Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 23 maart 2020, nr. WJZ/ 19263780, houdende wijziging van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies in verband met wijziging van de module met betrekking tot niet-productieve investeringen ten behoeve van akker- en weidevogels

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 17 en 35 van verordening 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PbEU 2013, L 347);

Gelet op artikel 3, eerste, tweede en derde lid, van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling Europese EZK en LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4.6.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘een project’ vervangen door ‘een gezamenlijk project’.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 4. De herstelmaatregelen en inrichtingsmaatregelen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, ten behoeve van de leefgebieden van weidevogels zijn uitsluitend:

    • a. het aanleggen van:

      • 1°. plasdrassituaties;

      • 2°. kruidenrijk grasland;

      • 3°. bloemrijke randen;

      • 4°. natuurvriendelijke oevers;

    • b. het creëren van gebieden met een hoog waterpeil;

    • c. het vergroten van openheid van gebieden;

    • d. het plaatsen van:

      • 1°. verbodsborden en infoborden;

      • 2°. nestkappen; of

    • e. het uitrasteren van gebieden met het oog op het beperken van predatie.

  • 5. De herstelmaatregelen en inrichtingsmaatregelen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, ten behoeve van de leefgebieden van akkervogels zijn uitsluitend:

    • a. het aanleggen van:

      • 1°. plasdrassituaties;

      • 2°. struweel;

      • 3°. kruidenrijk grasland;

      • 4°. natuurvriendelijke oevers;

      • 5°. houtwallen of singels;

      • 6°. kleibulten;

      • 7°. keverbanken of insectenheuvels;

      • 8°. bloemrijke randen;

    • b. het plaatsen van:

      • 1°. verbodsborden en infoborden;

      • 2°. nestkasten; of

    • c. het uitrasteren van gebieden met het oog op het beperken van predatie;

    • d. het aanplanten van bomen; of

    • e. het plaatsen van muizenruiters.

B

Artikel 4.6.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. De kosten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen e, f, g en k, bedragen tezamen ten hoogste 15% van de totale kosten.

C

In artikel 4.6.6 wordt ‘31 december 2021’ vervangen door ‘31 december 2022’.

D

Artikel 4.6.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘€ 100.000’ vervangen door ‘€ 75.000’.

2. In onderdeel b wordt ‘30 punten’ vervangen door ‘18 punten’.

E

Artikel 4.6.8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt onderdeel d, onder vervanging van ‘; en’ in onderdeel c door een punt.

2. In het derde lid wordt “onderdelen a, b, c en d” vervangen door ‘onderdelen a, b, en c’ en vervalt ‘4,’.

3. In het vijfde lid wordt na ‘is toegekend,’ ingevoegd ‘wordt een aanvraag hoger gerangschikt’ en wordt ‘onderdeel a, b, c en d’ vervangen door ‘onderdeel a, b, en c’.

F

Aan artikel 6.2 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van een wijziging van deze regeling, op subsidies die voor dat tijdstip zijn verleend en op subsidies die voor dat tijdstip zijn vastgesteld, blijft deze regeling van toepassing zoals deze luidde voor dat tijdstip tenzij de wijziging met terugwerkende kracht in werking treedt.

ARTIKEL II

Aan de tabel in artikel 2 van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2020 wordt de volgende regel toegevoegd:

Titel 4.6: Niet-productieve investeringen agrarisch natuurbeheer leefgebieden weide- en akkervogels

4.6.2

   

01-05-2020 t/m 03-06-2020

€ 3.200.000

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 23 maart 2020

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

1. Inleiding

Onderhavige regeling brengt enkele wijzigingen aan in de subsidiemodule voor niet-productieve investeringen ten behoeve van akker- en weidevogels en voorziet in openstelling van de module, door wijziging van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies (hierna: REES), onderscheidenlijk de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2020.

2. Inhoud van de regeling

De subsidiemodule niet-productieve investeringen ten behoeve van akker- en weidevogels heeft tot doel om de leefomstandigheden van weidevogels en akkervogels te verbeteren. Om dit te realiseren biedt de regeling subsidiemogelijkheden voor agrarische collectieven om gerichte maatregelen te kunnen financieren. Deze maatregelen hebben betrekking op de uitvoering van inrichtingsmaatregelen en kwaliteitsversterkende investeringen op landbouwgrond. Deze regeling is een gevolg van nauwe samenwerking tussen LNV en provincies, en is ondersteunend aan de uitvoering van het provinciaal beleid voor het behoud en herstel van weide- en akkervogels.

Deze subsidiemodule wordt volledig gefinancierd met middelen uit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en vindt plaats op grond van artikel 17 van verordening 1305/20131. De subsidiemodule is een eerste maal opengesteld van december 2018 tot en met januari 2019. Onderhavige regeling voorziet in een tweede openstelling van de module en past daartoe de module op enkele onderdelen aan, mede naar aanleiding van de ervaringen met de eerste openstelling.

In de eerste plaats zijn de subsidiabele activiteiten uitgebreid. In artikel 4.6.2, eerste lid, van de REES is nu bepaald dat sprake moet zijn van een gezamenlijk project (artikel I, onderdeel A, onder 1, van deze regeling), waarmee tot uitdrukking wordt gebracht dat het in het te subsidiëren project moet gaan om samenhangende investeringen binnen een bepaald gebied. Dit sluit ook aan bij de opzet van de subsidiemodule, waarin agrarische collectieven, of een samenwerkingsverband van meerdere collectieven, de begunstigden zijn. Om deze uitbreiding mogelijk te maken wordt de subsidiemodule tevens gebaseerd op artikel 35 van verordening 1305/2013 inzake samenwerking, in het bijzonder de gezamenlijke benaderingen van milieuprojecten (tweede lid, onderdeel g, van dat artikel).

Deze wijziging maakt het tevens mogelijk om samenwerkingskosten te subsidiëren, mits deze kosten noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het gezamenlijke project en passen binnen de kaders voor subsidiabele kosten van artikel 4.6.4 van de REES. Voorts mogen de subsidiabele kostensoorten die betrekking hebben op de kosten voor samenwerking tezamen ten hoogste 15% van de subsidie bedragen (artikel 4.6.4, tweede lid, van de REES; zie artikel I, onderdeel B, van onderhavige regeling). Op deze manier wordt geborgd dat de subsidie met name gebruikt wordt voor het doen van de niet-productieve investeringen.

In de tweede plaats is in artikel 4.6.2, vierde en vijfde lid, van de REES een limitatieve lijst met niet-productieve investeringen opgenomen waarvoor subsidie wordt verstrekt (artikel I, onderdeel A, onder 2, van onderhavige wijzigingsregeling). Dit zijn investeringen waarvan de ecologische effectiviteit in beginsel een gegeven is, in de zin dat deze investeringen bijdragen aan het leefgebied van weide- en akkervogels. Deze wijziging komt de uitvoerbaarheid ten goede, omdat de aanvrager niet meer behoeft aan te tonen dat zijn investering effectief is. Wel zal hij in zijn aanvraag moeten aantonen dat de investering op de betreffende plek effectief is. Voor de lijst met maatregelen is aangesloten bij de ervaringen van de eerste openstelling van onderhavige module.

In de derde plaats is de datum waarop het project moet zijn gerealiseerd geactualiseerd in verband met de tweede openstelling van de module (artikel 4.6.6 van de REES; zie artikel I, onderdeel C, van deze regeling).

In de vierde plaats is de minimale omvang van de subsidie verlaagd van € 100.000 naar € 75.000 (artikel 4.6.7 van de REES; zie artikel I, onderdeel D, onder 1, van onderhavige regeling). Op die manier wordt het mogelijk om investeringen van een iets kleinere omvang te subsidiëren, hetgeen wenselijk is in het licht van de gemiddelde kosten die met de investeringen gemoeid zijn.

In de vijfde plaats is de mate van urgentie vervallen als beoordelingscriterium (artikel 4.6.8 van de REES; zie artikel I, onderdeel E, van onderhavige regeling). De problematiek met het behoud en herstel van weide- en akkervogels is dermate groot, dat de mate van urgentie een gegeven is en derhalve geen onderscheidend criterium is bij de beoordeling van aanvragen. In het verlengde hiervan is ook het minimaal aantal punten aangepast dat een aanvraag moet behalen om in aanmerking te komen (artikel 4.6.7 van de REES; zie artikel I, onderdeel D, onder 2, van onderhavige regeling).

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om een overgangsrechtelijke bepaling toe te voegen aan de REES (artikel 6.2, derde lid; artikel I, onderdeel F, van deze regeling). De strekking van de overgangsbepaling is dat toekomstige wijzigingen van de REES eerbiedigende werking hebben voor aanvragen die zijn ingediend en subsidies die zijn verleend of vastgesteld vóór de inwerkingtreding van de wijziging: het ‘oude recht’ blijft op die aanvragen en subsidies van toepassing. Verder is aan de overgangsbepaling toegevoegd dat deze niet van toepassing is in situaties waarin terugwerkende kracht wordt verleend aan de aangebrachte wijzigingen. Het gaat dan om begunstigende wijzigingen waarvan ook reeds ingediende aanvragen en verleende of reeds vastgestelde subsidies moeten kunnen profiteren, of om het herstel van fouten of andere (technische) aanpassingen die geen invloed hebben op de subsidieverlening of om andere redenen direct moeten worden doorgevoerd. Dat zal een afweging per geval zijn. De Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies kent een gelijkluidende bepaling (artikel 5.4 van die regeling).

3. Staatssteun

Op grond van artikel 81, tweede lid, van verordening 1305/2013 zijn de artikelen 107, 108 en 109 betreffende steunmaatregelen van de staten van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU) niet van toepassing op betalingen die de lidstaten doen op grond van en in overeenstemming met deze verordening en die binnen de werkingssfeer van artikel 42 VWEU vallen. De betalingen die op grond van deze module plaatsvinden, dienen ter uitvoering van verordening 1305/2013 en het POP3-programma dat gebaseerd is op deze verordening en is goedgekeurd door de Europese Commissie. De module voldoet aan en reikt niet verder dan wat de bepalingen van deze verordening mogelijk maken en valt binnen de werkingssfeer van artikel 42 VWEU.

4. Administratieve lasten

De regeldrukkosten voor deze subsidiemodule, met inbegrip van de met deze regeling aangebrachte wijzigingen, bedragen € 18.000 voor de totale subsidieperiode. Dit is minder dan 1 procent van het totale budget voor deze tweede openstelling. De kosten hebben betrekking op de aanvraag, uitvoering en eindverantwoording. De berekening is gebaseerd op de inschatting dat maximaal 15 agrarische collectieven een aanvraag indienen om in aanmerking te komen voor deze subsidie. Zowel gemaakte uren als kosten derden zijn tijdens de projectduur 100% subsidiabel. De regeling is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk en is door het college niet geselecteerd voor toetsing.

5. Uitvoering

De uitvoering van deze subsidiemodule is in handen van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Deze module wordt uitvoerbaar en handhaafbaar geacht.

6. Inwerkingtreding

In afwijking van het beleid inzake vaste verandermomenten en invoeringstermijnen treedt de regeling de dag na publicatie in werking en is de termijn tussen de publicatie en inwerkingtreding van de regeling daarmee korter dan twee maanden. Dit wordt gerechtvaardigd door het feit dat de termijn tussen de inwerkingtreding en de openstelling potentiële aanvragers voldoende tijd geeft om zich voor te bereiden. Een latere openstelling zou bovendien een ongewenst nadeel voor de aanvragers opleveren, hetgeen hiermee wordt voorkomen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Verordening 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PbEU 2013, L 347).

Naar boven