De Minister voor Milieu en Wonen,
Gelet op artikel 49, eerste lid, derde zin, van de Woningwet;
Besluit:
ARTIKEL I
Artikel 49 van de Woningwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘€ 30.780.000’ vervangen door ‘€ 30.630.000’.
B
In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘€ 30.630.000’ vervangen door ‘€ 31.028.190,00’.
C
In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘€ 30.028.190,00’ vervangen door ‘€ 31.772.866,56’.
D
In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘€ 31.772.866,56’ vervangen door ‘€ 32.598.961,09’.
E
In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘€ 32.598.961,09’ vervangen door ‘€ 33.446.534,08’.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt ten aanzien van:
-
1. artikel I, onderdeel A, terug tot en met 1 januari 2016;
-
2. artikel I, onderdeel B, terug tot en met 1 januari 2017;
-
3. artikel I, onderdeel C, terug tot en met 1 januari 2018;
-
4. artikel I, onderdeel D, terug tot en met 1 januari 2019; en
-
5. artikel I, onderdeel E, terug tot en met 1 januari 2020.
TOELICHTING
Algemeen
Op grond van artikel 49, eerste lid, onderdeel a, van de Woningwet moeten toegelaten
instellingen hun werkzaamheden die behoren tot de dienst van algemeen economisch belang
administratief scheiden van hun overige werkzaamheden. Die verplichting geldt niet
voor toegelaten instellingen met een omzet die lager is dan het in artikel 49, eerste
lid, onderdeel a, van de Woningwet genoemde bedrag. Dat bedrag wordt jaarlijks bij
ministeriële regeling gewijzigd met het percentage van de maximale huursomstijging.
Dit bedrag is sinds de inwerkingtreding van dit artikel in 2015 per abuis niet gewijzigd.
Dit wordt met de voorliggende regeling hersteld. Omdat de praktijk in de jaren 2016–2020
wel uitgegaan is van de correcte bedragen, wordt aan de wijzigingen terugwerkende
kracht verleend.
Deze regeling betreft uitsluitend de wettelijk voorgeschreven aanpassing van bedragen.
Deze regeling schept geen verplichtingen voor burgers of bedrijven en heeft derhalve
geen gevolgen voor de regeldruk.
Aangezien de onderhavige regeling het karakter van reparatieregelgeving betreft, is
afgeweken van de vaste verandermomenten en minimuminvoeringstermijn.
Artikelsgewijs
Artikel I
Het bedrag genoemd in artikel 49, eerste lid, onderdeel a, van de Woningwet wordt
jaarlijks bij ministeriële regeling gewijzigd met het percentage van de maximale huursomstijging.
Per abuis is dit sinds 2015 niet gebeurd. Artikel I herstelt dit. Met de opvolgende
wijzigingen, die telkens een jaar later ingaan (met terugwerkende kracht), wordt het
bedrag van jaar tot jaar aangepast. Thans geldt de laatste wijziging. De percentages
van de maximale huursomstijging zijn 2,1% (2016), 1,3% (2017), 2,4% (2018), 2,6% (2019)
en 2,6% (2020).
Artikel II
De regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de
Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Omdat de praktijk in de jaren 2016–2020
steeds de correcte bedragen heeft gehanteerd, betreft het slechts een formele rectificatie
en is ervoor gekozen terugwerkende kracht aan de regeling te verlenen.
De Minister voor Milieu en Wonen,
S. van Veldhoven-van der Meer