Besluit van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 17 maart 2020, nr. IENW/BSK-2020/33078, houdende wijziging van het Besluit aanwijzing toezichthouders en opsporingsambtenaren Inspectie Leefomgeving en Transport betreffende vervoerswetgeving en van het Besluit aanwijzing toezichthouders spoorwegen in verband met het toezicht door de ILT op beveiligingsmaatregelen voor treinen die door Kanaaltunnel rijden

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 69, eerste lid, van de Spoorwegwet en artikel 87, eerste lid, onder a, van de Wet personenvervoer 2000;

BESLUIT:

ARTIKEL I

Artikel 1 van het Besluit aanwijzing toezichthouders en opsporingsambtenaren Inspectie Leefomgeving en Transport betreffende vervoerswetgeving wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van de uitzondering, bedoeld in het eerste lid, onder d, worden de ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport aangewezen als ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van de inhoud van het vervoerplan, bedoeld in artikel 35a van de Wet personenvervoer 2000, voor zover het betreft de beschrijving in het vervoerplan van de beveiligingsmaatregelen die genomen worden voor treinen die vanuit Nederland door de Kanaaltunnel gaan rijden.

ARTIKEL II

Het Besluit aanwijzing toezichthouders spoorwegen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, wordt ‘de Inspectie van Verkeer en Waterstaat’ vervangen door ‘de Inspectie Leefomgeving en Transport’.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van het eerste lid worden de ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport aangewezen als ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van de inhoud van het vervoerplan, bedoeld in artikel 35a van de Wet personenvervoer 2000, voor zover het betreft de beschrijving in het vervoerplan van de beveiligingsmaatregelen die genomen worden voor treinen die vanuit Nederland door de Kanaaltunnel gaan rijden.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie in de Staatscourant en werkt terug tot en met 1 januari 2020.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

Bezwaarschrift

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan een belanghebbende tegen dit besluit binnen zes weken na de dag waarop dit is bekendgemaakt een bezwaarschrift indienen. Het bezwaarschrift moet worden gericht aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, ter attentie van Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, sector Algemeen Bestuurlijk-Juridische Zaken, Postbus 20901, 2500 EX Den Haag.

Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en ten minste te bevatten:

  • a. naam en adres van de indiener;

  • b. de dagtekening;

  • c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt (datum en nummer of kenmerk);

  • d. een opgave van de redenen waarom men zich met het besluit niet kan verenigen.

TOELICHTING

Inleiding

Dit besluit strekt tot wijziging van het Besluit aanwijzing toezichthouders en opsporingsambtenaren Inspectie Leefomgeving en Transport betreffende vervoerswetgeving en van het Besluit aanwijzing toezichthouders spoorwegen.

Achtergrond

De wijzigingen van genoemde besluiten (artikel I en artikel II, onderdeel B) houden verband met de realisatie van de directe treinverbinding tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk (Londen). Deze directe verbinding zal in 2020 in werking zijn. Ten behoeve van deze directe verbinding hebben België, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Nederland afspraken gemaakt over de beveiliging van de treinen die vanuit Nederland door de Kanaaltunnel naar het Verenigd Koninkrijk rijden. In het verdrag tussen de betrokken landen staat dat Nederland als verdragspartij moet waarborgen dat de beveiliging van de treinen, die door de Kanaaltunnel rijden, voldoende is voorzien en georganiseerd en dat de verantwoordelijkheden helder gedefinieerd en uitgevoerd worden om de veiligheid van de treinen en de Kanaaltunnel te garanderen.

Het voornemen bestaat om in de Spoorwegwet vast te leggen dat een spoorwegonderneming, die treinen door de Kanaaltunnel laat rijden, verplicht is om de vereiste beveiligingsmaatregelen te treffen. Vastlegging van een dergelijke wettelijke verplichting zal enige tijd vergen. Om tot het moment van die wettelijke vastlegging invulling te kunnen geven aan het eerdergenoemde verdrag is door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat met NS afgesproken dat NS gezamenlijk met Eurostar voor de verbinding Amsterdam – Londen alle benodigde maatregelen neemt om te waarborgen dat de beveiliging voldoet aan de eisen die gelden voor de beveiliging van treinen die door de Kanaaltunnel rijden. NS zal daartoe in het jaarlijkse vervoerplan, bedoeld in artikel 35a, eerste lid, van de Wet personenvervoer 2000, opnemen dat NS via het security management systeem rapporteert over de maatregelen die NS neemt of reeds heeft genomen om invulling te geven aan de eisen uit het verdrag inzake de beveiliging van treinen die door de Kanaaltunnel rijden.

Door het onderhavige besluit zijn de ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport aangewezen als ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van de inhoud van het vervoerplan van NS voor zover het betreft de beschrijving in het vervoerplan van de beveiligingsmaatregelen die genomen worden voor treinen die vanuit Nederland door de Kanaaltunnel gaan rijden. Voor de overige onderdelen van het vervoerplan van NS zijn de directeur-generaal Mobiliteit van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en de onder hem werkzame ambtenaren aangewezen als ambtenaren belast met het toezicht op de naleving.

Op het moment waarop het eerdergenoemde voornemen tot wettelijke verankering in de Spoorwegwet is gerealiseerd en in werking is getreden, worden de besluiten, die worden gewijzigd door het onderhavige besluit, weer aangepast. De ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport zijn op grond van artikel 69, eerste lid, van de Spoorwegwet belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de volledige Spoorwegwet, behoudens enkele uitzonderingen die in artikel 1, tweede lid, van het Besluit aanwijzing toezichthouders spoorwegen zijn opgenomen.

Bij de voorbereiding van dit besluit is overleg gevoerd met de Inspectie Leefomgeving en Transport. De Inspectie Leefomgeving en Transport heeft een toezichtplan opgesteld waarin de gevolgen (voor onder andere personeel en uitvoeringskosten) van dit besluit zijn weergegeven.

Naast het bovenstaande bevat het onderhavige besluit een correctie in het Besluit aanwijzing toezichthouders spoorwegen. De Inspectie Leefomgeving en Transport is immers de rechtsopvolger van de Inspectie Verkeer en Waterstaat (artikel II, onderdeel A).

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

Naar boven