Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 18 maart 2020 nr. 2020-0000142523, houdende regels voor de subsidiëring van het Professionaliseringsfonds burgemeesters voor de periode 2020–2024 (Subsidieregeling Professionaliseringsfonds burgemeesters 2020–2024)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, en 4, eerste lid, onderdeel f, van de Kaderwet overige BZK-subsidies en artikel 11, tweede lid, van het Kaderbesluit BZK-subsidies;

Besluit:

Artikel 1

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan aan het Nederlands Genootschap van Burgemeesters subsidie verstrekken voor activiteiten ten behoeve van de uitoefening van het ambt van burgemeester en de verdere professionalisering daarvan, met als doel een zo goed mogelijke uitoefening van dat ambt.

Artikel 2

  • 1. De subsidie wordt voor een boekjaar verstrekt. Een boekjaar is gelijk aan een kalenderjaar.

  • 2. De subsidie bedraagt ten hoogste het bedrag dat uit de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties blijkt.

Artikel 3

  • 1. Het Nederlands Genootschap van Burgemeesters dient de aanvraag tot subsidieverlening uiterlijk in op 31 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

  • 2. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verstrekt een voorschot ter hoogte van 80% van de te verlenen subsidie. Het voorschot wordt binnen zes weken na de beschikking tot subsidieverlening uitbetaald.

Artikel 4

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2020.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2025.

Artikel 5

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Professionaliseringsfonds burgemeesters 2020–2024.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops

TOELICHTING

Achtergrond subsidieregeling en aanleiding verlenging

De wet- en regelgeving inzake subsidies op het terrein van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bestaat sinds 1 juli 2013 uit drie elementen:

  • 1. De Kaderwet overige BZK-subsidies, waarin enkele algemene bepalingen zijn opgenomen, waaronder ook een bepaling inzake de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt;

  • 2. Het Kaderbesluit BZK-subsidies (hierna: Kaderbesluit), waarin in principe alle uitvoerende elementen van de subsidieverstrekking aan de orde zijn, inclusief bepalingen betreffende misbruik en oneigenlijk gebruik;

  • 3. Subsidieregelingen die zoveel mogelijk zijn ontdaan van uitvoeringsbepalingen.

Het Professionaliseringsfonds burgemeesters stelt het Nederlands Genootschap van Burgemeesters (hierna: NGB) in staat om activiteiten te organiseren die gericht zijn op de uitoefening van het ambt van burgemeester en de verdere professionalisering daarvan. Dit professionaliseringsfonds wordt door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie gesubsidieerd, waarbij geldt dat het NGB de enige instantie is die een subsidie kan aanvragen. Deze subsidie was tot 2016 gebaseerd op de begroting. Aangezien het een periodiek terugkerende subsidie betreft, is de subsidierelatie sinds die tijd in een ministeriële regeling verankerd en daarmee onder de werking van het BZK-subsidiekader gebracht.

De eerste subsidieregeling ten behoeve van het Professionaliseringsfonds burgemeesters is vervallen per 1 januari 2020. Verlenging van de subsidieregeling is wenselijk. De onderhavige subsidieregeling voorziet in een grondslag om subsidie te verlenen in de periode 1 januari 2020 tot en met 31 december 2024.

Voor zover niet anders bepaald hebben de artikelverwijzingen in deze toelichting betrekking op de onderhavige regeling.

Doel van de subsidie (artikel 1)

Het ambt van burgemeester is dynamisch, veelzijdig en staat volop in de (politieke) belangstelling. De subsidie wordt onder meer verstrekt ten behoeve van opleidingen en trainingen zowel voor beginnende burgemeesters als voor burgemeesters die al langere tijd het ambt uitoefenen. Ook worden er conferenties georganiseerd en publicaties ontwikkeld op het terrein van het burgemeestersambt. Daarmee is de Subsidieregeling Professionaliseringsfonds burgemeesters gericht op de permanente professionalisering van het ambt van burgemeester, in het belang van het openbaar bestuur. Gelet op het doel van de subsidie, en gelet op artikel 4.10, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016, is een nieuwe subsidietermijn van vijf jaar vastgesteld.

Ten opzichte van de voorgaande subsidieregeling is in de formulering van de doelstelling expliciet tot uitdrukking gebracht dat zowel activiteiten met betrekking tot de uitoefening van ambt als zodanig als de verdere professionalisering ervan onder het bereik van de subsidieregeling vallen. Daarmee wordt, overeenkomstig de huidige praktijk, tot uitdrukking gebracht dat de activiteiten zien op zowel startende als meer ervaren burgemeesters.

De subsidieaanvraag, de subsidieverlening en het voorschot (artikel 3)

Een subsidieaanvraag dient uiterlijk 31 oktober plaats te vinden ten behoeve van een subsidie voor het daarop volgende jaar (artikel 3, eerste lid). In artikel 11 van het Kaderbesluit is opgenomen welke bescheiden deel moeten uitmaken van de aanvraag. Om inzicht te geven in de administratieve lasten die met deze regeling gepaard gaan worden de betreffende bescheiden hieronder weergegeven:

  • een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd;

  • een toelichting op de wijze waarop en de mate waarin de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd een bijdrage leveren aan de doelstellingen van de betreffende subsidieregeling;

  • een gespecificeerde begroting, die een goed inzicht geeft in de geraamde inkomsten en uitgaven, voor zover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd;

  • een tijdsplanning van de activiteit;

  • het bankrekeningnummer waarop het subsidiebedrag dient te worden gestort, inclusief een bewijs dat de bankrekening op naam van het NGB staat;

  • het inschrijfnummer van het NGB bij de Kamer van Koophandel.

De beslissing op een subsidieaanvraag dient uiterlijk 13 weken na de aanvraag te zijn genomen (artikel 22, eerste lid, van het Kaderbesluit). Nu de uiterlijke datum van het indienen van de subsidieaanvraag gesteld is op 31 oktober betekent dit dat een beslissing op aanvraag uiterlijk 31 januari van het volgende jaar genomen moet worden. Op de aanvraag wordt onder meer afwijzend beslist als de aanvraag niet voldoet aan de gestelde regels of als de Minister van oordeel is dat de activiteiten onvoldoende bijdragen aan de doelstellingen van de subsidie (artikelen 12 en 13, onderdeel g, van het Kaderbesluit). In de genoemde termijn van 13 weken kan ook nadere onderbouwing gegeven worden om alsnog te komen tot een beslissing conform de subsidieaanvraag. Wordt besloten subsidie te verlenen (al dan niet conform het aangevraagde bedrag) dan zal in de praktijk deze beslissing in januari van het te subsidiëren jaar worden genomen (en niet in de maanden november en december van het jaar waarin de aanvraag is gedaan). De achtergrond daarvan is de vanuit het oogpunt van begrotingssystematiek gewenste congruentie tussen het jaar van de te nemen beschikking en de uitbetaling daarvan.

Het voorschot op de subsidie zal binnen zes weken na deze beschikking worden uitbetaald (artikel 3, tweede lid, tweede volzin). Ten opzichte van de voorgaande regeling is daarbij de veel gehanteerde 80-20 norm ingevoerd (artikel 3, tweede lid, eerste volzin).

De subsidievaststelling

Met betrekking tot de subsidievaststelling is het bepaalde in artikel 22 van het Kaderbesluit van toepassing. Dat betekent dat de aanvraag hiertoe uiterlijk op 1 april van het jaar na het (laatste) kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft moet worden ingediend. Bij de aanvraag moet in ieder geval een eindverslag en een controleverklaring worden meegezonden (artikel 24, eerste lid, van het Kaderbesluit). De Minister dient op grond van artikel 22, vijfde lid, van het Kaderbesluit binnen 22 weken na ontvangst van de aanvraag over de subsidievaststelling te beslissen. Ten aanzien van de verantwoording geldt verder dat het NGB medewerking verleent aan een evaluatieonderzoek naar de toepassing en effecten van de regeling (artikel 21, aanhef en onder d, van het Kaderbesluit).

Hierbij zij nog vermeld dat ten opzichte van de subsidieregeling die tot 1 januari 2020 van kracht was de mogelijkheid van een egalisatiereserve is vervallen. Redenen zijn dat de subsidie op zichzelf als voldoende wordt geacht om de gestelde doelen te bereiken en dat in praktische zin sprake is van één overzichtelijke financiële stroom.

Periode waarop de subsidieregeling ziet (artikel 4)

Ook de afgelopen jaren was de subsidieprocedure ingericht aan de hand van het stramien dat de subsidie wordt aangevraagd in het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidie betrekking had, gevolgd door subsidieverlening in januari van het te subsidiëren jaar en de feitelijke uitbetaling. Bepaald was echter, gelet op de geldende wettelijke termijnen, dat de voorgaande subsidiereling verviel per 1 januari 2020. Daarmee verviel ook de grondslag om in januari van het jaar 2020 subsidie te verlenen terwijl dit wel was beoogd en ook door het NGB was aangevraagd. Om ook over het gehele jaar 2020 subsidie uit te kunnen keren is deze regeling in werking getreden met terugwerkende kracht tot 1 januari 2020.

Tegelijkertijd geldt dat een subsidieregeling een maximale looptijd van vijf jaar kent (artikel 4.10, tweede lid, Comptabiliteitswet 2016). Van die periode is gebruik gemaakt. Dat betekent dat op basis van deze subsidieregeling vijf maal subsidie kan worden verstrekt, te beginnen in het jaar 2020. De laatste subsidieaanvraag waarop deze regeling betrekking kan hebben is een subsidie voor het jaar 2024. Die aanvraag dient uiterlijk 31 oktober 2023 ingediend te zijn (artikel 3, eerste lid). De mogelijk te subsidiëren periode die deze regeling beslaat, is derhalve 1 januari 2020 tot en met 31 december 2024. De regeling vervalt dan ook per 1 januari 2025 en biedt geen grondslag voor het verlenen van een subsidie vanaf het jaar 2025.

Staatssteunrecht

Deze subsidieregeling is bezien in relatie tot het verlenen van ongeoorloofde staatssteun in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU). Wanneer de overheid steun verleent aan een onderneming kan dit te kwalificeren zijn als staatssteun. Het begrip ‘onderneming’ dient daarbij breed uitgelegd te worden; het uitvoeren van een economische activiteit (ook zonder winstoogmerk) kan er op zichzelf al toe leiden dat er sprake is van een onderneming. De activiteiten van het professionaliseringsfonds ten behoeve van de opleidingen voor leden van het NGB richten zich op het verzamelen en verspreiden van kennis en de financiering van de opleidingen van de burgemeesters die lid zijn van het NGB. Zolang dit kosteloos of tegen kostprijs gebeurt is er geen sprake van staatssteun.

Bij de inhuur van externen voor deze opleidingen, zoals sprekers, zaalhuur en ICT kan er wel sprake zijn van indirecte staatssteun. Om dit te voorkomen, zal in de jaarlijkse subsidiebeschikking de voorwaarde worden opgenomen dat in dergelijke gevallen meerdere marktpartijen om offertes worden gevraagd.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops

Naar boven