Verkeersbesluit opheffen laad- en losgelegenheid Westergracht

Logo Haarlem

Nr. 2020/286115

Burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem,

gelet op de Wegenwet, de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994), het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (hierna: RVV 1990), het Besluit Administratieve Bepalingen inzake het Wegverkeer (hierna: BABW) en de Uitvoeringsvoorschriften van het Besluit Administratieve Bepalingen inzake het Wegverkeer (hierna: Uitvoeringsvoorschriften BABW).

Overwegende:

dat de Westergracht gelegen is binnen de bebouwde kom van Haarlem;

dat de Westergracht in beheer is bij de gemeente Haarlem;

dat de Westergracht een weg is als bedoeld in artikel 18, lid 1 onder d van de WVW 1994;

dat gelet op bovengenoemd artikel het college van burgemeester en wethouders van Haarlem bevoegd is verkeersbesluiten te nemen voor deze weg;

dat de bevoegdheid voor het nemen van verkeersbesluiten door het college van burgemeester en wethouders van Haarlem is gemandateerd aan het afdelingshoofd Beheer en Beleid Openbare Ruimte;

dat de gemeentelijke wegencategorisering van Haarlem is opgenomen in de Structuurvisie Openbare Ruimte (hierna: SOR);

dat deze categorisering aansluit op de categorisering, zoals bedoeld in het landelijke beleid Duurzaam Veilig;

dat de Westergracht conform de SOR deel uitmaakt van het hoofd autonetwerk en dat daarmee de verkeersfunctie centraal staat;

dat de verblijfsfunctie op het hoofd autonetwerk ondergeschikt is aan de verkeersfunctie;

dat aan de Westergracht ter hoogte van perceelnummer 61 de Koorschool St Bavo is gesitueerd;

dat aan de noordzijde van de weg Westergracht ter plaatse een gelijknamige parallelweg gesitueerd is;

dat aan de zuidzijde van de parallelweg ter hoogte van de Koorschool St Bavo in de huidige situatie een laad- en losgelegenheid aanwezig is door middel van het verkeersbord E7 van bijlage 1 van het RVV 1990;

dat uit onderzoek blijkt dat de behoefte voor de laad- en losgelegenheid ter plaatse is vervallen en de laad- en losgelegenheid dan ook kan worden opgeheven;

dat met het opheffen van de laad- en losgelegenheid parkeercapaciteit ontstaat om de parkeerbehoefte in de nabije omgeving op te kunnen vangen;

dat de laad- en losgelegenheid opgeheven kan worden door middel van het verwijderen van het verkeersbord E7 van bijlage 1 van het RVV 1990;

dat gelet op artikel 12 van het BABW voor het opheffen van de laad- en losgelegenheid een verkeersbesluit is vereist;

dat gelet op artikel 2 van de WVW 1994 de hiervoor genoemde verkeersmaatregel strekt tot het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;

dat geen van de overige in artikel 2 van de WVW 1994 genoemde belangen in het geding is bij het treffen van deze verkeersmaatregel;

dat gelet op artikel 24 van het BABW overleg is gevoerd met de gemandateerde van de politie;

dat de politie heeft ingestemd met de hierna genoemde verkeersmaatregel, met dien verstande dat het advies gegeven is om ook de andere kenmerken van de laad&losgelegenheid, te weten de kruismarkering, te verwijderen. Dat bij het in stand houden van de kruismarkering dit nadelig kan zijn voor de handhaving van de naastgelegen vergunninghoudersparkeergelegenheid(autodate). Verder de opmerking dat stilstaan op de rijbaan haaks staat op het gebruik en de verkeersveiligheid van deze 2-richtingen fietsstraat.

Het besluit:

Het college van burgemeester en wethouders van Haarlem besluit:

- door middel van het verwijderen van het verkeersbord E7 van bijlage 1 van het RVV 1990 de gelegenheid bestemd voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen op de Westergracht ter hoogte van perceelnummer 61 op te heffen.

Situatieschets:

Aldus vastgesteld te Haarlem

Namens het college van burgemeester en wethouders van Haarlem,

Sylvia van Egmond

Hoofd afdeling Beheer en Beleid Openbare Ruimte

Dit besluit treedt in werking na bekendmaking in de Staatscourant. Belanghebbenden kunnen binnen zes weken na publicatie van dit besluit in de Staatscourant bezwaar maken bij burgemeester en wethouders van Haarlem, Postbus 511, 2003 PB te Haarlem. Het bezwaarschrift moet de naam en het adres vermelden van degene die bezwaar maakt, zijn ondertekend en de datum vermelden waarop het is opgesteld. In het bezwaarschrift moet ook worden aangegeven tegen welk besluit bezwaar wordt gemaakt en waarom het bezwaar wordt gemaakt. Door het indienen van het bezwaarschrift wordt dit besluit niet opgeschort. Bij een spoedeisend belang kan degene die een bezwaarschrift heeft ingediend een voorlopige voorziening vragen aan de voorzieningenrechter van de rechtbank, sector bestuursrecht, postbus 1621, 2003 BR te Haarlem. Bij het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening moeten griffierechten worden betaald.

Naar boven