TOELICHTING
ALGEMEEN
Deze wijzigingsregeling bevat een aantal aanpassingen van de Regeling verstrekkingen
bepaalde categorieën vreemdelingen (hierna: Rvb). Een categorie vreemdelingen ten
aanzien van wie het COA belast was met het voorzien in de noodzakelijke bestaansvoorwaarden,
wordt uit de regeling geschrapt omdat er geen personen meer zijn die aan de voorwaarden
voldoen. Voorts wordt een algemene bepaling opgenomen die regelt dat er geen aanspraak
op Rvb-verstrekkingen bestaat indien anderszins in de noodzakelijke bestaansvoorwaarden
van de betreffende vreemdelingen wordt of is voorzien. Ook bevat deze regeling een
aantal wijzigingen die verband houden met de Participatiewet, waaronder veranderingen
in de percentages op basis waarvan de hoogte van de financiële toelage wordt berekend.
De invoeringstermijn van deze regeling bedraagt minder dan twee maanden.
Hiermee wordt afgeweken van het in het Kabinetsstandpunt inzake Vaste Verandermomenten
neergelegde uitgangspunt. Ook de inwerkingtredingsdatum wijkt af van de vaste verandermomenten.
Deze uitzonderingen zijn toegestaan omdat deze regeling, gelet op de doelgroep, ongewenste
nadelen voorkomt en omdat het reparatiewetgeving betreft (Aanwijzing 4.17, vijfde
lid, onder a en c, van de Aanwijzingen voor de regelgeving). Het COA, dat belast is
met de uitvoering van deze regeling, is hierop voorbereid.
ARTIKELSGEWIJS
A (artikel 1)
In artikel 1 vervalt de definitie van ‘kind’ (ten laste komend kind als bedoeld in
de Participatiewet) en wordt de definitie van ‘echtgenoot’ (echtgenoot als bedoeld
in de Participatiewet) aangepast. De verwijzing naar de Participatiewet in de definitie
van ‘kind’ is niet meer juist. In die wet wordt een ten laste komend kind gedefinieerd
als een kind voor wie kinderbijslag wordt betaald. Voor een kind als bedoeld in de
Rvb wordt echter geen kinderbijslag en kindgebonden budget betaald omdat de Rvb betrekking
heeft op een kind dat (nog) niet beschikt over een verblijfsververgunning. Een nieuwe
definitie van kind wordt niet nodig geacht.
Omdat de verwijzing naar de Participatiewet in de definitie van ‘kind’ is geschrapt
is omwille van de consistentie de verwijzing naar die wet ook uit de definitie van
‘echtgenoot’ gehaald. De aangepaste omschrijving van ‘echtgenoot’ sluit aan bij de
definitie in het reguliere vreemdelingenbeleid. Verder wordt in verband met de wijziging
van artikel 6 van deze regeling, aan artikel 1 het begrip ‘alleenstaande ouder’ toegevoegd.
De definitie van dit begrip is ingegeven door de bepaling in de Participatiewet, waarbij
de verwijzing in die wet naar ‘ten laste komend kind’ achterwege is gelaten, en de
omschrijving van ‘verzorger’ in artikel 1, onderdeel h, van de Rvb.
B (artikel 2)
In artikel 2, eerste lid, onderdeel c, wordt de verwijzing naar opvang op grond van
de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva
2005) of de Regeling opvang asielzoekers (Roa) geschrapt omdat aan artikel 3 een vierde
lid is toegevoegd. Daarin wordt bepaald dat er geen recht op verstrekkingen ingevolge
de Rvb bestaat, indien al op andere wijze in de noodzakelijke bestaansvoorwaarden
wordt of is voorzien. De uitsluiting in onderdeel c van Rvb-verstrekkingen in het
kader van gezinshereniging of gezinsvorming op grond van de Rva 2005 of de Roa, is
daarmee overbodig.
De categorie in onderdeel d is niet meer actueel omdat er geen reguliere aanvragen
van voor 1 juli 1998 meer openstaan. Zie ook het algemene deel hierboven. In onderdeel
d is een nieuwe categorie vreemdelingen opgenomen die in aanmerking komt voor een
financiële toelage op grond van de Rvb. Het betreft slachtoffers van mensenhandel
aan wie op grond hiervan een verblijfsvergunning is verleend en die hier te lande
verblijven met één of meer minderjarige kinderen. Sinds 1 januari 2016 is de eenoudertoeslag
in de bijstand voor het kind (20% van de gezinsnorm) vervallen en de uitkering vastgesteld
op 70% van de gezinsnorm. Op grond van de Participatiewet wordt die 20% uitgekeerd
door de Belastingdienst in de vorm van een kindgebonden budget. Bij slachtoffers van
mensenhandel aan wie op grond van de aangifte snel (binnen 24 uur na de aangifte van
mensenhandel) een verblijfsvergunning is verleend doet zich de situatie voor dat het
kind/de kinderen nog geen verblijfsvergunning heeft/hebben omdat onderzoek nodig is
of aan de voorwaarden wordt voldaan. Hiermee kan enige tijd gemoeid zijn, bijvoorbeeld
omdat er nog geen geboorteakte van het kind/de kinderen beschikbaar is. Zolang geen
verblijfsvergunning is verleend aan het kind/de kinderen en deze niet is/zijn ingeschreven
in de Basisregistratie personen, is er geen recht op het kindgebonden budget. Deze
situatie doet zich niet voor bij slachtoffers van eergerelateerd geweld of huiselijk
geweld omdat eerst een beslissing op de aanvraag om een verblijfsvergunning wordt
genomen als het dossier van de ouder en het kind/de kinderen compleet is. Het nieuwe
onderdeel d in verbinding met artikel 6, tweede lid, onder d, maakt het mogelijk dat
bovenstaande 20% van de gezinsnorm op grond van deze regeling wordt betaald totdat
aan het kind/de kinderen een verblijfsvergunning is verleend en een burgerservicenummer
is toegekend.
C (artikel 3)
In het derde lid wordt de verwijzing naar artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van
de Wet COA veranderd in een verwijzing naar artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van
die Wet. In artikel 3, derde lid, onderdeel a, is immers geen sprake van een opvangcentrum
zoals bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Rvb, maar van ‘de materiële en immateriële
opvang van asielzoekers’. Daarnaast sluit de term ‘opvangvoorziening’ in plaats van
‘opvangcentrum’ beter aan bij de in de Wet COA en de Rva 2005 gehanteerde terminologie.
Verder wordt aan artikel 3 een vierde lid toegevoegd, dat het mogelijk maakt dat het
COA een financiële toelage of de dekking van kosten van medische verstrekkingen weigert
indien op andere grond dan de Rvb in de noodzakelijke bestaansvoorwaarden wordt of
is voorzien. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan gevallen waarin de vreemdeling
al verstrekkingen ontvangt om in de noodzakelijke bestaansvoorwaarden te voorzien
omdat hij verblijft of, in de periode waarvoor de financiële toelage is gevraagd,
heeft verbleven in een gezinslocatie of een asielzoekerscentrum of omdat er al een
gemeentelijke uitkering wordt verstrekt.
D (artikel 4)
De categorieën i en j zijn samengevoegd tot één categorie vreemdelingen van 21 jaar
of ouder in onderdeel i. Hiermee wordt aangesloten bij de Participatiewet, waarin
de aparte categorie van 21- en 22-jarigen is vervallen. Als gevolg van de samenvoeging
is onderdeel j van artikel 4 overbodig.
E (artikel 6)
De foutieve verwijzing in het eerste lid naar artikel 21, onder c, van de Participatiewet
wordt gecorrigeerd. Artikel 21 heeft geen onderdeel c. Er dient verwezen te worden
naar de norm voor gehuwden tussen de 21 jaar en de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld
in artikel 21, onder b, van de Participatiewet.
In artikel 6, tweede lid, onderdeel a, sub 1, wordt bepaald dat echtgenoten die beiden
verblijf hebben vanwege mensenhandel, eergerelateerd geweld of huiselijk geweld, ieder
recht hebben op een financiële toelage die 50% van de berekeningsbasis bedraagt, verminderd
met het in aanmerking te nemen inkomen. Op basis van de oude, thans gewijzigde regel,
zouden zij elk een financiële toelage van 70% van de berekeningsbasis ontvangen, hetgeen
onnodig en onwenselijk is.
In artikel 6, tweede lid, onderdeel a, sub 2, wordt de berekening van de hoogte van
de financiële toelage (het percentage van de berekeningsbasis) nader gespecificeerd,
indien het betreft vreemdelingen die in Nederland verblijf hebben vanwege mensenhandel,
eergerelateerd geweld of huiselijk geweld. In de praktijk tot 1 januari 2016 bedroeg
de financiële toelage al lange tijd 90% van de berekeningsbasis indien het gaat om
een alleenstaande ouder tot wiens huishouding één of meer kinderen behoren. Zoals
hierboven vermeld is de eenoudertoeslag in de bijstand voor het kind (20% van de gezinsnorm)
vervallen en de uitkering vastgesteld op 70% van de gezinsnorm. Voor uitkering door
de Belastingdienst van die 20% in de vorm van een kindgebonden budget dient de ouder
in het bezit te zijn van een verblijfsvergunning. Slachtoffers van mensenhandel1, eergerelateerd geweld en huiselijk geweld die in afwachting zijn van de beslissing
op de aanvraag van de verblijfsvergunning, komen daarom niet in aanmerking voor het
kindgebonden budget. Omdat de slachtoffers hun eigen bijdrage voor de opvang uit de
Rvb betalen wordt de hoogte van de uitkering ook in deze situatie vastgesteld op 90%
van de gezinsnorm. Hiermee wordt artikel 6 op dit punt in overeenstemming gebracht
met de praktijk van voor 1 januari 2016. De uitkering wordt verstrekt totdat de ouder
een verblijfsvergunning heeft gekregen. Daarna is de Participatiewet van toepassing.
In onderdeel c van artikel 6, tweede lid, verandert het maximum van 10 procent van
de berekeningsbasis in 30 procent. Dit vloeit voort uit de omstandigheid dat de in
Nederland verblijvende echtgenoot tot wiens huishouden reeds één of meer kinderen
behoren op grond van de Participatiewet 70 procent ontvangt (indien er geen kostendelende
medebewoners zijn). Het bestaande onderdeel d in artikel 6, tweede lid, is opgenomen
in onderdeel c.
Zie voor toelichting op het nieuwe onderdeel d van artikel 6, tweede lid, de toelichting
bij artikel 2.
De wijziging van het tweede lid, onderdeel g, vloeit voort uit artikel 20, eerste
lid, onder a, van de Participatiewet, waarin voor jongeren van 18, 19 en 20 jaar de
norm voor algemene bijstand is opgenomen.
Zoals vermeld zijn in artikel 4 de categorieën i en j conform de Participatiewet samengevoegd
tot één categorie vreemdelingen van 21 jaar of ouder. Voor vreemdelingen in de leeftijd
van 23 jaar of ouder komt de financiële toelage op grond van artikel 6, tweede lid,
onder h, 50% van de berekeningsbasis te bedragen in plaats van 70%. Dit is gerechtvaardigd
omdat bij die 70% een toelage van 20% was inbegrepen voor alleenstaanden terwijl het
hier gaat om gezinsherenigers die inwonen bij hun bloedverwant (kostendelersnorm van
de bijstand). In artikel 6, tweede lid, onderdeel h, is verder voorzien dat wanneer
het gaat om een alleenstaande ouder die verblijf beoogt bij een Nederlands kind recht
bestaat op een toelage van 70% van de berekeningsbasis.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
A. Broekers-Knol