TOELICHTING
I. Algemeen deel
1. Inleiding
Frequenties zijn een essentiële grondstof voor het kunnen aanbieden van draadloze
elektronische communicatiediensten. Ze zijn het medium waarmee informatie draadloos
wordt overgedragen van A naar B. Dit is ook het geval voor mobiele communicatie, zoals
bijvoorbeeld 4G/LTE, 5G, of andere toekomstige technologieën. Om mobiele communicatiediensten
te kunnen leveren moet een partij beschikken over frequenties die zijn bestemd voor
mobiele communicatie. De hoeveelheid en het soort frequenties dat een partij bezit
is bepalend voor het soort diensten dat hij kan leveren, de kwaliteit van zijn dienstverlening,
de kosten die hij moet maken voor het kunnen leveren van deze diensten, en als gevolg
van dit alles, zijn concurrentiepositie. Zo beïnvloedt de hoeveelheid frequenties
de beschikbare capaciteit in het netwerk. Met meer frequenties kan meer capaciteit
worden gerealiseerd. De beschikbare capaciteit beïnvloedt vervolgens de datasnelheid
die klanten kan worden geleverd, het aantal klanten dat gelijktijdig kan worden bediend,
en de kwaliteit die zij ervaren.
Het soort frequenties is van belang voor zowel de capaciteit in het netwerk, als ook
voor de mate van dekking, en daarmee de (ervaren) kwaliteit van dienstverlening. Over
het algemeen reiken frequenties die laag zijn gelegen in het radiospectrum ver en
dringen ze vrij goed door muren en andere obstakels heen. In het kader van mobiele
communicatie worden frequenties onder de 1 GHz (1000 MHz) veelal beschouwd als ‘laag’,
en alles daarboven als ‘hoog’. Hoe hoger frequenties zijn gelegen in het radiospectrum,
hoe minder ver ze over het algemeen reiken, en hoe moeilijker ze door muren en andere
obstakels heen dringen.
Lage frequenties zijn bij uitstek geschikt voor het kostenefficiënt leveren van dekking,
ook op lastig te bereiken plekken zoals in gebouwen. Hoge frequenties zijn op hun
beurt bij uitstek geschikt voor het leveren van capaciteit. Afhankelijk van de dienstverlening
die een partij wil leveren zal hij lage frequenties, hoge frequenties, of een combinatie
van beide nodig hebben. Het realiseren van meer capaciteit kan ook door het netwerk
uit te breiden. In geval van mobiele communicatienetwerken betekent dit veelal het
plaatsen van meer antennes of het inzetten van efficiëntere technologie. Het plaatsen
van antennes is echter relatief kostbaar, waardoor het veelal goedkoper is om in plaats
daarvan extra frequenties te verwerven.
2. Advies Autoriteit Consument en Markt
Het aantal beschikbare frequenties voor mobiele communicatie is beperkt en over het
algemeen schaars. De verdeling van de beschikbare frequenties is zodoende van bijzonder
belang voor het aantal partijen dat actief kan zijn in het leveren van mobiele communicatiediensten,
en aldus de marktordening. In de aankomende jaren worden er diverse verdelingen van
frequenties voor mobiele communicatie voorzien. Vanwege de grote invloed die de verdeling
en het bezit van frequenties heeft op de marktordening is de Autoriteit Consument
en Markt (hierna: ‘ACM’) gevraagd om te adviseren over de eventuele noodzaak om daarbij
marktordenende maatregelen te treffen. Op 9 april 2019 heeft zij haar advies gepubliceerd.1
De ACM heeft bekeken hoe de markt zich de afgelopen jaren heeft ontwikkeld, hoe de
markt er momenteel uit ziet, en hoe de markt zich naar verwachting gaat ontwikkelen.
Op basis van dat onderzoek adviseert de ACM om beperkingen te stellen aan de maximale
hoeveelheid frequenties die een rechtspersoon mag houden. Dergelijke beperkingen worden
ook wel ‘spectrumcaps’ genoemd. De spectrumcaps die de ACM adviseert dienen een voldoende
evenwichtige verdeling van frequenties te waarborgen, zodat er ten minste drie marktpartijen
over frequenties voor mobiele communicatie kunnen beschikken. Concreet heeft de ACM
daartoe drie spectrumcaps geadviseerd:
-
1. Globale spectrumcap. Een spectrumcap van 40% op het totale bezit van frequenties in
alle frequentiebanden die nu en in de toekomst beschikbaar zijn voor mobiele communicatie.
-
2. Spectrumcap op lage frequenties. Een cap van 40% op het totale bezit van frequenties
in alle frequentiebanden onder de 1 GHz die nu en in de toekomst beschikbaar zijn
voor mobiele communicatie. Bij de berekening van deze spectrumcap zou naar boven moeten
worden afgerond. Deze spectrumcap is aanvullend op de globale spectrumcap.
-
3. 3,5 GHz bandspecifieke spectrumcap. Een spectrumcap van 40% op het bezit van frequenties
in de 3,5 GHz-band (3400–3800 MHz). Anders dan de andere twee spectrumcaps geldt deze
enkel voor de 3,5 GHz-band. Deze spectrumcap is eveneens aanvullend op de globale
spectrumcap. Deze spectrumcap is vooralsnog niet vastgelegd in deze regeling. Dit
zal gebeuren op het moment dat de regelgeving ten aanzien van de verdeling van de
3,5 GHz-band wordt vastgesteld.
Deze spectrumcaps garanderen dat er ten minste drie partijen in staat zijn om de frequenties
te verwerven die zij nodig hebben om effectief te kunnen concurreren. Het waarborgen
van de aanwezigheid van ten minste drie partijen is volgens de ACM nodig om de bestaande
situatie van effectieve concurrentie ook na de aankomende verdelingen van frequenties
voor mobiele communicatie te behouden. Hiertoe is het nodig om een voldoende evenwichtige
verdeling van frequenties te waarborgen door te voorkomen dat één partij beschikt
over te veel frequenties, en daarmee diens concurrenten over te weinig frequenties.
Immers, zoals hiervoor reeds toegelicht is het soort en aantal frequenties dat een
partij bezit van invloed op de dekking en kwaliteit van zijn dienstverlening, de kosten
die hij moet maken, en zodoende op zijn concurrentiepositie. Een onevenwichtige verdeling
van frequenties kan de concurrentie bij de levering van elektronische-communicatienetwerken
en -diensten verminderen. Het advies van ACM wordt overgenomen en is, met het oog
op de verdeling van de 700, 1400 en 2100 MHz-vergunningen, uitgewerkt in deze regeling.
Voorafgaand aan de verdeling van de 3,5 GHz-band wordt deze regeling aangepast om
tevens uitvoering te geven aan de spectrumcap voor deze band.
3. Bevoegdheid tot het vaststellen van spectrumcaps
De door ACM geadviseerde spectrumcaps tezamen zijn dus nodig om de concurrentie/mededinging
bij de levering van elektronische-communicatienetwerken en -diensten te bevorderen
(artikel 8, tweede lid, Kaderrichtlijn en artikel 3, tweede lid, Europees wetboek
voor elektronische communicatie). Artikel 3.11 van de Telecommunicatiewet, zoals dat
luidt na inwerkingtreding van de Wet van 14 maart 2018 tot wijziging van de Telecommunicatiewet
en van de Mediawet 2008 (gebruiksbeperking frequentieruimte en digitale radio-omroep),
biedt de grondslag om in het belang van een optimale verdeling dan wel een doelmatig
gebruik van de frequentieruimte, de maximale hoeveelheid frequentieruimte vast te
stellen die een natuurlijk persoon of een rechtspersoon ten hoogste mag gebruiken
of in een verdeling kan verwerven. Daar kan, net als onder de voorheen luidende tekst
van artikel 3.11 van de wet, ook de hoeveelheid frequentieruimte waarover die partij
reeds beschikt in worden meegenomen. De gewijzigde formulering van artikel 3.11 van
de wet brengt met zich mee dat niet alleen een maximum kan worden gesteld aan hetgeen
een partij kan verwerven. Het nieuwe artikel 3.11 ziet op het maximeren van de hoeveelheid frequentieruimte
die een natuurlijke persoon of rechtspersoon mag gebruiken. Hieronder wordt met andere woorden niet alleen het bezit van vergunningen voor het
gebruik van frequentieruimte meegerekend, maar tevens het gebruik van frequentieruimte
zónder bezit van de vergunningen, bijvoorbeeld in de vorm van huur. Verhuur wordt
toegestaan bij de implementatie van het Europees wetboek van elektronische telecommunicatie.
Verhuurde vergunningen blijven overigens meetellen. De vergunninghouder gebruikt de
frequentieruimte immers eveneens, door het te verhuren.
4. De spectrumcaps
In het kader van de verdeling van de 700, 1400 en 2100 MHz-vergunningen heeft ACM
geadviseerd dat de optimale verdeling een evenwichtige verdeling, mede gelet op de
frequentieruimte die partijen reeds bezitten, over ten minste drie partijen is2. Dit wordt hierna toegelicht.
4.1 Globale spectrumcap
De globale spectrumcap van 40% van het beschikbare spectrum voor mobiele communicatie
zorgt ervoor dat er ten minste drie partijen kunnen beschikken over frequenties die
nodig zijn voor het kunnen aanbieden van mobiele communicatiediensten.
Met de aanstaande (her)verdeling van de 700, 1400 en 2100 MHz-banden zijn er zeven
frequentiebanden beschikbaar voor mobiele communicatie, die tezamen 680 MHz beslaan:
-
– 700 MHz: 60 MHz (2x30 MHz gepaard spectrum)3
-
– 800 MHz: 60 MHz (2x30 MHz gepaard spectrum)
-
– 900 MHz: 70 MHz (2x35 MHz gepaard spectrum)
-
– 1400 MHz: 40 MHz (1x40 MHz ongepaard spectrum)
-
– 1800 MHz: 140 MHz (2x70 MHz gepaard spectrum)
-
– 2100 MHz: 120 MHz (2x60 MHz gepaard spectrum)
-
– 2600 MHz: 190 MHz (2x65 MHz gepaard spectrum & 1x60 MHz ongepaard spectrum)
In de 2600 MHz-band gelden er echter gebruiksbeperkingen voor de frequenties 2565
– 2570 MHz, 2590 – 2595 MHz, 2615 – 2620 MHz en 2685 – 2690 MHz. Overeenkomstig het
advies van ACM worden deze frequenties niet meegenomen in het berekenen van de spectrumcap(s).
Ten tijde van de verdeling van deze frequenties in 2010 en 2012 werd reeds erkend
dat deze frequenties weinig nut zouden hebben voor de uiteindelijk(e) houder(s). Om
die reden werden ze automatisch toegekend aan de winnaars van aangrenzende frequenties,
en niet meegerekend voor het berekenen van de spectrumcap die werd toegepast bij de
verdeling van de 2600 MHz-band in 2010. In het verlengde daarvan worden ze ook nu
niet meegenomen bij het berekenen van de globale spectrumcap, en wordt er uitgegaan
van in totaal 660 MHz.
Voorgaande laat onverlet dat in de toekomst andere keuzes kunnen worden gemaakt waar
het vergunningen betreft die een gebruiksbeperking kennen. Voor toekomstige verdelingen
zal conform het advies van de ACM telkens worden bekeken of er vergunningen zijn die
in de praktijk niet of nauwelijks inzetbaar zijn.
40% van 660 MHz is 264 MHz (660 x 0,4), dit maximum is vastgelegd in artikel 4, eerste
lid. Naar mate er in de toekomst meer frequenties beschikbaar komen voor mobiele communicatie
zal deze rekensom veranderen, waar deze regeling vervolgens op wordt aangepast. 40%
van het totaal aan frequenties bestemd voor mobiele communicatie kan daarbij in de
praktijk uitkomen op een niet rond aantal in 5 MHz maar op enkele MHz-en, of kleiner.
In het kader van frequentieverdelingen zijn de beschikbare frequenties echter veelal
verdeeld in eenheden of veelvouden van 5 MHz. In de praktijk kan het daarom voorkomen
dat een partij in het kader van een frequentieverdeling niet in staat is om frequenties
te kopen tot het absolute maximum dat is toegestaan op grond van de globale spectrumcap
zoals gedefinieerd in artikel 4, eerste lid, van deze regeling. Het staat partijen
echter vrij om vergunningen die zij bezitten gedeeltelijk te verhandelen en daarbij
te verzoeken dat de betreffende vergunningen worden opgesplitst in kleinere eenheden.
Zo zou een partij in beginsel precies het aantal frequenties kunnen komen te bezitten
dat is toegestaan onder de globale cap. Hierbij zal echter wel, onder andere, worden
getoetst of een dergelijke opsplitsing het doelmatig gebruik van frequentieruimte
bevordert.
4.2 Spectrumcap op lage frequenties
Op zichzelf is de globale spectrumcap onvoldoende om te waarborgen dat er na de aankomende
verdelingen van frequenties voor mobiele communicatie sprake blijft van effectieve
concurrentie. Dit houdt verband met het bijzondere belang van lage frequenties voor
het kostenefficiënt creëren van dekking en de kwaliteit van dienstverlening, zoals
hiervoor reeds uitgelegd.
Zonder lage frequenties is het naar verwachting zeer moeilijk om een landelijk dekkend
netwerk te realiseren. Zeker wanneer er ook een goed niveau van binnenhuisdekking
wenselijk is, waar hoge frequenties minder geschikt voor zijn.
Omdat de hoeveelheid lage frequenties klein is in verhouding tot de totaal beschikbare
hoeveelheid frequenties creëert de globale spectrumcap geen of nauwelijks beperkingen
aan de hoeveelheid lage frequenties die een partij kan kopen. Om toch te waarborgen
dat ook de beschikbare lage frequenties over ten minste drie partijen wordt verdeeld
is een aanvullende spectrumcap van 40% op lage frequenties nodig. Bij een percentage
van 40% en de aanwezigheid van drie partijen bezit de eigenaar van de meeste lage
frequenties maximaal twee keer zo veel als de eigenaar van de minste lage frequenties.
Dit verzekert een evenwichtige en dus optimale verdeling van lage frequenties.
Hoewel een partij 40% van de lage frequenties voor mobiele communicatie mag gebruiken
kan het door de toegepaste verkaveling van deze frequenties onmogelijk blijken om
precies voor die hoeveelheid vergunningen te verwerven. Tot op heden zijn en worden
deze frequenties namelijk verkaveld per 2x5 MHz. Bij de huidige beschikbare lage frequenties,
inclusief de in de komende verdeling beschikbaar te stellen 700 MHz-band, komt deze
cap neer op 40% van 190 MHz = 76 MHz. Vanwege de standaard verkaveling kan een partij
via de gangbare frequentieverdelingen maximaal 70 MHz verwerven. In de praktijk betekent
dat dat de spectrumcap een stuk lager ligt dan 40%. Op advies van de ACM wordt daarom
voor het berekenen van het exacte aantal lage frequenties dat een partij mag bezitten,
nu naar boven afgerond op eenheden van 2x5 MHz, oftewel tientallen MHz. De cap is
daarom naar boven afgerond op 80 MHz. Dit maximum is vastgelegd in artikel 4, tweede
lid, van de regeling.
Op grond van artikel 3.20 Telecommunicatiewet kunnen vergunningen geheel of gedeeltelijk
worden overgedragen. Die gedeeltelijke overdracht kan bijvoorbeeld betrekking hebben
op het aantal MHz waar een vergunning betrekking op heeft, of een specifiek geografisch
gebied. Hetzelfde geldt voor verhuur: deze kan ook betrekking hebben op een beperkt
geografisch gebied. Door de toevoeging ‘op enige locatie’ in artikel 4, eerste en
tweede lid, is bepaald dat de spectrumcaps op elke geografische schaal gelden. Ook
een eventueel geografisch beperkte overschrijding van de spectrumcaps die het gevolg
zou zijn van een gedeeltelijke overdracht of gedeeltelijke verhuur van vergunningen
is niet toegestaan.
5. Looptijd spectrumcaps
Voor het advies over (de hoogte van) de verschillende spectrumcaps is door de ACM
gekeken naar de verwachte ontwikkelingen in de markt voor mobiele communicatie in
de aankomende 5 jaar. Het beleidskader waarin vervolgens is bepaald welke spectrumcaps
er zullen worden gehanteerd bij de aankomende verdelingen van frequenties voor mobiele
communicatie is bedoeld om te werken tot uiterlijk in 2030.4 ACM adviseert de caps niet alleen te laten gelden in het kader van de aanstaande
verdeelprocedures, maar deze in stand te laten tot de herverdeling van de 800, 900,
1800 en 2600 MHz-banden. De caps blijven dan ook in stand tot die herverdeling: de
regeling vervalt op 31 december 2029, de datum waarop de eerste vergunningen in die
banden aflopen. Onderlinge overdracht van frequenties buiten de veilingen zal dan
ook niet kunnen leiden tot een overschrijding van de caps. Voorafgaand aan de herverdeling
van de 800, 900, 1800, en 2600 MHz-banden zal opnieuw worden bezien of het nog nodig
is om spectrumcaps te hanteren voor de periode daarna, en zo ja, de vorm en hoogte
daarvan. ACM zal daarover om advies worden gevraagd.
Bij de uitgifte van nieuw spectrum dat bestemd is voor mobiele communicatie gedurende
de looptijd van de capregeling zal de capregeling worden aangepast. De definitie van
‘frequentieruimte voor mobiele communicatie’ wordt daarbij telkens aangevuld met het
nieuw uit te geven spectrum, waarbij tevens het aantal MHz genoemd in artikel 4 naar
rato in overeenstemming wordt gebracht met de daardoor veranderde totale hoeveelheid
frequentieruimte voor mobiele communicatie.
6. Partijen die voor de caps als één worden aangemerkt
Artikel 3.11, tweede lid, van de wet biedt de mogelijkheid om, wanneer een cap op
grond van het eerste lid wordt opgelegd, bij ministeriële regeling te bepalen wanneer
verschillende natuurlijke personen of rechtspersonen als één worden aangemerkt voor
de vraag of de maximale hoeveelheid frequentieruimte per rechtspersoon wordt overschreden.
Omdat vergunningen voor het gebruik van frequentieruimte ten behoeve van mobiele communicatie
niet worden verleend aan natuurlijke personen, voorziet deze regeling uitsluitend
in maxima voor rechtspersonen. Rechtspersonen kunnen op verschillende manieren met
elkaar verbonden zijn. Voorheen werden alleen rechtspersonen die tezamen deel uitmaakten
van een groep voor de toepassing van een cap als één aangemerkt. Met de gewijzigde
formulering van artikel 3.11, tweede lid, van de wet is beoogd bij ministeriële regeling
ook andere vormen van verbondenheid aan te kunnen wijzen, om daarmee te voorkomen
dat de capregels door andere juridische constructies, zoals joint ventures, zouden
kunnen worden omzeild. In artikel 3 van de regeling is hier invulling aan gegeven.
7. Administratieve lasten
Voorliggende regeling stelt beperkingen aan het aantal frequenties dat een partij
maximaal mag gebruiken (de frequenties voor het gebruik waarvan een partij vergunningen
houdt, plus de frequenties die hij inhuurt van een andere vergunninghouder). De handhaving
van deze beperkingen wordt verricht door de minister. Frequenties kunnen worden verworven
in het kader van een verdelingsprocedure, zoals een veiling, of via overdracht van
vergunningen. De minister zal bij toekomstige verdelingen van de relevante frequenties
waarborgen dat een partij nooit meer frequenties kan verwerven dan hem is toegestaan
op grond van deze regeling. Ook in geval van een overdracht en verhuur van frequenties
zal de minister toetsen of de overdracht niet leidt tot overschrijding van het maximum
aantal frequenties door de partijen die zijn betrokken bij die overdracht.
In beginsel hoeven partijen zodoende geen kosten te maken om te voldoen aan deze regeling.
Niettemin is de verwachting dat partijen de grenzen van hetgeen volgens deze regeling
is toegestaan onderzoeken voordat zij deelnemen aan een frequentieverdeling, of voordat
zij trachten om meer frequenties te verwerven via overdracht.
In de praktijk zal dit neerkomen op het verrichten van een eenvoudige rekensom: maximum
aantal frequenties zoals bepaald in deze regeling – huidig bezit van frequenties =
maximaal nog te verwerven frequenties. Omdat er van mag worden uitgegaan dat een partij
weet hoeveel frequenties hij reeds bezit is deze rekensom telkens eenvoudig te maken.
Hoe vaak een partij deze regeling moet raadplegen voor het uitvoeren van voornoemde
rekensom is vooraf niet goed te bepalen. Het aantal partijen dat door deze regeling
wordt getroffen is vooraf niet met zekerheid te bepalen. Op dit moment zijn er overigens
slechts drie partijen houder van vergunningen voor de frequenties waar deze regeling
betrekking op heeft. Al met al is het door deze onzekerheden echter niet goed mogelijk
om de totale regeldrukkosten te bepalen over de looptijd van deze regeling tot 2030.
II. Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1
In artikel 1 worden drie begrippen gedefinieerd, ten eerste: ‘frequentieruimte voor
mobiele communicatie’ en ‘frequentieruimte voor mobiele communicatie lager dan 1 GHz’.
Deze begrippen zijn relevant voor de reikwijdte van de globale cap in artikel 4, eerste
lid, respectievelijk de cap op lage frequenties in artikel 4, tweede lid.
In de definitie van ‘frequentieruimte voor mobiele communicatie’ zijn alle frequentiebanden
voor mobiele communicatie opgesomd die onder de werking van de globale cap in artikel
4, eerste lid, vallen. Het gaat op dit moment om de 700, 800, 900, 1400, 1800, 2100
en 2600 MHz-banden. Vier kavels in de 2600 MHz-band, waarvoor reeds vergunningen zijn
verleend, worden uitgesloten van de werking van de cap. De vergunningen voor deze
kavels zijn destijds met zware beperkingen verleend en de kavels werden om die reden
destijds ook uitgesloten van de cap die werd gehanteerd in de verdeling van de 2600
MHz-vergunningen. Dit wordt in deze capregeling gerespecteerd. Dit betekent dat deze
kavels niet meetellen voor het geheel aan beschikbare frequentieruimte voor mobiele
communicatie waarop de cap in artikel 4, eerste lid, is gebaseerd, noch voor de hoeveelheid
frequentieruimte voor mobiele communicatie die de houder van een of meer van die kavels
gebruikt in de zin van die bepaling.
In de definitie voor ‘frequentieruimte voor mobiele communicatie lager dan 1 GHz’
wordt de reikwijdte van de cap in artikel 4, tweede lid, bepaald. Het gaat om dat
deel van de in de hiervoor besproken definitie dat betrekking heeft op de frequentiebanden
onder de 1 GHz: de 700, 800 en 900 MHz-banden.
Indien er gedurende de looptijd van deze regeling aanvullende frequenties (al dan
niet onder de 1 GHz) beschikbaar komen voor mobiele communicatie zullen deze middels
een wijziging van deze regeling ook onder deze spectrumcap worden gebracht door deze
op te nemen in de definitie en de cap in artikel 4, eerste (en in voorkomend geval:
tweede) lid, naar rato aan te passen zodat de cap 40% van de dan beschikbare hoeveelheid
frequenties voor mobiele communicatie (en in voorkomend geval: lager dan 1 GHz) bedraagt.
Het derde begrip dat wordt gedefinieerd is ‘gebruiken van frequentieruimte’. Dit begrip
wordt in artikel 3.11 van de wet gehanteerd, maar niet gedefinieerd. Om hier geen
onduidelijkheid over te laten bestaan is met de definitiebepaling vastgelegd dat het
houden van een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte voor de toepassing
van de capregeling reeds telt als gebruik, ongeacht of de vergunninghouder of een
derde daar (daadwerkelijk) gebruik van maakt. Blijkens de nota naar aanleiding van
het verslag is immers niet beoogd de betekenis van artikel 3.11 van de wet in die
zin te wijzigen: 'Ook op basis van het huidige artikel 3.11 van de Telecommunicatiewet
is het reeds mogelijk om bij de verdeling van schaarse frequentieruimte de hoeveelheid
per aanvrager te verkrijgen frequentieruimte te beperken tot een vast te stellen maximum.
Indien dit voor een optimale verdeling van frequentieruimte nodig is, kan de Minister
rekening houden met frequentieruimte die reeds eerder is verleend. In die zin verandert
er niets en is het voorgestelde artikel een hercodificatie hiervan.' (Kamerstukken
34 799, nr. 5). Het vervangen van het woord ‘beschikken’ door het woord ‘gebruiken’ heeft wel een
verruiming van de reikwijdte van op grond van artikel 3.11 van de wet gestelde caps
tot gevolg: hier valt niet alleen frequentieruimte onder waarvoor de betreffende rechtspersoon
een vergunning houdt, maar tevens de frequentieruimte die een rechtspersoon inhuurt
van een ander, die vergunninghouder is. Ingehuurde frequentieruimte of frequentieruimte
waarvan de rechtspersoon anderszins gebruik mag maken, telt met andere woorden ook
mee bij de beoordeling of een rechtspersoon de gestelde caps overschrijdt.
Artikel 2
De capregeling geldt niet op en met betrekking tot installaties ter zee in de zin
van de Wet installaties Noordzee. Dit brengt met zich mee dat vergunningen voor mobiele
communicatie die geografisch zijn beperkt tot installaties ter zee (en dus niet gelden
op land en de territoriale wateren) niet meetellen voor de vaststelling van de hoeveelheid
frequentieruimte voor mobiele communicatie waarover een partij beschikt in de zin
van artikel 4 van deze regeling. Het staat een aanbieder dan ook vrij om te beschikken
over meer dan 40% van bijvoorbeeld alle vergunningen in de 700, 800 en 900 MHz op
installaties ter zee. Een (gedeeltelijke) overdracht (of onder het nieuwe artikel
3.11 Tw: verhuur) van het offshore-deel van de (momenteel niet geografisch gesplitste
en dus wel onder de definitie in artikel 1 vallende) 800- en 900 MHz-vergunningen
zal dus niet worden getoetst aan artikel 4 van deze regeling.
De regeling geldt daarnaast niet ten aanzien van de transitievergunning bedoeld in
artikel 3.8a, eerste lid, onderdeel a, van de wet. Op grond van artikel 3.8a, eerste
lid, van de wet wordt bij een herverdeling van frequentieruimte een transitievergunning
verleend: zowel aan de houder van een vergunning voor het gebruik van de frequentieruimte
die wordt herverdeeld (onderdeel a) als aan degene die bij de herverdeling de nieuwe
vergunning voor deze frequentieruimte verwerft (onderdeel b). De houder van frequentieruimte
die wordt herverdeeld die bij deze herverdeling weer een nieuwe vergunning verwerft
in dezelfde band, krijgt op grond van die bepaling een transitievergunning waarin
zowel zijn oude plek in de band als zijn nieuwe plek in de band zijn opgenomen. Om
te voorkomen dat de transitievergunning voor beide plekken in de band meetelt voor
diens totaal aan frequentieruimte waarover hij beschikt in de zin van artikel 4 van
de regeling, wordt ten aanzien van de transitievergunning uitsluitend de nieuw verworven
frequentieruimte (artikel 3.8a, eerste lid, onderdeel b, van de wet) meegeteld onder
deze regeling.
Artikel 3
In artikel 3.11, tweede lid, van de wet, is bepaald dat bij ministeriële regeling
kan worden bepaald wanneer rechtspersonen voor de toepassing van de gebruiksbeperking
als éen worden aangemerkt. Artikel 3 van deze regeling bepaalt onder welke omstandigheden
het frequentiegebruik van verschillende rechtspersonen moet worden meegeteld voor
de berekening van de hoeveelheid frequentieruimte die een bepaalde rechtspersoon gebruikt
in de zin van deze regeling. Deze rechtspersonen zijn verbonden met de betreffende
rechtspersoon (de rechtspersoon wiens frequentiegebruik wordt getoetst aan artikel
4), op een manier die mededingingsrechtelijk relevant is. Het is door deze bepaling
niet mogelijk om onder de in artikel 4 opgenomen caps uit te komen door vergunningen
onder te brengen in verschillende rechtspersonen die op grond van deze bepaling onderling
verbonden zijn.
Voor het bepalen van het totale frequentiegebruik van rechtspersoon X telt op basis
van deze bepaling niet alleen diens eigen frequentiegebruik mee, maar ook dat van
rechtspersonen waarin de betreffende rechtspersoon rechtstreeks of middellijk meer
dan 25% van de aandelen of stemrechten bezit, de bevoegdheid heeft meer dan de helft
van de commissarissen of bestuurders te benoemen of het recht heeft de zaken van de
onderneming te leiden (hierna: ‘dochterbedrijven’). Deze criteria zijn ontleend uit
de concentratieverordening, waarbij echter in navolging van het VK en Duitsland een
drempel van 25% wordt gehanteerd in plaats van de huidige 50% in de concentratieverordening.
Daarnaast wordt ook het frequentiegebruik van het moederbedrijf van de betreffende
rechtspersoon, andere dochters van het moederbedrijf (zusterbedrijf), en gezamenlijke
dochterbedrijven van de betreffende rechtspersoon met diens moeder- of zusterbedrijf
meegeteld. Ook joint ventures vallen er onder.
Het voorgaande betekent dat als een van de drempels genoemd in de onderdelen i tot
en met iv van onderdeel a van artikel 3 wordt overschreden, er in ieder geval sprake
is van verbondenheid. Daarnaast is een rechtspersoon verbonden aan de betreffende
rechtspersoon als sprake is van zeggenschap in de zin van artikel 3 van de concentratieverordening.
Artikel 4
In dit artikel worden de caps uitgewerkt: globaal op de hoeveelheid frequentieruimte
voor mobiele communicatie in het eerste lid, en op de hoeveelheid frequentieruimte
voor mobiele communicatie lager dan 1 GHz in het tweede lid. De hoeveelheden zijn
gebaseerd op de totale momenteel beschikbare frequentieruimte voor mobiele communicatie,
inclusief het spectrum dat met de veiling van de 700, 1400 en 2100 MHz-vergunningen
beschikbaar komt. De totale hoeveelheid beschikbaar spectrum voor mobiele communicatie
bedraagt:
700 MHz-band
|
60 MHz
|
800 MHz-band
|
60 MHz
|
900 MHz-band
|
70 MHz
|
1400 MHz-band
|
40 MHz
|
1800 MHz-band
|
140 MHz
|
2100 MHz-band
|
120 MHz
|
2600 MHz-band
|
170 MHz
|
Totaal:
|
660 MHz
|
Omdat er 4 kavels van ieder 5 MHz zijn uitgesloten van de werking van deze capregeling
bedraagt het totaal 660 MHz. 40% van 660 MHz is 264 MHz: de maximale hoeveelheid frequentieruimte
waarover een rechtspersoon op grond van het eerste lid op enig moment op enige locatie
kan beschikken.
Met ‘op enig moment’ is tot uitdrukking gebracht dat vergunningen die herverdeeld
worden, maar op dat moment nog geldig zijn, uiteraard niet dubbel tellen voor de werking
van de cap: de vergunningen die aflopen tellen niet mee bij het bepalen van de hoeveelheid
frequentieruimte die de houder van die aflopende vergunningen bij de herverdeling
van die band kan verkrijgen.
De frequentiebanden die meetellen voor de cap op frequentieruimte voor mobiele communicatie
lager dan 1 GHz bedragen bij elkaar 190 MHz. 40% van 190 MHz is 76 MHz. Dit aantal
is voor de capbepaling naar boven afgerond op eenheden van 2x5 MHz. Dit resulteert
in een maximale hoeveelheid frequentieruimte voor mobiele communicatie lager dan 1 GHz
van 80 MHz per rechtspersoon.
Zoals al werd toegelicht ten aanzien van artikel 1 zullen, indien er gedurende de
looptijd van deze regeling aanvullende frequenties (al dan niet onder de 1 GHz) beschikbaar
komen voor mobiele communicatie, deze middels een wijziging van deze regeling ook
onder de spectrumcap worden gebracht. Dit zal gebeuren door de nieuw beschikbare frequenties
op te nemen in de definitie, en de cap in artikel 4, eerste (en in voorkomend geval:
tweede) lid, naar rato aan te passen zodat de cap 40% van de dan beschikbare hoeveelheid
frequenties voor mobiele communicatie (en in voorkomend geval: lager dan 1 GHz) bedraagt.
Artikel 5
Deze regeling treedt gelijk met de Regeling aanvraag- en veilingprocedure vergunningen
700, 1400 en 2100 MHz in werking, en zal daarna door blijven werken tot het vervallen
van de regeling op 31 december 2029: de datum waarop de eerste 800 MHz-vergunningen
vervallen. In het kader van de verdeling van de 800, 900, 1800, 2100 en 2600 MHz-vergunningen
die in of rond 2030 aflopen zullen de caps worden herzien.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
M.C.G. Keijzer