Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 april 2020, kenmerk 1665225-201979-LZ, houdende regels voor het verstrekken van subsidie voor de realisatie van aardbevingsbestendige zorg in Groningen (Regeling subsidies aardbevingsbestendige zorg)

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikelen 3 en 5 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

aardbevingsgebied Groningen:

de gemeenten Delfzijl, Appingedam, Loppersum, Het Hogeland, Midden-Groningen, Oldambt en Groningen, voor wat betreft het grondgebied van de plaats Ten Boer;

Definitief ontwerp:

het document waarin de initiatiefnemers van een nieuwbouwproject het uiteindelijke ontwerp van de nieuwbouw, een visie op de daar te leveren zorg en de wijze waarop dit zal worden georganiseerd vastleggen;

dagbestedingsplaats:

een plaats die wordt gerealiseerd binnen een zorglocatie, die toe te rekenen is aan één cliënt en waar begeleiding in groepsverband wordt geboden aan meerderjarige cliënten omdat de cliënt vanwege de aard, omvang en duur van zijn beperkingen niet in staat is om tot een vorm van dagstructurering te komen, ook niet door bijvoorbeeld onderwijs of arbeid;

Groninger Zorgakkoord:

het Groninger Zorgakkoord van 11 maart 2019, Stcrt. 2019, 30316;

instelling:

een zorginstelling of een woningcorporatie die partij is bij het Groninger Zorgakkoord;

intramurale plaats:
  • a) een plaats die wordt gerealiseerd binnen een zorglocatie, toe te rekenen is aan één cliënt en waar zorg met verblijf in de zin van de Wet langdurige zorg wordt geboden door een zorginstelling;

  • b) in afwijking van het bepaalde onder a worden tevens 88 aanleunwoningen die worden gerealiseerd in het Complex Wiemersheerd te Loppersum en het equivalent van 77 plaatsen in de geriatrische revalidatiezorg en geestelijke gezondheidszorg die worden gerealiseerd in het expertisecentrum aan de Jachtlaan 50-52 te Delfzijl aangemerkt als intramurale plaatsen;

Kaderregeling:

de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

kinderdagcentrumplaats:

een plaats die toe te rekenen is aan één cliënt die wordt gerealiseerd binnen een zorglocatie, waar zorg in de zin van de Wet langdurige zorg, niet zijnde zorg met verblijf, wordt geboden aan minderjarige cliënten;

minister:

Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

projectorganisatie:

de projectorganisatie, genoemd in artikel 5.3 van het Groninger Zorgakkoord;

NEN-norm voor aardbevingsbestendig bouwen:

meest recente NEN-norm voor aardbevingsbestendig bouwen, beoordeling van constructieve veiligheid van een gebouw bij nieuwbouw, verbouw en afkeuren – Geïnduceerde aardbevingen – Grondslagen, belastingen en weerstanden;

nieuwbouw:

een zorglocatie waarvan het tijdstip van eerste ingebruikneming ligt na inwerkingtreding van deze subsidieregeling;

taxateur:

een taxateur die is ingeschreven in de Kamer Bedrijfsmatig Vastgoed – Grootzakelijk Vastgoed in het Nederlands Register Vastgoed Taxateurs;

toetsgroep:

e toetsgroep, genoemd in artikel 5.2 van het Groninger Zorgakkoord;

Visie- en haalbaarheidsdocument:

het document waarin de initiatiefnemers van een nieuwbouwproject de visie en opzet van de nieuwbouw, inclusief het aantal te realiseren plaatsen, beschrijven om de haalbaarheid daarvan te kunnen bepalen;

woningcorporatie:

een toegelaten instelling in de zin van artikel 19 van de Woningwet;

zorginstelling:

een instelling in de zin van artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wet toelating zorginstellingen;

zorglocatie:

een pand of samenstelling van panden waarin zorg in de zin van artikel 1.1.1 van de Wet langdurige zorg of jeugdgezondheidszorg in de zin van artikel 1 van de Wet publieke gezondheid wordt verleend door een instelling in de zin van de Wet toelating zorginstellingen.

Artikel 1.2 Voorwaarden voor subsidie

Een activiteit komt slechts eenmaal voor subsidie op grond van onderhavige regeling in aanmerking.

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIE VOOR VOORBEREIDING NIEUWBOUW

Artikel 2.1 Subsidiabele activiteiten

De minister kan subsidie verstrekken voor activiteiten ter voorbereiding van nieuwbouw ten behoeve van plaatsen in de intramurale zorg, dagbesteding of voor kinderdagcentrumplaatsen binnen het aardbevingsgebied Groningen.

Artikel 2.2 Hoogte van de subsidie

De subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1 bedraagt € 750.000 per beoogde zorglocatie.

Artikel 2.3 Voorwaarden voor subsidie

  • 1. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan instellingen die een positieve reactie van de toetsgroep hebben ontvangen op het Visie- en haalbaarheidsdocument.

  • 2. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan instellingen die ten minste 20 nieuwbouwplaatsen zullen realiseren.

Artikel 2.4 Aanvraag tot verlening en bevoorschotting

  • 1. Voor de aanvraag tot verlening van de subsidie wordt een door de minister vastgesteld modelformulier gebruikt.

  • 2. In aanvulling op artikel 3.3 van de Kaderregeling bevat de aanvraag tot verlening, het Visie- en haalbaarheidsdocument en een positieve reactie van de toetsgroep hierop.

  • 3. De minister verleent bij het besluit tot verlening van de subsidie een voorschot van 80 procent van het bedrag van de verlening, dat direct zal worden uitbetaald.

Artikel 2.5 Aanvraag tot vaststelling

  • 1. Voor de aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt een door de minister vastgesteld modelformulier gebruikt.

  • 2. In afwijking van op artikel 1.5, onder b, van de Kaderregeling toont de ontvanger van een subsidie aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen door middel van het overleggen van een positief advies van de toetsgroep over het Definitief ontwerp van de te realiseren nieuwbouw.

  • 3. In afwijking van artikel 7.5, tweede lid, van de Kaderregeling, legt de subsidieontvanger geen verantwoording af door het overleggen van een assurancerapport.

  • 4. Indien de toetsgroep geen positief advies heeft gegeven over het Definitief ontwerp, wordt de subsidie vastgesteld op nihil.

HOOFDSTUK 3. SUBSIDIE VOOR HET AFSTOTEN VAN BESTAANDE PANDEN BINNEN AARDBEVINGSGEBIED

Artikel 3.1 Toepasselijkheid Kaderregeling

Op dit hoofdstuk van de regeling zijn de artikelen 1.5, 3.1, 3.2, tweede lid, en 7.1 tot en met 7.8 van de Kaderregeling niet van toepassing.

Artikel 3.2 Subsidiabele activiteiten

De minister kan subsidie verstrekken aan instellingen voor het afstoten van bestaande panden genoemd in Bijlage I bij het Groninger Zorgakkoord.

Artikel 3.3 Hoogte van de subsidie

  • 1. De hoogte van de subsidie voor het afstoten van bestaande panden bestaat uit de waarde van de betreffende locatie, minus de rest1waarde van de locatie welke door een taxateur wordt vastgesteld, met peildatum 31 december 2018.

  • 2. De waarde van de locaties is reeds vastgesteld door onafhankelijke taxateurs en bijgevoegd in Bijlage I bij de onderhavige regeling.

Artikel 3.4 Voorwaarden voor subsidie

  • 1. Subsidies op grond van dit hoofdstuk worden slechts verstrekt voor activiteiten die aanvangen na datum van inwerkingtreding van deze regeling.

  • 2. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien ofwel:

    • a. de zorglocatie is verkocht aan een derde, die niet het oogmerk heeft om zorg in deze locatie te verlenen;

    • b. er geen zorg, behoudens thuiszorg, meer plaatsvindt in de betreffende zorglocatie en de eigenaar van de locatie schriftelijk verklaart dat hij niet het oogmerk heeft om dit de komende tien jaar te doen.

Artikel 3.5 Subsidieplafond

  • 1. Het subsidieplafond voor het afstoten van bestaande panden bedraagt € 82.000.000 voor de looptijd van deze regeling.

  • 2. Het uit hoofde van het plafond beschikbare bedrag wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 3.6 Wijze van subsidieverstrekking

Subsidie wordt zonder voorafgaande verlening direct vastgesteld.

Artikel 3.7 Aanvraag tot vaststelling

  • 1. Voor de aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt een door de minister vastgesteld modelformulier gebruikt.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie gaat vergezeld van het officiële taxatierapport van de af te stoten locatie die mede is ondertekend door het Rijksvastgoedbedrijf, een berekening als bedoeld in artikel 3.3 en een positief advies van de toetsgroep over het Definitief ontwerp van de te realiseren nieuwbouw.

  • 3. Indien er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 3.4, tweede lid, onder a, gaat de aanvraag tot vaststelling vergezeld van een ondertekende verklaring door de betreffende derde inhoudende dat er geen oogmerk is om zorg in de betreffende locatie te verlenen.

  • 4. De minister besluit binnen 22 weken op een aanvraag tot vaststelling.

HOOFDSTUK 4. SUBSIDIE VOOR TE REALISEREN NIEUWBOUW

Artikel 4.1 Toepasselijkheid Kaderregeling

Op dit hoofdstuk van de regeling zijn artikelen 4.3 en 6.1 van de Kaderregeling niet van toepassing.

Artikel 4.2 Subsidiabele activiteiten

  • 1. De minister kan subsidie verstrekken aan zorginstellingen voor het realiseren van nieuwbouw voor plaatsen in de intramurale zorg, dagbesteding of voor kinderdagcentrumplaatsen binnen het aardbevingsgebied Groningen.

  • 2. Op grond van deze regeling wordt subsidie verstrekt voor in totaal ten hoogste 800 intramurale plaatsen, 85 dagbestedingsplaatsen en 30 kinderdagcentrumplaatsen.

  • 3. Per zorglocatie kan maar eenmaal subsidie worden verstrekt.

Artikel 4.3 Hoogte van de subsidie

  • 1. De hoogte van de subsidie wordt berekend volgens de formule (A1 x B) + (A2 x B) + (A3 x B) – C = D, waarbij wordt verstaan onder:

    A1:

    het aantal te realiseren plaatsen in de intramurale zorg;

    A2:

    het aantal te realiseren plaatsen in de dagbesteding;

    A3:

    het aantal te realiseren plaatsen in de kinderdagcentra;

    B:

    het normbedrag dat is gekoppeld aan de realisatie van de betreffende plaatsen

    C:

    de reeds aan de instelling verleende subsidie op grond van hoofdstuk 2 van deze regeling

    D:

    het bedrag van de subsidie voor het realiseren van nieuwbouw door de aanvrager.

  • 2. Subsidie wordt verstrekt voor ten hoogste het aantal te realiseren plaatsen dat door de minister in de verleningsbeschikking wordt bepaald.

  • 3. Het normbedrag voor de realisatie van een intramurale plaats bedraagt € 96.765.

  • 4. Het normbedrag voor de realisatie van een kinderdagcentrumplaats bedraagt € 70.270.

  • 5. Het normbedrag voor de realisatie van een dagbestedingsplaats bedraagt € 28.799.

Artikel 4.4 Voorwaarden voor subsidie

1. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan instellingen die een positief advies van de toetsgroep hebben ontvangen over het Definitief ontwerp.

Artikel 4.5 Aanvraag tot verlening en bevoorschotting

  • 1. Voor de aanvraag tot verlening van de subsidie wordt een door de minister vastgesteld modelformulier gebruikt.

  • 2. In aanvulling op artikel 3.3 van de Kaderregeling bevat de aanvraag tot verlening een definitief ontwerp van de te realiseren nieuwbouw, een overzicht van het aantal te realiseren plaatsen en een positief advies van de toetsgroep over het Definitief ontwerp.

  • 3. De minister verleent bij het besluit tot verlening van de subsidie een voorschot van 80 procent van het volledige bedrag van de verlening, dat gelijkmatig zal worden betaald over het aantal maanden waarvoor de subsidie wordt verleend.

Artikel 4.6 Aanvullende verplichtingen voor subsidies

  • 1. Nieuwbouw wordt gerealiseerd binnen vijf jaar na dagtekening van verlening van de subsidie.

  • 2. Nieuwbouw dient te voldoen aan de meest recente NEN-norm voor aardbevingsbestendig bouwen.

  • 3. Indien niet aan de verplichtingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt voldaan, doet de subsidieontvanger onverwijld melding daarvan aan de minister.

  • 4. De minister kan ontheffing verlenen van de termijn, bedoeld in het eerste lid met ten hoogste twee jaar.

  • 5. Indien nieuwbouw niet is gerealiseerd in de periode, bedoeld in het eerste lid, of in geval van ontheffing in de periode van ontheffing als bedoeld in het vijfde lid, wordt de subsidie vastgesteld op ten hoogste 80 procent van het volledige bedrag van de verlening.

Artikel 4.7 Aanvraag tot vaststelling

  • 1. De aanvraag tot vaststelling wordt uiterlijk 22 weken na oplevering van de beoogde nieuwbouw ingediend.

  • 2. Indien de beoogde nieuwbouw niet is gerealiseerd wordt de aanvraag tot vaststelling ingediend binnen 22 weken na afloop van het boekjaar waarin de nieuwbouw, op grond van de aanvraag, gerealiseerd zou worden.

  • 3. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie gaat, in aanvulling op artikel 7.5 van de Kaderregeling, vergezeld van een opleveringsverslag waaruit blijkt dat de nieuwbouw conform het Definitief ontwerp is opgeleverd en dat getekend is door zowel de opdrachtnemer als de opdrachtgever van de nieuwbouw.

  • 4. De minister besluit binnen 22 weken op een aanvraag tot vaststelling.

HOODSTUK 5. SUBSIDIE VOOR HET INRICHTEN VAN DE PROJECTORGANISATIE

Artikel 5.1 Subsidiabele activiteiten en hoogte van de subsidie

  • 1. De minister kan subsidie verstrekken aan één zorginstelling voor het inrichten van de projectorganisatie.

  • 2. Subsidie bedraagt ten hoogste € 3.500.000.

Artikel 5.2 Voorwaarde voor subsidie

De inhuur van leden van de projectorganisatie dient door middel van een open, transparante en non-discriminatoire procedure en tegen marktconforme tarieven te geschieden.

HOOFDSTUK 6. SLOTBEPALINGEN

Artikel 6.1 Inwerkingtreding en vervaldatum

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 april 2030.

Artikel 6.2 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling subsidies aardbevingsbestendige zorg

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

BIJLAGE I: WAARDE ZORGLOCATIES

De waarde van de af te stoten zorglocaties is vastgesteld op de volgende bedragen.

Deze waarde is door onafhankelijke taxateurs vastgesteld waarbij is uitgegaan van een systematiek gebaseerd op de zogenoemde Discounted Cash Flow methode. Bij woningcorporaties is uitgegaan van de meest recente versie van het Handboek modelmatig waarderen marktwaarde.

Niet alle af te stoten locaties hebben een naam. Als er geen complexnaam is wordt dit met een streepje weergegeven.

Complexnaam

Adres

Plaats

Waarde

Hogewerf

Hogewerflaan 6

Appingedam

€ 2.017.000

Woonvorm De Zijlen

Solwerderweg 3 + 5

Appingedam

€ 7.825.000

Berjarijke

Georg Van Saksenlaan 2A

Appingedam

€ 2.204.000

Pieter Bieremastraat nr. 35-97

Appingedam

€ 3.102.621

Pieter Bieremastraat 5

Appingedam

€ 568.349

Damsterheerd

Heerdlaan 2: deel Wlz

Appingedam

€ 4.409.761

Damsterheerd

Heerdlaan 4: Onderdeel inleunwoningen

Appingedam

€ 4.312.958

BetingeStaete/Ede Staal Staete

Ede Staalstraat 1-175, 5, 7 en 177-229

Delfzijl

€ 12.996.950

Vliethoven

Zwet 9

Delfzijl

€ 14.990.000

De Brug Wonen

Zwet 11

Delfzijl

€ 2.977.000

Volwassenenpsychiatrie

Jachtlaan 52

Delfzijl

€ 2.174.000

Wiemersheerd

De Schepperij 2 c.a.

Loppersum

€ 4.891.227

Wiemersheerd

Hoge Heem, 1-39, 2-32

Loppersum

€ 1.975.300

Wiemersheerd

Leeuwenhof 1-32

Loppersum

€ 1.941.500

Fraamborg (2)

Esdoornlaan 2-8

Middelstum

€ 457.452

Industrieweg

Industrieweg 18

Uithuizen

€ 1.086.000

De Tille

Oude Tilsterweg 23

Uithuizen

€ 3.166.000

Engersma

Engersmastraat 2

Uithuizen

€ 863.000

Molenerf

Molenerf 15-51

Uithuizen

€ 1.161.148

TOELICHTING

Algemeen

Kwalitatief goede en bestendige zorg in de aardbevingsregio

De intensieve exploitatie van het aardgasveld in de provincie Groningen heeft geleid tot bodembeweging, hetgeen aardbevingen heeft veroorzaakt. Sinds het eind van de jaren 1980 hebben er zich talrijke door menselijk ingrijpen veroorzaakte aardbevingen voorgedaan in de provincie Groningen. Ondanks aanzienlijke vermindering van de exploitatie van het Groningse gasveld, zullen lagere winningsniveaus op korte termijn gering effect hebben op deze aardbevingen. De vertraagde reactie van de ondergrond zal de komende jaren nog aardbevingen veroorzaken.

Als gevolg van deze aardbevingen treedt schade aan vastgoed en waardevermindering van vastgoed op. Dit treft ook instellingen voor langdurige zorg die diensten verzorgen in de provincie Groningen.

Naast aardbevingsschade wordt de langdurige zorg in deze regio ook getroffen door krimp, vergrijzing en een krappe arbeidsmarkt. De regio heeft in dat kader geconcludeerd dat voor het behoud van kwalitatief goede zorg op lange termijn reorganisatie nodig is. De samenwerking tussen verschillende sectoren in de langdurige zorg, met name de specialismen van ouderenzorg, gehandicaptenzorg, geestelijke gezondheidszorg en zorg in de eerste lijn is hierbij van cruciaal belang.

Zorgvisie en Groninger Zorgakkoord

In de aardbevingsregio hebben zorginstellingen die Wlz zorg leveren, gemeenten, woningcorporaties, zorgverzekeraar Menzis, zorgkantoor Menzis en de provincie Groningen, elkaar opgezocht en een visie opgesteld over hoe er nu en op lange termijn kwalitatief goede zorg in de aardbevingsregio kan worden verleend.1 In vervolg op deze zorgvisie zijn de voornoemde partijen met de Nationaal Coördinator Groningen, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: de Minister van VWS) om tafel gegaan om verdere afspraken te maken voor de uitwerking van deze ambities.

De voornoemde partijen uit de regio zijn allen bereid, financieel of anderszins, fors te investeren in de regio. Mede daarom ziet de minister van VWS Groningen als een kansrijke nationale ‘proeftuin’ voor zorgvernieuwing in een regio waar bevolkingsafname en vergrijzing samenkomen. Zonder vernieuwing zal verschraling van het zorgaanbod optreden, in een gebied waar juist de chronische problematiek groeit en de complexiteit en zwaarte van de zorgbehoefte toenemen. Uitvoering van deze zorgvisie is in de komende jaren daarom een urgente opgave.

Om de zorgvisie tot stand te laten komen en zo ook lessen te kunnen trekken uit de ervaring in de aardbevingsregio Groningen in de omgang met krimp, vergrijzing en zorgvernieuwing, heeft de Minister van VWS met thans 21 andere convenantspartijen het Groninger Zorgakkoord getekend.2

Noodzaak tot een subsidieregeling

Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: het ministerie van VWS) acht het van belang dat kwalitatief goede zorg op basis van de Wet langdurige zorg (hierna: Wlz) beschikbaar is en blijft.

Hoewel er reeds mogelijkheden bestaan om een bijdrage te ontvangen voor de versterking van panden, ligt voor sommige panden sloop en nieuwbouw meer voor de hand. Hoewel de zorginstellingen zelf een deel van hun budget reserveren voor nieuwbouw zijn deze middelen hiervoor niet afdoende.

De belangrijkste reden daarvoor is dat de instellingen in Groningen genoodzaakt zijn om op korte termijn nieuwbouw te plegen. Daarvoor zijn panden echter onvoldoende afgeschreven of hebben huurcontracten nog een te lange looptijd.

Bovendien is de aanneemmarkt momenteel overspannen, waardoor de tarieven voor nieuwbouw hoog zijn. De zorginstelling kan niet, zoals gebruikelijk, een moment kiezen voor bouw of huur in een goedkope of dure aanneemmarkt, maar is gedwongen op een dure markt te bouwen of huren.

Daarnaast is voor de nieuwbouw aardbevingsbestendige bouw nodig, waarvan de kosten aanzienlijk hoger zijn dan van reguliere bouw. Verder vindt het ministerie van VWS het wenselijk dat bij de nieuwbouw de zorgvisie, zoals hierboven omschreven, in acht wordt gehouden. Uitgangspunten zijn onder andere relatief kleinschalige, energieneutrale en aardbevingsbestendige bouw. Ook dit levert extra kosten op.

Om instellingen te stimuleren om waar nodig nieuwbouw te plegen om zo, ook op lange termijn, te zorgen voor kwalitatieve zorg in de aardbevingsregio, is het daarom wenselijk een bijdrage te leveren in de vorm van subsidies. Onderhavige regeling voorziet daarin door drie verschillende soorten activiteiten te subsidiëren: voorbereidingskosten voor nieuwbouw, de nieuwbouw zelf en de afstotingskosten van de oude gebouwen.

Staatssteun

Er is sprake van staatssteun als aan de volgende vijf cumulatieve criteria is voldaan:

  • De steun wordt verleend aan een onderneming die een economische activiteit verricht

  • De steun wordt met staatsmiddelen bekostigd.

  • De staatsmiddelen verschaffen een economisch voordeel dat niet via de normale commerciële weg zou zijn verkregen

  • De maatregel is selectief

  • De maatregel vervalst (potentieel) de mededinging en (dreigt te) leiden tot een ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer in de EU.

Er is dus geen sprake van staatssteun wanneer de maatregel geen ongunstige beïnvloeding van het interstatelijke handelsverkeer kan opleveren.

Met betrekking tot het criterium van de beïnvloeding van het handelsverkeer tussen de lidstaten, kan deze beïnvloeding niet louter op een veronderstelling berusten of zonder meer worden aangenomen. Aangetoond moet worden waarom de maatregel de mededinging vervalst of dreigt te vervalsen en dat deze het handelsverkeer tussen de lidstaten beïnvloedt.

In dit verband heeft de Commissie in diverse zaken geoordeeld dat, gezien de specifieke omstandigheden van de betrokken zaken, de maatregel een zuiver lokaal karakter had en het handelsverkeer tussen de lidstaten dus niet beïnvloedde. In dit soort zaken gaat het ten eerste vaak om levering van goederen en diensten in een beperkt geografisch gebied binnen een lidstaat en is er weinig kans dat deze instellingen steun klanten uit andere lidstaten zou aantrekken. In de tweede plaats valt niet met een voldoende mate van waarschijnlijkheid te voorzien dat de maatregel meer dan een marginaal effect zou hebben op de voorwaarden voor grensoverschrijdende vestiging.

Het moge duidelijk zijn dat steun aan de Groningse zorginstellingen, die langdurige zorg leveren, slechts een beperkt geografisch gebied beslaat. Steun wordt alleen gegeven voor de regio die is getroffen door de intensieve exploitatie van het Groningenveld.

Daarnaast is niet-specialistische zorg bij uitstek een sector die zuiver lokaal opereert. De Commissie heeft in dat verband al in een aantal zaken geoordeeld dat er geen sprake is van een grensoverschrijdend effect.

Indicatoren dat een grensoverschrijdend effect ontbreekt, zijn:

  • Het gaat om ‘standaard’ behandelingen en dus geen specialistische zorg waarvoor ver gereisd hoeft te worden.

  • De keuze voor een dienstverlener in de zorg wordt sterk beïnvloed door de taal die wordt gesproken in de instelling.

  • Administratieve procedures voor het bezoeken van zorginstellingen maken het ingewikkelder voor patiënten buiten de lidstaat om de instelling te bezoeken.

  • Er zijn weinig tot geen grensoverschrijdende investeringen in zorginstellingen in de regio. De steun leidt daarom niet tot een obstakel voor de vestiging van andere ondernemingen.

Van alle betrokken Groningse zorginstellingen kan worden gezegd dat zij passen binnen deze criteria. Allen verlenen zuiver lokale langdurige zorg die is gericht op lokale bewoners. Naar zijn aard is deze vorm van zorg lokaal. Cliënten zijn levenslang aangewezen op deze zorg en willen deze zorg daarom in de nabijheid van hun naasten ontvangen.

Ook maken administratieve procedures voor het bezoeken van zorginstellingen het ingewikkelder voor patiënten buiten de lidstaat om de instelling te bezoeken. Daarnaast zijn op grond van de Wlz alleen personen die in Nederland wonen of werken verzekerd van Wlz zorg.

Ten slotte vinden er geen grensoverschrijdende investeringen plaats in deze zorg in deze regio.

Alle ontvangers van subsidie houden zich dus bezig met zuiver lokale activiteiten. De subsidie op grond van dit beleidskader zal dan ook niet zorgen voor een (ongunstige) beïnvloeding van het handelsverkeer in de EU.

Dit betekent dat er bij verstrekking van subsidies op grond van onderhavige regeling geen sprake zal zijn van staatssteun.

Regeldrukgevolgen

Voor de gevraagde documentatie is aangesloten bij de reguliere werkwijze van de bouw en de werkwijze van de toetsgroep.

Onderdeel Voorbereidingskosten

Voor een subsidie voor de voorbereidingskosten is aangesloten bij het Visie- en haalbaarheidsdocument dat de aanvrager aan de toetsgroep voorlegt. De aanvrager kan subsidie voor voorbereidingskosten krijgen na het overleggen van een positieve reactie van de toetsgroep op dit document.

Afstoting van panden

Om te bewaken dat de afstoting/herbestemming van panden een logische samenhang heeft met de beoogde nieuwbouw, dient de subsidieaanvrager een positief advies van de toetsgroep over de bijbehorende nieuwbouw te overleggen.

De omvang van de bedragen voor de afstoting van de waarde en restwaarde dienen te worden gedaan door een onafhankelijk taxateur.

De subsidieaanvrager dient te verklaren dat in of op de af te stoten locatie tien jaar geen zorg, behoudens thuiszorg, meer wordt geleverd.

De aanvrager kan er ook voor kiezen een notarisakte te overleggen dat de locatie is verkocht. Dit is de verkoopakte zoals te doen gebruikelijk in het rechtsverkeer bij de vervreemding van vastgoed.

Voor de aanvraag voor nieuwbouw

De aanvrager overlegt:

  • het Definitief ontwerp van de te realiseren nieuwbouw;

  • het positieve advies van de toetsgroep over het Definitief ontwerp;

  • een overzicht van de te realiseren plaatsen en

Voor het laatste stuk geldt dat deze logischerwijs worden opgesteld in het kader van het bouwproces en dus geen extra administratieve last met zich meebrengen. Bij de verantwoording dient de aanvrager bij de definitieve vaststelling van de subsidie het opleveringsverslag te overleggen, waaruit blijkt dat conform het Definitief ontwerp is gebouwd. Ook dit is een gebruikelijke stap in het bouwproces.

Voor de projectorganisatie

Eén van de partijen kan een aanvraag indienen voor de inrichting van de projectorganisatie, zoals genoemd in het Groninger Zorgakkoord. Deze partij overlegt een projectbegroting.

Op het moment van publicatie van de onderhavige regeling is de inschatting dat de volgende aanvragen zullen worden ingediend: 7 aanvragen voor voorbereidingskosten nieuwbouw en realisatie nieuwbouw, 20 aanvragen voor afstoting panden en 1 aanvraag voor het inrichten van de projectorganisatie.

Tabel regeldruk Subsidieregeling aardbevingsbestendige zorg Groningen

Aantal aanvragen

Aanvraag voor

Stap

Aantal uren

Prijs

Prijs aanvraag

Totaal alle aanvragen

7

Aanvraag voorbereidingskosten

Indienen advies toetsgroep

1

54

54

378

subtotaal

         

378

7

Subsidie nieuwbouw

Indienen reactie toetsgroep visie en haalbaarheidsdocument

1

54

54

378

   

Indienen opdrachtverstrekking bouw.

1

54

54

378

   

Opleveringsverslag opsturen.

1

54

54

378

subtotaal

         

1.134

1

Aanvraag projectorganisatie

Begroting projectorganisatie maken

4

54

216

216

subtotaal

         

216

20

Afstoten gebouwen

Indienen taxatierapport of bedrijfswaardeberekening

16

54

864

17.280

   

Verklaring Zorgkantoor

1

54

54

1.080

   

Notaris kettingbeding laten opnemen.

3

54

162

3.240

subtotaal

         

21.438

totaal

         

€ 23.328

Er is steeds uitgegaan van een hoogopgeleide medewerker.

Artikelsgewijs

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Definities

In artikel 1 wordt het aardbevingsgebied Groningen gedefinieerd. Daarbij wordt niet uitgegaan van de seismische hazardkaart van het KNMI uit 2017 omdat deze ten tijde van publicatie van deze regeling niet meer actueel is en er gewerkt wordt aan een nieuwe versie. Er wordt daarom aangehaakt bij het werkgebied van de Nationaal Coördinator Groningen: de gemeenten Delfzijl, Appingedam, Loppersum, Het Hogeland, Midden-Groningen, Oldambt en Groningen, voor wat betreft het grondgebied van de plaats Ten Boer. De gemeente Ten Boer is op 1 januari 2019 opgegaan in de gemeente Groningen, samen met de voormalige gemeente Haren. Het werkgebied van de Nationaal Coördinator Groningen, beslaat alleen het geografische gebied van de voormalig gemeente Ten Boer. Dit is dan ook het gebied dat onder de definitie van het aardbevingsgebied valt.

Voor wat betreft de definities van het Definitief ontwerp, de toetsgroep en het Visie- en haalbaarheidsdocument wordt zo veel mogelijk aangesloten bij het Groninger Zorgakkoord en de onderliggende reglementen.

Onder de definitie van instellingen worden alleen zorginstellingen en woningcorporaties aangemerkt die partij zijn bij het Groninger Zorgakkoord. Hiervoor is gekozen omdat er aan wordt gehecht dat aanvragers de zorgvisie en bijbehorende ambitie en doelstellingen onderschrijven. Deze partijen hebben zich gecommitteerd om in samenwerking met elkaar toekomstbestendige, kwalitatief goede en continue zorg te leveren. Daarbij leveren zij allen een aanzienlijke bijdrage aan deze zorg in de vorm van eigen middelen. Zij onderschrijven allen de opgave en de urgentie voor het gebied om op een andere manier in de vraag naar zorg te voorzien. De demografische ontwikkeling, de schaarste aan personeel, de toenemende complexiteit van de zorgvraag worden beantwoord met een bundeling van expertise en andere inrichting van de infrastructuur van de zorg. Overigens staat het instellingen vrij om (met toestemming van de andere partijen) tot dit convenant toe te treden.

Onder nieuwbouw worden zorglocaties verstaan waarvan het tijdstip van eerste ingebruikneming ligt na inwerkingtreding van deze subsidieregeling. Onderhouds- of renovatiewerkzaamheden komen hiervoor niet in aanmerking. Er is enkel sprake van nieuwbouw indien de voorgaande onroerende zaak als zodanig heeft opgehouden te bestaan. Dat wil zeggen dat deze gesloopt dient te zijn tot ten minste de fundamenten.

Voor de te realiseren nieuwbouw is uiteraard relevant dat deze voldoen aan de meest recente NEN-norm voor aardbevingsbestendig bouwen. Op het moment van publicatie van de regeling is de meest recente norm: NEN-norm voor aardbevingsbestendig bouwen NPR 998:2018, beoordeling van constructieve veiligheid van een gebouw bij nieuwbouw, verbouw en afkeuren – Geïnduceerde aardbevingen – Grondslagen, belastingen en weerstanden, november 2018.

Voor subsidie voor het realiseren van nieuwbouw is het noodzakelijk een onderscheid te maken tussen dagbestedingsplaatsen, intramurale plaatsen en kinderdagcentrumplaatsen. Zie daarvoor ook de artikelsgewijze toelichting. Voor zover hier reeds definities in de Wlz voor bestaan, is daar zo veel mogelijk bij aangehaakt. Voor 88 aanleunwoningen in het Complex Wiemersheerd te Loppersum is besloten deze ook als intramurale plaatsen aan te merken. Het gaat daarbij meer specifiek om:

  • Complex Wiemensheerd, ’t Hoge Heem, oneven nummers, 9919 HK, Loppersum;

  • Complex Wiemensheerd, ’t Hoge Heem, even nummers, 9919 HL, Loppersum;

  • Complex Wiemensheerd, Dr. P.J. van Leeuwenhof, 9919 GA, Loppersum;

Er is gekozen om deze woningen als intramurale plaatsen aan te merken, omdat de wijze van financiering vergelijkbaar is met die van de intramurale plaatsen.

Ook voor 77 plaatsen die in het expertisecentrum in Delfzijl worden gerealiseerd en waar geriatrische revalidatiezorg en geestelijke gezondheidszorg zal worden geboden, is besloten de nieuwbouw te subsidiëren met een vergelijkbaar bedrag als bij intramurale plaatsen. De reden hiervoor is dat tot recent een sterke verwevenheid is geweest met de intramurale zorg en bijvoorbeeld geriatrische revalidatiezorg vaak nog in het verpleeghuis wordt geleverd. De plekken zijn dus vergelijkbaar met plaatsen in de intramurale zorg.

Artikel 1.2 Voorwaarden voor subsidie

Een activiteit komt slechts eenmaal voor subsidie op grond van onderhavige regeling in aanmerking. Dit om dubbelfinanciering te voorkomen.

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIE VOOR VOORBEREIDING NIEUWBOUW

Voor wat betreft het tweede hoofdstuk van de onderhavige subsidieregeling is de Kaderregeling van overeenkomstige toepassing, behalve artikel 7.5, tweede lid.

Er is sprake van subsidies voor meetbare prestatie-eenheden als bedoeld in artikel 1.5 onder c, van de Kaderregeling. De subsidie wordt dus vastgesteld op een bedrag per gerealiseerde prestatie-eenheid, waarvan de hoogte door de minister bij de verlening is genoemd, voor ten hoogste het maximum aantal prestaties dat door de minister bij verlening is genoemd.

Artikel 2.1 Subsidiabele activiteiten

Omdat instellingen in Groningen al kosten maken voor het realiseren vannieuwbouw voordat zij een positief advies over het Definitief ontwerp hebben ontvangen van de toetsgroep is het wenselijk om ook subsidie te verstrekken voor voorbereidingskosten voor het realiseren van nieuwbouw. Daar biedt hoofdstuk 2 de mogelijkheid voor.

De voorbereidingskosten die worden gesubsidieerd onder het tweede hoofdstuk worden op grond van het vierde hoofdstuk weer afgetrokken van het totale subsidiabele bedrag voor de nieuwbouw.

Artikel 2.2 Hoogte van de subsidie

De subsidie voor de voorbereidingskosten van nieuwbouw bedraagt ten hoogste € 750.000 per beoogde zorglocatie.

Voor dit bedrag is gekozen omdat dit door deskundigen wordt gezien als een redelijk bedrag om de activiteiten voor de voorbereiding voor de nieuwbouw uit te voeren, met name de activiteiten die leiden tot het Definitief ontwerp.

Het bedrag van € 750.000 is het normbedrag voor de meetbare prestatie-eenheid (voorbereiding) die wordt verricht.

Artikel 2.3 Voorwaarden voor subsidie

Subsidie als in het onderhavige hoofdstuk wordt uitsluitend verstrekt aan instellingen die een positieve reactie van de toetsgroep hebben ontvangen op het Visie- en haalbaarheidsdocument waaruit blijkt dat de toetsgroep dit document een voldoende basis vindt voor nadere uitwerking van de bouwplannen in een definitief ontwerp.

Daarnaast wordt deze subsidie alleen verstrekt aan instellingen die ten minste 20 nieuwbouwplaatsen zullen realiseren. Als er minder plaatsen worden gerealiseerd is het normbedrag voor de voorbereidingskosten in verhouding zo hoog dat de subsidie op grond van hoofdstuk 4 op een negatief bedrag uit zou komen. Dat is een onwenselijk effect. Daarbij komt dat voor kleinere locaties de inschatting is dat zij de voorbereidingskosten zelf kunnen dragen.

Artikel 2.4 Aanvraag tot verlening en bevoorschotting

In aanvulling op artikel 3.3 van de Kaderregeling bevat de aanvraag tot verlening het Visie- en haalbaarheidsdocument en een positieve reactie van de toetsgroep hierop. Dit omdat dan duidelijk is dat er een concreet plan is voor nieuwbouw (en er dus niet slechts wordt afgestoten) en de visie op de nieuwbouw past binnen de ontwikkeling van de zorgvisie en realiseerbaar is.

Omdat bij de subsidie een vast normbedrag wordt verleend voor de activiteiten, wordt het niet noodzakelijk geacht dat de aanvraag tot verlening een begroting bevat.

De minister verleent bij het besluit tot verlening van de subsidie een voorschot van tachtig procent van het volledige bedrag van de verlening. Dit omdat verwacht wordt dat de voorbereidingskosten zich snel voordoen.

Artikel 2.5 Aanvraag tot vaststelling

Voor vaststelling wordt afgeweken van de Kaderregeling. Het gaat hierbij met name om de wijze waarop moet worden aangetoond dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen. Dit wordt aangetoond door middel van het overleggen van een positief advies van de toetsgroep over het Definitief ontwerp. Daarmee wordt voldoende aangetoond dat de kosten voor de voorbereiding van de bouw zijn gemaakt. Daarnaast wordt deze subsidie in mindering gebracht bij de subsidie voor nieuwbouw als bedoeld in het vierde hoofdstuk van deze regeling. Het overleggen van een assurancerapport, zoals wel gebruikelijk is onder artikel 7.5 van de Kaderregeling, heeft dan geen aanvullende waarde. Daarom is dat voor de aanvraag tot vaststelling niet vereist.

Voor het overige wordt wel aangesloten bij de Kaderregeling. Dat betekent dat de aanvraag tot vaststelling moet worden ingediend binnen 22 weken na de datum waarop de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, uiterlijk moeten zijn verricht, of binnen 22 weken na afloop van het boekjaar waarvoor de subsidie is verleend.

HOOFDSTUK 3. SUBSIDIE VOOR HET AFSTOTEN VAN BESTAANDE PANDEN BINNEN AARDBEVINGSGEBIED

Artikel 3.1 Toepasselijkheid Kaderregeling

Op de subsidieverstrekking op grond van deze regeling is de Kaderregeling van toepassing. Artikel 3.1 geeft enkele uitzonderingen hierop voor het derde hoofdstuk van deze regeling. Op het onderhavige hoofdstuk zijn artikelen 1.5, 3.1 tot en met 3.2, tweede lid, en 7.1 tot en met 7.8 van de Kaderregeling niet van toepassing.

Op grond van artikel 3.2, tweede lid, van de Kaderregeling wordt de aanvraag tot verlening van een subsidie in ieder geval ingediend voor aanvang van de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Het is voor deze regeling echter wenselijk om het mogelijk te maken een aanvraag in te dienen in de periode nadat de subsidiabele activiteiten hebben plaatsgevonden. Pas nadat de panden zijn afgestoten kunnen immers pas de kosten hiervan worden berekend. Daarom is artikel 3.2 van de Kaderregeling buiten toepassing verklaard. Hetzelfde geldt voor artikelen 1.5, 3.1 en 7.1 tot en met 7.8 omdat deze artikelen voorzien in arrangementen die niet aansluiten bij de wensen voor de huidige subsidieregeling.

Artikel 3.2 Subsidiabele activiteiten

Zoals hierboven omschreven is het wenselijk om voor het afstoten van bepaalde panden subsidie te verstrekken. Er is gekozen om slechts subsidie te verstrekken ten behoeve van het afstoten van de panden genoemd in Bijlage I van het Groninger Zorgakkoord.

Voor deze panden geldt dat het, gelet op de zorgvisie, niet logisch is om te versterken. Het is voor duurzame zorg nodig om oude panden af te stoten en nieuwbouw te realiseren. In deze situaties mag er geen zorg meer geleverd worden in de panden die afgestoten worden, terwijl er tegelijkertijd nieuwbouw voor deze plaatsen in de zorg wordt gerealiseerd. Dit leidt tot een verlies in waarde dat niet door de bestaande zorgaanbieders opgevangen kan worden.

Artikel 3.3 Hoogte van de subsidie voor het afstoten van panden

De hoogte van de subsidie voor het afstoten van bestaande panden bestaat uit de waarde van de betreffende locatie, minus de restwaarde van de locatie zoals deze is vastgesteld door een onafhankelijk taxateur, met peildatum 31 december 2018.

Voor deze peildatum is gekozen omdat er op het moment van inwerkingtreding van de subsidieregeling reeds taxaties zijn gedaan op deze peildatum ten behoeve van de subsidieregeling. Om alle aanvragen gelijk te behandelen wordt gekozen voor een vaste peildatum voor het bepalen van waardeverliezen.

Voor de taxatie voor de waarde wordt de aanname gedaan dat er geen aardbevingsschade aan de panden is ontstaan. Aan de taxaties voor de restwaarde ligt de aanname ten grondslag dat er geen versterkingsmiddelen beschikbaar zijn, dat er op de locatie geen zorg terugkomt, behoudens thuiszorg en dat de panden leeg worden opgeleverd. De reden voor deze aannames, is dat op de werkelijke waarde op deze wijze het meest zuiver wordt benaderd.

Voor de restwaarde geldt op deze wijze de feitelijke waarde bij herbestemming.

Bij de wijze van berekening van de waarde wordt onderscheid gemaakt tussen subsidies aan zorginstellingen en subsidies aan woningcorporaties.

Voor subsidies aan zorginstellingen hebben onafhankelijke taxateurs de waarde vastgesteld op basis van een systematiek gebaseerd op de zogenoemde Discounted Cash Flow methode. Deze methodiek geeft het meest zuivere beeld van de waarde van een onderneming omdat hierbij rekening gehouden wordt met de toekomst. De hypothetische toekomstige inkomsten uit integrale tarieven voor de zorg worden hierbij dus meegenomen. Dit wordt een betere benadering geacht dan de boekwaardes die gebaseerd zijn op het hele proces van de zorginstelling, omdat zorg en vastgoed worden losgekoppeld.

Daarnaast wordt deze benadering voor zorginstellingen geacht beter vergelijkbaar te zijn met de methode van boekwaardebepaling van de woningcorporaties, waarbij ook de aandacht uitgaat naar de huuropbrengsten van het vastgoed.

Voor subsidies aan woningcorporaties is de berekening van het waardeverlies gebaseerd op de meest recente versie van het Handboek modelmatig waarderen marktwaarde. Als peildatum voor taxatie van restwaarde voor het waardeverlies geldt, net als bij de zorginstellingen, 31 december 2018, zoals deze is vastgesteld in het door de woningcorporatie vastgestelde jaarverslag in 2019.

De waardes van de af te stoten zorginstellingen zijn uiteengezet in Bijlage I.

Er is gekozen voor verschillende berekeningssystematieken omdat woningcorporaties en zorginstellingen op andere wijze toekomstige kasstromen inrichten. Waar woningcorporaties een inkomstenstroom uit huur hebben, krijgen zorginstellingen via de zorgprestaties een vergoeding voor vastgoed. De berekeningssystematieken benaderen zo veel mogelijk de daadwerkelijke waarde.

Artikel 3.4 Voorwaarden voor subsidie

In artikel 3.4 zijn een aantal voorwaarden neergelegd waaraan moet worden voldaan alvorens in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie op grond van het onderhavige hoofdstuk van de regeling.

Op grond van dit hoofdstuk wordt slechts subsidie verstrekt voor activiteiten die aanvangen na de datum van inwerkingtreding van deze regeling. Op deze manier wordt het stimulerend effect van deze regeling geborgd. Er wordt dus geen subsidie verstrekt voor panden die reeds zijn afgestoten voor inwerkingtreding van deze regeling.

Logischerwijs wordt er alleen subsidie verstrekt voor het afstoten van panden als dit afstoten leidt tot een verlies in waarde. Daarom wordt subsidie uitsluitend verstrekt indien de zorglocatie is verkocht aan een derde of als er geen zorg meer plaatsvindt in de betreffende de zorglocatie. In beide gevallen moet worden verklaard dat er in dit pand geen zorg meer zal worden geleverd.

Hiervoor is gekozen omdat anders het risico bestaat dat overcapaciteit in het gebied wordt gesubsidieerd. De zorg zou dan verspreid worden over te veel locaties waardoor de benodigde bundeling van zorg en expertise niet tot stand komt. Dit komt de kwaliteit van de zorg niet ten goede.

Het bovenstaande sluit uiteraard niet uit dat er subsidie kan worden verstrekt voor het afstoten van een locatie, waarbij er op hetzelfde terrein nieuwbouw zal worden gerealiseerd.

Artikel 3.5 Subsidieplafond

De hoogte van het subsidieplafond is € 82.000.000. Dit sluit aan bij de verwachte aanvragen voor subsidies voor het afstoten van panden. Het uit hoofde van het plafond beschikbare bedrag wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van aanvragen.

Artikel 3.6 Wijze van subsidieverstrekking

Subsidie wordt zonder voorafgaande verlening direct vastgesteld op een bedrag waarvan de hoogte door de minister bij vaststelling wordt genoemd. Directe vaststelling achteraf ligt voor de hand omdat de subsidie pas wordt verstrekt indien de panden zijn afgestoten.

Artikel 3.7 Aanvraag tot vaststelling

De aanvraag tot vaststelling van de subsidie gaat vergezeld van het officiële taxatierapport van de af te stoten locatie die mede is ondertekend door het Rijksvastgoedbedrijf, een berekening van de waarde van de locatie overeenkomstig artikel 3.3 door een onafhankelijk taxateur en een positief advies van de toetsgroep over het Definitief ontwerp van de te realiseren nieuwbouw.

Het is wenselijk dat het Rijksvastgoedbedrijf het officiële taxatierapport mede ondertekent, omdat het een integraal en onderling vergelijkbaar beeld heeft van de zorg in het gebied en ter verificatie van de restwaarde. Het positieve advies van de toetsgroep is nodig omdat met deze regeling gestimuleerd wordt dat er nieuwbouw wordt gepleegd nadat ‘oude’ locaties worden afgestoten. Indien er slechts locaties afgestoten zouden worden, zonder dat er nieuwbouw gepleegd zou worden, wordt dat doel niet gerealiseerd. Een positief advies van de toetsgroep op een definitief ontwerp duidt erop dat er concrete en haalbare plannen zijn voor nieuwbouw.

HOOFDSTUK 4. SUBSIDIE VOOR TE REALISEREN NIEUWBOUW

Artikel 4.1 Toepasselijkheid Kaderregeling

Op de subsidieverstrekking op grond van deze regeling is de Kaderregeling van toepassing. Artikel 4.1 maakt hierop een uitzondering voor het vierde hoofdstuk van de Kaderregeling. Op dit hoofdstuk van de regeling is artikel 4.3 van de Kaderregeling niet van toepassing. Op grond van dit artikel wordt een projectsubsidie voor ten hoogste 5 jaren verleend. Het is voor subsidies voor te realiseren nieuwbouw echter wenselijk om deze periode te verlengen omdat de betreffende nieuwbouw meer tijd in beslag kan nemen.

Voor het overige is de Kaderregeling van toepassing. Subsidies op grond van dit hoofdstuk zijn subsidies voor meetbare prestatie-eenheden, als bedoeld in artikel 1.5, onder b, van de Kaderregeling. De wijze van verlening en vaststelling staan verder uitgeschreven onder de artikelsgewijze toelichting van artikel 4.5.

Artikel 4.2 Subsidiabele activiteiten

Op grond van het vierde hoofdstuk kan subsidie worden verstrekt voor het realiseren van nieuwbouw voor zorglocaties in het aardbevingsgebied Groningen. Deze subsidie ondersteunt bij het realiseren van nieuwbouw door een deel van de meerkosten te dekken die voortkomen uit de noodzaak tot een verzwaarde aardbevingsbestendige constructie. Daarbij beoogt de subsidie ook te compenseren voor verhoogde kosten die tot stand komen door de tijdsdruk van de bouw, in combinatie met een krappe markt voor aannemers in de bouw.

Er is gekozen om specifiek het realiseren van intramurale plaatsen en dagbesteding of kinderdagcentrumplaatsen te subsidiëren. Uit de Zorgvisie, (Bevings-)bestendige zorg in Groningen, Toekomstperspectief en versterken van 8 oktober 2018, bleek dat dit type zorg nodig is om de continuïteit en kwaliteit van de langdurige zorg in Groningen te waarborgen. Deze visie is ook meegenomen bij het opstellen van het Groninger Zorgakkoord. Voorts is er een onderscheid gemaakt in de subsidiëring tussen deze drie soorten plaatsen vanwege het (grote) verschil in kosten die gemaakt moeten worden om dergelijke plaatsen te realiseren.

Er worden ten hoogste 915 plaatsen vergoed op grond van deze subsidieregeling. Dit aantal bestaat uit 800 intramurale plekken, 85 plaatsen voor dagbesteding en 30 plaatsen in kinderdagcentra. Deze aantallen zijn gebaseerd op de Zorgvisie, die voortbouwt op een demografische analyse: Toekomstperspectief op zorg in de aardbevingsregio, 12 september 2017, Bureau HHM in combinatie met de vraagstukken rond de versterkingsopgave van de zorg.

Per zorglocatie kan ten eenmaal subsidie worden verstrekt. Hiervoor is gekozen om samenwerking tussen partijen te bevorderen. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een situatie waarbij een aanvrager door faillissement de beoogde activiteiten niet meer kan afronden. Het zou dan onbillijk zijn om een andere aanvrager niet de mogelijkheid te geven alsnog nieuwbouw voor deze locatie te realiseren.

Artikel 4.3 Hoogte van de subsidie

De hoogte van de subsidie voor het realiseren van nieuwbouw bestaat uit een bedrag dat wordt berekend aan de hand van normbedragen voor het aantal te realiseren plaatsen.

De normbedragen dekken niet het gehele bedrag van de nieuwbouw. Instellingen dragen zelf het overgrote deel van de kosten voor nieuwbouw, naar schatting € 153 mln.

De normbedragen zijn gebaseerd op de investeringsbedragen voor vastgoed uit de beleidsregels voor integrale tarieven van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Daarbij zijn de aanvullende kosten voor aardbevingsbestendig bouwen en bouwen in een verhitte markt meegenomen. Deze zijn berekend in de rapportage: ‘Een verkenning van de financiële consequenties van het plan Belevingsbestendige Zorg, Nationaal Coördinator Groningen,’ Twijnstra en Gudde, 1 november 2018.

De minister zal de normbedragen jaarlijks indexeren in verband met inflatie conform de systematiek van de normatieve huisvestingscomponent, zoals vermeld in de Beleidsregel van de NZa ‘Normatieve huisvestingscomponent (nhc) en normatieve inventariscomponent (nic) gespecialiseerde ggz, forensische zorg en langdurige zorg (BR/REG-19115).’ De subsidieregeling zal overeenkomstig worden aangepast.

Artikel 4.4 Voorwaarden voor de subsidie

Een positief advies van de toetsgroep over het Definitief ontwerp is noodzakelijk voor verlening van subsidie. Hiermee wordt gegarandeerd dat het Definitief ontwerp past binnen de Zorgvisie en realiseerbaar wordt geacht en past binnen de randvoorwaarden zoals neergelegd in het Groninger Zorgakkoord. De toetsgroep bekijkt of het ontwerp voldoet aan de ambitie en doelstellingen van de Zorgvisie.

Artikel 4.5 Aanvraag tot verlening en bevoorschotting

In aanvulling op artikel 3.3 van de Kaderregeling bevat de aanvraag tot verlening een definitief ontwerp van de te realiseren nieuwbouw, een overzicht van de te realiseren plaatsen en een positief advies van de toetsgroep over het Definitief ontwerp.

Omdat bij de subsidie een vast normbedrag wordt verleend voor de activiteiten wordt het niet noodzakelijk geacht dat de aanvraag tot verlening een begroting bevat.

In het bij de aanvraag gevoegde advies over het Definitief ontwerp laat de toetsgroep zich uit over de inpasbaarheid van het Definitief ontwerp binnen de zorgvisie en de mate waarin de doelstellingen en ambities hieruit worden gerealiseerd.

Er is gekozen voor een voorschot van 80 procent, dat gelijkmatig over het aantal maanden waarvoor de subsidie wordt verleend zal worden betaald.

Artikel 4.6 Aanvullende verplichtingen

Nieuwbouw wordt gerealiseerd binnen 5 jaar na verlening van subsidie. Voor deze termijn is gekozen omdat dit een reële termijn wordt geacht.

De minister kan, ontheffing verlenen van deze termijn met ten hoogste twee jaar in geval van onvoorziene omstandigheden zoals vertraging door bodemsanering, vertraging op grond van de Flora- en faunawet, of faillissement van aannemers.

Als na deze periode van zeven jaar de nieuwbouw waarvoor subsidie is verkregen nog steeds niet is gerealiseerd, wordt deze vastgesteld op ten hoogste 80 procent van het volledige bedrag van de verlening. Dat betekent dat de 20 procent die niet is bevoorschot in ieder geval niet uitgekeerd zal worden. De subsidie kan ook lager vastgesteld worden dan bovengenoemde 80 procent. Er is de wens om te kunnen differentiëren tussen bijvoorbeeld een subsidie waar in zeven jaar in het geheel niks is verricht en een project waarbij de nieuwbouw bijna gefinaliseerd is, maar nog niet helemaal. In beginsel geldt voor beide bovenstaande voorbeelden dat er nul meetbare prestatie-eenheden zijn verricht (ze zijn in beide gevallen niet afgerond). Differentiatie tussen beide gevallen zou echter wel logisch zijn. Er zal van geval tot geval worden beoordeeld op welk bedrag de subsidie dient te worden vastgesteld.

Logischerwijs dient de nieuwbouw te voldoen aan de meest recente NEN-norm voor aardbevingsbestendig bouwen. Op het moment van publicatie van de regeling is de meest recente norm: NEN-norm voor aardbevingsbestendig bouwen NPR 998:2018, beoordeling van constructieve veiligheid van een gebouw bij nieuwbouw, verbouw en afkeuren – Geïnduceerde aardbevingen – Grondslagen, belastingen en weerstanden, november 2018. Voor de aanvragen zal telkens de meest recente NEN-norm ten tijde van het moment van aanvraag worden aangehouden. Deze norm blijft dan gelden gedurende het gehele subsidieproces.

Artikel 4.7 Aanvraag tot vaststelling

Voor wat betreft de Kaderregeling wordt aangesloten bij artikel 7.5 van de Kaderregeling. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie gaat in aanvulling op dit artikel vergezeld van een opleveringsverslag.

Met het getekende opleveringsverslag wordt gecontroleerd of de bouw is gerealiseerd conform het bestek van het Definitief ontwerp.

HOOFDSTUK 5. SUBSIDIE VOOR HET INRICHTEN VAN DE PROJECTORGANISATIE

Voor wat betreft het vijfde hoofdstuk van de onderhavige subsidieregeling is de Kaderregeling van overeenkomstige toepassing. Er is sprake van een subsidie waarbij wordt aangetoond dat de te subsidiëren activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen, en waarbij tevens rekening en verantwoording wordt afgelegd omtrent de met de gesubsidieerde activiteiten samenhangende kosten en opbrengsten, in de zin van artikel 1.5, onder d, van de Kaderregeling

Artikel 5.1 Subsidiabele activiteiten en hoogte van de subsidie

De minister kan subsidie verstrekken aanéén zorginstelling voor het inrichten van de projectorganisatie.

Subsidiabele kosten zijn daarom met name personele kosten en materiële kosten van de vaste bezetting. Activiteiten zijn, naast de inhuur van leden, de ondersteuning van projectvoorstellen door de projectorganisatie en het zorgen voor kennisdeling tussen projecten onderling, bijvoorbeeld op het gebied van duurzame bouw, optimale integratie in de wijk en innovatie en e-health. Bij e‑health gaat het om systemen die in de bouw toegepast kunnen worden, zoals bijvoorbeeld vloersensoren, camera’s en infrastructuur voor alarmering.

Het is wenselijk om deze activiteiten te subsidiëren om te stimuleren dat kennis en ervaringen effectief en tijdig worden gedeeld met instellingen. Zo wordt voorkomen dat kennis verloren gaat.

HOOFDSTUK 6. SLOTBEPALINGEN

Artikel 6.1 Inwerkingtreding en vervaldatum

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiermee wordt afgewezen van de vaste verandermomenten. Dit is wenselijk gelet op het belang van kenbaarheid van de regeling. Het biedt de aanvragers meer tijd om hun aanvraag voor te bereiden.

De regeling vervalt met ingang van 1 april 2030, met dien verstande dat deze regeling van toepassing blijft op een subsidie die krachtens deze regeling is verstrekt.

De looptijd van de regeling is daarmee langer dan gebruikelijk op grond van de Comptabiliteitswet. Het is in het geval van deze regeling echter wenselijk een langere looptijd aan te houden omdat het gaat om eenmalige subsidies aan een beperkte groep subsidieontvangers die op zichzelf al een langere looptijd kunnen hebben dan de regeling.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge


X Noot
1

Zorgvisie, (Bevings-)bestendige zorg in Groningen, Toekomstperspectief en versterken van 8 oktober 2018.

X Noot
2

‘Het Groninger Zorgakkoord’ getekend op 11 maart 2019, zie ondermeer TK 31 765 nr. 394.

Naar boven