Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 19 maart 2020, nr. IENW/BSK-2020/54872, houdende vaststelling van tijdelijke regels met betrekking tot de wekelijkse rij- en rusttijden van bestuurders in het wegvervoer in enkele deelsectoren in afwijking van Verordening 561/2006, in verband met maatregelen ter voorkoming van de verdere verspreiding van het virus dat COVID-19 veroorzaakt

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 14, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 3821/85 en (EG) nr. 2135/98 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad;

BESLUIT:

Artikel 1

  • 1. In deze regeling zijn de definities van artikel 4 van Verordening 561/2006 van toepassing.

  • 2. Onverminderd de definities, bedoeld in het eerste lid, wordt in deze regeling verstaan onder:

    verordening:

    Verordening 561/2006.

Artikel 2

In verband met maatregelen ter voorkoming van de verdere verspreiding van het virus dat COVID-19 veroorzaakt, worden tijdelijke regels gesteld in afwijking van enkele regels van de verordening voor een bestuurder die uitsluitend binnen Nederland wegvervoer van goederen verricht waarop de verordening van toepassing is, in een deelsector genoemd in bijlage 1.

Artikel 3

  • 1. In afwijking van artikel 6, eerste lid, van de verordening, mag de dagelijkse rijtijd niet meer bedragen dan elf uur.

  • 2. In afwijking van artikel 6, tweede lid, van de verordening, mag de wekelijkse rijtijd van een bestuurder niet meer bedragen dan 60 uur, waarbij de maximale wekelijkse arbeidstijd als gedefinieerd in Richtlijn 2002/15/EG niet mag worden overschreden.

  • 3. In afwijking van artikel 6, derde lid, van de verordening, mag de bij elkaar opgetelde rijtijd gedurende twee opeenvolgende weken niet meer bedragen dan 96 uur.

  • 4. In afwijking van artikel 8, zesde lid, van de verordening, mag een wekelijkse rusttijd niet later beginnen dan aan het einde van zeven perioden van 24 uur te rekenen vanaf het einde van de vorige wekelijkse rusttijd.

Artikel 4

De regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot 14 maart 2020. De regeling vervalt met ingang van 7 april 2020.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

BIJLAGE 1. DEELSECTOREN IN HET WEGVERVOER VAN GOEDEREN WAAROP DE REGELING VAN TOEPASSING IS Onderscheiden op basis van goederenclassificatie NST-R 2017.

  • Landbouwproducten en levende dieren;

  • Andere voedingsproducten en veevoeder;

  • Aardoliën en aardolieproducten;

  • Medicinale en farmaceutische producten;

  • Parfumerieën en reinigingsmiddelen.

TOELICHTING

Deze regeling stelt tijdelijke regels vast in afwijking van de wekelijkse rij- en rusttijden van Verordening 561/2006 (hierna: de verordening) voor bestuurders die uitsluitend in Nederland wegvervoer van goederen verrichten, teneinde de bevoorrading van met name apotheken, supermarkten en andere levensmiddelenwinkels te waarborgen, nu er in verband met maatregelen ter voorkoming van de verspreiding van het virus dat COVID-19 veroorzaakt en de naar aanleiding daarvan genomen maatregelen een sterk verhoogde vraag naar deze producten is ontstaan. Lidstaten hebben in dringende gevallen de mogelijkheid om voor een periode van maximaal 30 dagen af te wijken van de verordening op basis van artikel 14, tweede lid, van de verordening.

Op dit moment is er sprake van hamsteren in Nederland bij met name supermarkten en apotheken als gevolg van de verspreiding van het virus dat COVID-19 veroorzaakt. Het is derhalve lastig voor transporteurs om de bevoorrading op peil te houden. Hierdoor wordt er meer gereden door transporteurs en komt met name de normale wekelijkse rust van chauffeurs in het gedrang op dit moment. Door het verlenen van derogatie op het onderdeel van het nemen van deze rust wordt de sector enige lucht geboden, waardoor de bevoorrading niet wordt beperkt. Het gaat hierbij slechts om een proportionele additionele maatregel, dat wil zeggen een tijdelijk soepeler regime op specifieke onderdelen van de rij- en rusttijdenregels.

De regeling is alleen van toepassing op deelsectoren in het wegvervoer van goederen die zijn aangewezen in bijlage 1. Voor deze deelsectoren is gekozen, omdat juist deze sectoren noodzakelijk zijn voor de bevoorrading van apotheken, supermarkten en andere levensmiddelenwinkels.

Concreet worden vier derogaties ingesteld van de verordening. Allereerst wordt de maximale dagelijkse rijtijd, in afwijking van artikel 6, eerste lid, van de verordening, verhoogd van negen naar elf uur. Daarnaast wordt, in afwijking van artikel 6, tweede lid, van de verordening, de rijtijdlimiet verhoogd van 56 uur naar 60 uur per week. Ten derde wordt de tweewekelijkse totale rijtijdlimiet, in afwijking van artikel 6, derde lid, van de verordening, verhoogd van 90 naar 96 uur. Ten slotte wordt, in afwijking van artikel 8, zesde lid, van de verordening, bepaald dat de aanvang van de wekelijkse rust later mag beginnen dan na zeven perioden van 24 uur. De derogatie wordt slechts ingesteld voor een beperkte periode van 24 dagen, tot en met 6 april 2020. Dat is de datum waarop de maatregelen ter voorkoming van verdere verspreiding van het virus dat COVID-19 veroorzaakt eindigen.

Een nadrukkelijke voorwaarde die in dit kader gesteld dient te worden is dat de verkeersveiligheid daarbij niet in het gedrang mag komen en dit geldt tevens voor de sociale omstandigheden van de chauffeurs. Het scheelt daarbij dat de komende weken er minder drukte wordt verwacht op de Nederlandse wegen.

Conform artikel 14, tweede lid, van de verordening zal deze regeling onmiddellijk ter kennis van de Europese Commissie worden gebracht.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 4

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. De regeling werkt terug tot 14 maart, de dag waarop de maatregelen ter voorkoming van verdere verspreiding van het virus dat COVID-19 veroorzaakt zijn begonnen. De regeling vervalt met ingang van 7 april, de dag waarop die maatregelen eindigen.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

Naar boven