Besluit inzake het buiten de coördinatie houden van een besluit inzake een omgevingsvergunning t.b.v. Windpark Fryslân, Ministerie van Economische Zaken en Klimaat

D.D. 6 maart 2020

Nr. DGETM-W&O/20063744

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

Overwegende,

Dat Windpark Fryslân B.V. het voornemen heeft om in het IJsselmeer nabij de Afsluitdijk in de gemeente Súdwest Fryslân een windpark te realiseren, welk voornemen hierna wordt aangeduid als het project Windpark Fryslân;

Dat Windpark Fryslân wordt aangemerkt als de aanleg van een installatie voor de opwekking van duurzame elektriciteit met behulp van windenergie met inbegrip van de aansluiting van die installatie op een net, als bedoeld in artikel 9b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Elektriciteitswet 1998, zodat op de realisatie van dit project artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) van toepassing is;

Dat dit onder meer betekent dat de voorbereiding en bekendmaking van diverse voor het project benodigde besluiten worden gecoördineerd, overeenkomstig artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wro, waarbij de Minister van Economische Zaken en Klimaat met deze coördinatie is belast;

Dat voor dit project op 18 september 2016 een Rijksinpassingsplan in werking is getreden dat is vastgesteld door de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

Dat Windpark Fryslân B.V. voornemens is een omgevingsvergunning aan te vragen voor de activiteit ‘uitvoeren van werken’ als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo), omdat baggeren van opstellocaties nodig is t.b.v. de realisatie van parkbekabeling en voor het onderhoud van windturbines;

Dat, op grond van artikel 9d, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998, gelezen in samenhang met artikel 1 van het Uitvoeringsbesluit rijkscoördinatieregeling energie-infrastructuurprojecten (hierna: het Uitvoeringsbesluit) een besluit als bedoeld in artikel 9d, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998 in ieder geval een besluit is als bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onder b van de Wro en zodoende wordt meegenomen in de hiervoor bedoelde gecoördineerde voorbereiding;

Dat op grond van artikel 9d, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998 de Minister van Economische Zaken en Klimaat kan bepalen dat het desbetreffende, hiervoor bedoelde, besluit, in afwijking van het voorgaande, niet als besluit als bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wro wordt aangemerkt, en daarmee niet in de gecoördineerde voorbereiding wordt betrokken wanneer dat besluit de gecoördineerde voorbereiding van de benodigde besluiten zou belemmeren of ernstig zou bemoeilijken;

Dat het meecoördineren van het bovengenoemde besluit de procedure bedoeld in artikel 9d, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 zou kunnen belemmeren of ernstig zou kunnen bemoeilijken, omdat het inpassingsplan is vastgesteld en de benodigde overige vergunningen al zijn verleend en de onderhavige vergunning op korte termijn vereist is voor de realisatie van het windpark, zodat het wenselijk is het hiervoor bedoelde besluit apart voor te bereiden van de overige benodigde besluiten;

Gelet op:

artikel 9d, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998

Besluit:

Artikel 1

Inzake het project Windpark Fryslân wordt de omgevingsvergunning, t.b.v. baggeren van opstellocaties voor windturbines, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wabo, niet aangemerkt als besluit als bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking de dag na die waarop het bekend is gemaakt en werkt terug tot en met 12 februari 2020. Dit besluit wordt bekendgemaakt door plaatsing in de Staatscourant.

Den Haag, 6 maart 2020

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, namens deze: M. Hetem, MT-lid directie Warmte en Ondergrond

Tegen dit besluit staat geen bezwaar of beroep open (artikel 7.1 in samenhang met artikel 8.5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 1 van bijlage 2 bij deze zelfde wet).

Naar boven