Regeling van de Minister voor Milieu en Wonen van 12 maart 2020, nr. 2020-0000107591, tot wijziging van de Regeling koopsubsidiegrenzen Wet BEW oud (normrente en normbedrag spaarpremie tweede kwartaal 2020)

De Minister voor Milieu en Wonen,

Gelet op artikel II, vierde lid, van de Wet van 21 december 2006 tot wijziging van de Wet bevordering eigenwoningbezit (verruiming en vereenvoudiging van de werking van de Wet bevordering eigenwoningbezit) (Stb. 2006, 734);

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling koopsubsidiegrenzen Wet BEW oud wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 8 wordt ‘in het tijdvak van 1 januari 2020 tot en met 31 maart 2020: 1,6’ vervangen door ‘in het tijdvak van 1 april 2020 tot en met 30 juni 2020: 1,5’.

B

In artikel 9 wordt ‘in het tijdvak van 1 januari 2020 tot en met 31 maart 2020: € 107,58’ vervangen door ‘in het tijdvak van 1 april 2020 tot en met 30 juni 2020: € 109,36’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2020.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Milieu en Wonen, S. van Veldhoven-van der Meer

TOELICHTING

1. Algemeen

De Wet bevordering eigenwoningbezit stelt regels omtrent het aan mensen in lagere inkomensgroepen toekennen van een financiële bijdrage ten behoeve van het verkrijgen en kunnen blijven bewonen van een eigen woning.

Op 1 januari 2007 is de Wet van 21 december 2006 tot wijziging van de Wet bevordering eigenwoningbezit (verruiming en vereenvoudiging van de werking van de Wet bevordering eigenwoningbezit) (Stb. 2006, 734) (hierna: de Wet BEW plus) in werking getreden. Op grond van artikel II van die wet blijft op de voor 1 januari 2007 op voet van de Wet bevordering eigenwoningbezit toegekende eigenwoningbijdragen de Wet bevordering eigenwoningbezit van toepassing zoals die luidde op 31 december 2006 (hierna: de Wet BEW oud).

Indien voor 1 januari 2007 een eigenwoningbijdrage of op grond van de zogenoemde vangnetregeling een bijzondere bijdrage is toegekend, heeft de eigenaar-bewoner recht op eigenwoningbijdragen voor de op de primaire toekenning volgende driejaarstijdvakken of op bijzondere bijdragen na de eerste keer dat zo’n bijzondere bijdrage is toegekend, zolang wordt voldaan aan de eisen van de Wet BEW oud. Om hier op een juiste manier uitvoering aan te kunnen geven moet een aantal parameters van de Wet BEW oud jaarlijks worden aangepast. Artikel II van de Wijzigingswet, zoals dat luidt sinds de inwerkingtreding van de wet van 29 mei 2008 tot wijziging van de Wet bevordering eigenwoningbezit (uitvoeringstechnische wijzigingen) (Stb. 2008, 198), voorziet in de grondslag daarvoor.

De parameters in artikel 26 van de Wet bevordering eigenwoningbezit worden jaarlijks per 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober aangepast. Hiervoor biedt artikel II, vierde lid, van de Wijzigingswet de wettelijke grondslag.

Met deze regeling worden voor het tijdvak van 1 april 2020 tot en met 30 juni 2020 de normrente en het normbedrag voor de per maand te betalen spaarpremie vastgesteld.

Deze regeling betreft enkel cijfermatige aanpassingen en heeft derhalve geen effecten op de regeldruk.

2. Artikelsgewijs

Artikel I, onderdelen A en B

Deze onderdelen strekken ertoe om het percentage van de normrente en het normbedrag voor de per maand te betalen spaarpremie, bedoeld in artikel 26, eerste respectievelijk tweede lid, van de Wet BEW oud, vast te stellen per 1 april 2020.

Deze normrente en dit normbedrag voor de per maand te betalen spaarpremie worden per kwartaal vastgesteld. Met tussentijdse ontwikkelingen wordt dan geen rekening gehouden. Het voordeel van deze methode is dat vooraf duidelijk is wanneer de normrente wordt gewijzigd. De financiers kunnen hiermee bij de uitvoering van de wet rekening houden. Voorts is deze methode eenvoudiger te onderhouden, omdat niet dagelijks de renteontwikkeling dient te worden gevolgd. Voor ieder nieuw kwartaal worden het percentage van de normrente en het normbedrag vastgesteld op basis van de gegevens die gelden op de eerste (werk)dag van de laatste maand van het lopende kwartaal.

De normrente is de gemiddelde marktrente voor een hypothecaire lening en wordt gebruikt om de hoogte van de eigenwoningbijdrage te bepalen. Voor de bepaling van het percentage van de normrente is gekozen voor het middelen van de rentepercentages van tien grote financiële instellingen voor een spaarhypotheek met een rentevaste periode van 15 jaar, rekening houdend met de Nationale Hypotheek Garantie en dit gemiddelde af te ronden op 0,1%, zulks om een handzame normrente te kunnen hanteren.

Voor de situaties waarin sprake is van een spaarhypotheek wordt tevens een normbedrag voor de per maand te betalen spaarpremie bij ministeriële regeling vastgesteld, uitgaande van een hypothecaire lening van € 50.000. Het normbedrag voor de spaarpremie wordt uitsluitend gebruikt voor de berekening van de compensatie voor een eventuele rentestijging na de rentevaste periode van 15 jaar. Het normbedrag wordt bepaald door de spaarpremies van tien grote financiële instellingen voor een spaarhypotheek met een rentevaste periode van 15 jaar te middelen en het gemiddelde af te ronden op hele eurocenten.

Artikel II

De inwerkingtredingsdatum is in overeenstemming met het stelsel van vaste verandermomenten. Omdat wordt uitgegaan van de cijfers zoals die luiden op de eerste werkdag van de laatste maand van het lopende kwartaal is afgeweken van de minimale invoeringstermijn.

De Minister voor Milieu en Wonen, S. van Veldhoven-van der Meer

Naar boven