De Minister van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties,
Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;
Gelet op artikel 6, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges;
BESLUITEN:
Artikel 1
Er is een Adviescommissie geborgde zetels bij waterschapsbesturen.
Artikel 2
De adviescommissie heeft tot taak de Minister van Infrastructuur en Waterstaat te
adviseren over een afgewogen en breed gedragen wijze van totstandkoming en samenstelling
van waterschapsbesturen, toegespitst op het stelsel van de geborgde zetels.
Artikel 3
De adviescommissie bestaat uit een voorzitter en ten minste vier en ten hoogste negen
andere leden.
Artikel 5
De archiefbescheiden van de commissie worden na haar opheffing of, zo de omstandigheden
daartoe eerder aanleiding geven, zoveel eerder, overgebracht naar het archief van
het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.
Artikel 6
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, werkt terug tot en met 1 januari 2020
en vervalt uiterlijk op 1 juni 2020. Indien de adviescommissie haar eindadvies voor
1 juni 2020 openbaar maakt, vervalt deze regeling op het moment van openbaar maken.
Artikel 7
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling instelling Adviescommissie geborgde zetels
bij waterschapsbesturen.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.W. Knops
TOELICHTING
Deze regeling voorziet in de instelling van de Adviescommissie geborgde zetels bij
waterschapsbesturen. Teneinde alle argumenten boven tafel te krijgen om tot een afgewogen
en breed gedragen uitkomst te komen over de wijze van totstandkoming en samenstelling
van het waterschapsbestuur heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat besloten
tot instelling van een onafhankelijke adviescommissie.
In het notaoverleg op 1 juli 2019 heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat
toegezegd de Tweede Kamer te informeren over de opzet van de adviescommissie die onderzoek
gaat doen naar de geborgde zetels van de waterschappen. Daarnaast heeft de Tweede
Kamer de tijdens dit overleg ingediende motie van het lid Van Brenk aangenomen, waarin
de regering wordt verzocht om het bestaande advies van de Adviescommissie Water niet
bij voorbaat over te nemen, maar breed te kijken naar de mogelijkheden van aanpassing
van het stelsel van de geborgde zetels.
Voor de advisering over de mogelijkheden van aanpassing van het stelsel van de geborgde
zetels is het wenselijk beroep te doen op onafhankelijke, externe deskundigheid vanuit
verschillende achtergronden: kennis van openbaar bestuur, waterschappen en staatsrecht,
de breedte van het politieke speelveld en de wetenschap. Geen van de bestaande adviescolleges
en -commissies is voldoende geëquipeerd voor de vervulling van de specifieke taakopdracht
waarin de onderhavige regeling voorziet (zie artikel 2). Tegen die achtergrond is
gekozen voor de instelling van een nieuw, eenmalig adviescommissie met een afgebakende
opdracht. De adviescommissie kan daarbij mensen en documenten binnen en buiten het
ministerie raadplegen, en zal daarbij uitgaan van hoor- en wederhoor. Vervolgens kan
de adviescommissie, alle perspectieven, belangen en motieven en het totaal van het
dossier overziende, op basis van eigen expertise tot afwegingen en adviezen komen.
De adviescommissie heeft een onafhankelijke positie in de zin dat zij eigenstandig
haar werkwijze en de inhoud van haar advies bepaalt. Wanneer de adviescommissie meent
dat haar advies gereed is, zal zij dat advies openbaar maken.
De adviescommissie heeft een tijdelijk karakter. Zodra zij haar advies openbaar heeft
gemaakt, eindigt de adviescommissie.
Omdat sprake is van een adviescollege in de zin van artikel 6, eerste lid, van de
Kaderwet adviescolleges, is de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
medeondertekenaar van de instellingsregeling van het adviescollege, overeenkomstig
de kaderwet.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.W. Knops