Wijziging Mandaatbesluit bevoegdheid tot beediging buitengewoon opsporingsambtenaar

De Minister van Justitie en Veiligheid,

Op voordracht van de Korpsstaf Nationale Politie van 13 december 2019 en de Commandant Koninklijke Marechaussee van 4 februari 2020;

Gelet op artikel 21, eerste lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar en artikel 10:9, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

ARTIKEL I

[Wijzigt Mandaatbesluit bevoegdheid tot beëdiging buitengewoon opsporingsambtenaar].

ARTIKEL II

Artikel 2, eerste lid komt te luiden:

  • 1. De direct toezichthouder kan bepalen dat het afleggen van de eden, verklaringen en beloften, bedoeld in artikel 20, eerste lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar, namens hem geschied in handen van politiefunctionarissen in de rang van commissaris.

ARTIKEL III

Artikel 2, vierde lid lid komt te luiden: In aanvulling op het derde lid kan de Commandant Koninklijke Marechaussee, in zijn hoedanigheid van hoofd van dienst, bepalen dat het afleggen van de eden, verklaringen en beloften, bedoeld in artikel 20, eerste lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar, namens hem geschiedt in handen van door hem aan te wijzen commandanten.

ARTIKEL IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 3 maart 2020

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

TOELICHTING

Aanleiding voor deze wijziging van het Mandaatbesluit bevoegdheid tot beëdiging buitengewoon opsporingsambtenaar is dat de vorming van de Nationale Politie er veel minder commissarissen zijn die ook leidinggevende zijn. Door wijziging van artikel 2, eerste lid wordt bewerkstelligd dat ook niet-leidinggevende commissarissen mogen beëdigen.

Aanleiding voor deze wijziging van het Mandaatbesluit bevoegdheid tot beëdiging buitengewoon opsporingsambtenaar is een reorganisatie binnen de KMar waardoor functies aan wie kon worden gemandateerd zijn komen te vervallen en er nieuwe functies zijn aan wie mandaat tot beëdiging van boa’s waarvoor de KMar direct toezichthouder is, kan worden verleend. Door wijziging van artikel 2, vierde lid wordt ruimte gecreëerd om dit soort aanpassingen in de toekomst binnen de organisatie van de KMar te kunnen regelen zonder dat daarvoor steeds een wijziging van het besluit nodig is.

’s-Gravenhage, 3 maart 2020

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Naar boven