken van de publiekrechtelijke RAV moeten
worden opgenomen. De jaarstukken van een zodanige RAV zijn een ‘financieel verslagleggingsdocument’
als bedoeld in de WNT. Nu in artikel 2a, tweede lid, van de Regeling verslaggeving
WTZi is geregeld dat de jaarstukken elektronisch moeten worden aangeleverd bij het
CIBG, zou artikel 4.1, vijfde lid, WNT2, bij het ontbreken van de in subonderdeel 2 opgenomen wijziging, met zich meebrengen
dat de jaarstukken over 2019 toch al op 1 juli 2020 bij het CIBG zouden moeten worden
aangeleverd. Daarmee zou de beoogde verruiming (tot 1 oktober 2020) voor de aanlevering
van de betrokken jaarstukken, niet worden bereikt. Om dit te ondervangen wordt geregeld
dat de in artikel 4.1, eerste en tweede lid, WNT bedoelde gegevens niet elektronisch
hoeven te worden aangeleverd bij het CIBG. Door voor het jaar 2019 niet de verplichting
van (elektronische) aanlevering van de WNT-gegevens bij het CIBG op te nemen, is het
bepaalde in artikel 4.1, vijfde lid, WNT niet van toepassing.
In dit kader wordt voorts opgemerkt dat gezien artikel 4.1, vierde lid, WNT en artikel
5c, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling WNT het financieel verslagleggingsdocument
altijd eveneens openbaar moet worden gemaakt via internet. Zonder nadere regelgeving
zouden WNT-gegevens over 2019 uiterlijk op 1 juli 2020 moeten worden gepubliceerd
via internet. Ook dit zou afbreuk doen aan het beoogde uitstel van de verantwoording
over 2019. In artikel 5c, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling WNT is echter bepaald
dat, indien op grond van andere op de verantwoordelijke van toepassing zijnde regelgeving
een later tijdstip is geregeld waarop de betrokken gegevens openbaar moeten worden
gemaakt, die latere datum de uiterlijke datum van openbaarmaking via internet is.
Door de in subonderdeel 2 opgenomen wijziging van artikel 2a van de Regeling verslaggeving
WTZi inhoudende dat de betrokken gegevens vóór 1 oktober 2020 via internet moeten
worden gepubliceerd, wordt bewerkstelligd dat voor openbaarmaking via internet niet
de in artikel 5c, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling WNT genoemde datum van uiterlijk
1 juli 2020 geldt, maar dat openbaarmaking via internet – bijvoorbeeld op de eigen
website – plaats moet vinden vóór 1 oktober 2020.
Een en ander laat onverlet dat het uiteraard mogelijk blijft om de in artikel 4.1,
eerste en tweede lid, WNT bedoelde gegevens – die zijn opgenomen in de jaarstukken
-, toch (onverplicht) zoals gebruikelijk aan te leveren bij het CIBG. Dit zal voor
de RAV vaak eenvoudiger zijn dan het verwijderen van deze gegevens uit de elektronisch
aan te leveren jaarstukken. Door de onderhavige regeling blijft ook in geval van het
– onverplicht – elektronisch aanleveren van de betrokken gegevens bij het CIBG, de
datum van 1 oktober 2020 gehandhaafd als datum waarvóór de betrokken gegevens over
2019 via internet openbaar moeten worden gemaakt.
De wijziging in subonderdeel 1 betreft het herstel van een omissie in de Wijziging
Regeling verslaggeving WTZi verslagjaar 2020. In artikel 2a, tweede lid, van de Regeling
verslaggeving WTZi wordt verwezen naar artikel 9, derde lid, terwijl ingevolge voornoemde
Wijzigingsregeling het derde lid van artikel 9 met ingang van 1 juli 2020 wordt vernummerd
tot tweede lid. Om die reden wordt de verwijzing naar artikel 9, derde lid, met ingang
van 1 juli 2020 vervangen door een verwijzing naar artikel 9, tweede lid.
Onderdeel B
De in subonderdeel 1 opgenomen wijziging strekt ertoe dat de Jaarverantwoording Zorg
over 2019 niet vóór 1 juni 2020 bij het CIBG hoeft te worden ingediend, maar pas vóór
1 oktober 2020. Gezien artikel 2a, eerste lid, geldt dit eveneens voor RAV’s met privaatrechtelijke
rechtspersoonlijkheid.
Wat betreft de in subonderdeel 1 opgenomen wijziging met betrekking tot de in artikel
4.1, eerste en tweede lid, WNT bedoelde gegevens (welke gegevens op grond van artikel
3, onder h, deel uit moeten maken van de jaarrekening, als onderdeel van de Jaarverantwoording
Zorg) wordt verwezen naar de toelichting op de vergelijkbare wijziging in onderdeel
A, subonderdeel 2.
De in subonderdeel 2 opgenomen wijziging betreft een wijziging van artikel 9, derde
lid; dat artikellid maakt het mogelijk om in geval van overmacht een gemotiveerd verzoek
om uitstel van het indienen van de Jaarverantwoording Zorg in te dienen. De reguliere
termijn hiervoor is 1 april. Die termijn past voor een eventueel uitstel voor het
verslagjaar 2019 niet bij de indieningsdatum van 1 oktober 2020. Om die reden wordt
de uiterste datum voor het indienen van een gemotiveerd verzoek om uitstel vastgesteld
op 15 juli 2020. Ingevolge artikel 2a, eerste en tweede lid, geldt deze datum eveneens
voor een verzoek om uitstel door RAV’s.
ARTIKEL II
Voor het vaststellen van de jaarrekeningen, bedoeld in de artikelen 9 en 32 van de
Regeling Tijdelijke wet ambulancezorg, over het jaar 2019 en voor het verstrekken
van de op het verslagjaar 2019 betrekking hebbende gegevens, bedoeld in de artikelen
23 en 33 van die regeling, wordt geregeld dat dit niet uiterlijk op 1 juni, onderscheidenlijk
1 juli, hoeft plaats te vinden, maar vóór 1 oktober 2020. De laatste zin van artikel
33, tweede lid (nieuw), strekt ertoe dat de in artikel 5c, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling
WNT bedoelde openbaarmaking van de gegevens over 2019 uiterlijk vóór 1 oktober in
plaats van 1 juli 2020 plaats moet vinden.
ARTIKEL III
Onderdeel A
De toevoeging van de tweede zin aan artikel 4.3, tweede lid, van de Regeling Jeugdwet
zorgt ervoor dat de jaarverslaggeving en het jaardocument over het verslagjaar 2019
uiterlijk vóór 1 oktober in plaats van uiterlijk 1 juni ter inzage dienen te worden
gelegd en desgevraagd aan de Ministers van VWS en voor Rechtsbescherming alsmede aan
derden worden verstrekt.
Onderdeel B
De toevoeging van een zin aan het tweede lid van artikel 4.4 van de Regeling Jeugdwet
zorgt ervoor dat uitstel als bedoeld in de eerste volzin van dat lid ook geldt voor
de in artikel 4.3, tweede lid, van de Regeling Jeugdwet geregelde plichten om de jaarverslaggeving
en het jaardocument uiterlijk op 1 juni, respectievelijk – voor het verslagjaar 2019
– uiterlijk voor 1 oktober (zie hierna), ter inzage te leggen en desgevraagd aan eerderbedoelde
Ministers of derden te verstrekken.
In het nieuwe derde lid van artikel 4.4 van de Regeling Jeugdwet wordt allereerst
geregeld dat de Jaarverantwoording Jeugd over het verslagjaar 2019 voor 1 oktober
2020 in plaats van 1 juni 2020 bij het CIBG moet worden ingediend.
Hetgeen in de toelichting op artikel I, onderdeel A, ten aanzien van het aanleveren
van de WNT-gegevens is gesteld, geldt mutatis mutandis ook voor de jeugdhulpaanbieders
en gecertificeerde instellingen. Anders dan voor de RAV's en zorginstellingen, is
echter geen bepaling als opgenomen in de laatste volzinnen van artikel 2a, derde lid,
en artikel 9, eerste lid, van de Regeling verslaglegging WTZi nodig, omdat hetgeen
in die zin is geregeld, reeds in artikel 4.3, tweede lid, van de Regeling Jeugdwet
is opgenomen (zie ook artikel III, onderdeel A).
Vervolgens zorgt de tweede zin van artikel 4.4, derde lid (nieuw), ervoor dat uitstel
hiervan voor 15 juli 2020 in plaats van voor 1 april 2020 moet worden aangevraagd.
ARTIKEL IV
Onderdeel A
In verband met de in onderdeel B voorgestelde uiterste indieningstermijn voor de jaarverslaggeving
en het jaardocument 2019 is in subonderdeel 1 ook de termijn voor het ter inzage leggen
en het op verzoek van de Ministers verstrekken van die documenten hierop aangepast.
Subonderdeel 2 bepaalt dat de gegevens, bedoeld in artikel 4.1, eerste en tweede lid,
WNT, die zonder nadere maatregelen op grond van artikel 4.1, vierde lid, van die wet
juncto artikel 5c, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling WNT vóór 1 juli 2020 op
internet gepubliceerd zouden moeten worden, voor het verslagjaar 2019 pas uiterlijk
voor 1 oktober 2020 op internet gepubliceerd hoeven te worden.
Onderdeel B
Deze wijziging strekt ertoe dat een Veilig Thuis-organisatie de jaarverslaggeving
en het jaardocument over 2019 niet vóór 1 juni, of indien de jaarverslaggeving en
het jaardocument betrekking hebben op een Veilig Thuis-organisatie die valt onder
een gemeenschappelijke regeling in de zin van de Wet gemeenschappelijke regelingen,
vóór 15 juli 2020 hoeft in te dienen, maar pas vóór 1 oktober 2020.
ARTIKEL V
De onderhavige regeling is een spoedregeling en treedt in werking met ingang van de
dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Uitzondering
hierop is de in artikel I, onderdeel A, subonderdeel 1, opgenomen wijziging die strekt
tot het herstellen van een omissie; die wijziging treedt in werking met ingang van
1 juli 2020. Voor een toelichting daarop wordt verwezen naar de toelichting op dat
subonderdeel.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker