TOELICHTING
I. Algemeen
1.1. Aanleiding en doel
Het ‘Jaarbericht Staat van het mkb’ (hierna: Jaarbericht) van het Comité voor Ondernemerschap
van de jaren 20171, 20182 en 20193 wijst erop dat het op dit moment goed gaat met het midden- en kleinbedrijf (mkb)
in Nederland, maar dat dit geen reden is om achterover te leunen. In de betreffende
jaarberichten wordt een winstwaarschuwing gegeven. Door toenemende krapte op de arbeidsmarkt
(door onder meer vergrijzing) wordt arbeidsproductiviteit voor bedrijven de belangrijkste
bron van toekomstige groei en concurrentievermogen. En hoewel arbeidsproductiviteit
per bedrijf en bedrijfstak sterk uiteenloopt, zijn kleinere bedrijven gemiddeld genomen
een stuk minder productief dan grotere bedrijven. De gemiddelde arbeidsproductiviteit
is het afgelopen jaar in het kleinbedrijf zelfs afgenomen, met op termijn nadelige
gevolgen voor hun verdienvermogen. Volgens het Jaarbericht uit 2017 is er door productiviteitsgroei
bij deze mkb-bedrijven nog veel economische groei te realiseren. De Adviesraad voor
wetenschap, technologie en innovatie (AWTI) geeft in zijn advies ‘Verspreiding – De
onderbelichte kant van innovatie"4 aan dat er in Nederland ruimte is om de diffusie van kennis en innovaties te verbeteren
om daarmee de productiviteit te verhogen.
Digitalisering transformeert de economie en samenleving in snel tempo en biedt kansen
voor bedrijven om hun productiviteit te verhogen.5 Het benutten van de kansen die (productiviteitsverhogende) technologische innovaties
bieden, kan zorgen voor nieuwe groei in het mkb. Dit gebeurt nu echter nog te weinig.
Cijfers laten zien dat slechts een klein gedeelte van het kleinbedrijf investeert
in het digitaliseren van bedrijfsprocessen. Denk hierbij aan automatisering van de
bedrijfsvoering, het uitvoeren van online marketingcampagnes, of het sneller kunnen
inspelen op klantwensen door inzet van data-analyses. Het belangrijkste knelpunt voor
mkb-ondernemers om de kansen van deze innovaties te benutten is volgens het Jaarbericht
2019 een gebrek aan kennis. Veel ondernemers onderschatten bijvoorbeeld de efficiency-baten
van digitale oplossingen en missen de kennis om digitale oplossingen te implementeren.
De trend van digitalisering voltrekt zich grotendeels buiten het blikveld van de meeste
mkb-ondernemers omdat zij (en hun partners) onvoldoende verbonden zijn aan de nieuwe
'digitale economie'. Dit komt onder andere door imperfecties in de markt, waardoor
een expertise als (big)data-analyse voor veel (kleinere) bedrijven bijvoorbeeld niet
toegankelijk is. Om hier een impuls aan te geven is bij het Ministerie van Economische
Zaken en Klimaat (EZK) een nieuwe programma gestart. De ambitie van het programma,
met als titel ‘Versnelling digitalisering mkb’, is om het mkb beter te verbinden aan
de digitale economie.
Bij onderwijsinstellingen is er juist veel kennis aanwezig over onder meer (productiviteitsverhogende)
technologische innovaties en de mogelijkheden van digitalisering van bedrijfsprocessen.
Een van de kerntaken van elke onderwijsinstelling is om met opgedane kennis en inzichten
maatschappelijke of economische meerwaarde te creëren (de valorisatietaak). Daarnaast
is het voor onderwijsinstellingen van belang om studenten te kunnen laten leren en
oefenen in de beroepspraktijk, rekening houdend met de toenemende digitalisering,
ook onder mkb-bedrijven. Een nauwe samenwerking met het bedrijfsleven creëert voor
onderwijsinstellingen een doorlopende kennislijn binnen de school.
Gelet op bovenstaande is in het eerdergenoemde programma ‘Versnelling digitalisering
mkb’ opgenomen dat de Staatssecretaris van EZK de oprichting van mkb-werkplaatsen
door onderwijsinstellingen wil stimuleren, waarbinnen studenten kunnen leren en oefenen
in de beroepspraktijk, rekening houdend met de toenemende digitalisering, en mkb’ers
worden geholpen met het maken van een digitaliseringsslag. Dit enerzijds door studenten
in te zetten die in het kader van onderwijs scans maken voor mkb-bedrijven om te bezien
hoe zij digitalisering in hun bedrijf kunnen inzetten (een concreet en praktisch stappenplan,
een zogenoemde ‘roadmap’) en anderzijds door actief algemene kennis te delen met mkb’ers
met betrekking tot digitalisering (zoals het breed delen van kennis over digitalisering
middels een openbaar toegankelijk digitaal platform en het aanbieden van seminars
en webinars).
Dit jaar is gestart met enkele praktijktesten (in Groningen) waarin met een kleine
groep studenten en ondernemers getest is welke vormen van kennisoverdracht wel en
niet werken. De praktijktesten zijn in de eerste helft van 2019 doorontwikkeld naar
een eerste mkb-werkplaats en hebben geleid tot een aanpak voor opschaling van het
aantal mkb-werkplaatsen middels deze subsidiemodule. Met onderhavige subsidiemodule
krijgen onderwijsinstellingen de mogelijkheid om subsidie aan te vragen voor het initiëren
en oprichten van een mkb-werkplaats, en voor bepaalde activiteiten die zij binnen
zo’n mkb-werkplaats (laten) verrichten. De focus van de mkb-werkplaats dient te liggen
op technologieën die bijdragen aan de productiviteit (en daarmee het concurrentievermogen)
van mkb-bedrijven, zoals data-analytics, automatisering en online sales en marketing.
Omdat, zoals hierboven beschreven, met name in het kleinbedrijf door gebrek aan kennis
weinig geïnvesteerd wordt in het digitaliseren van bedrijfsprocessen, moet de mkb-werkplaats
zich met name richten op mkb-ondernemers met een klein bedrijf. Andere mkb-ondernemers
kunnen echter ook aankloppen bij de mkb-werkplaats. De mkb-werkplaats staat daarmee
open voor iedere mkb-ondernemer met een digitaliseringsvraagstuk op het focusgebied
van de mkb-werkplaats, waardoor de werkplaats zich niet richt op de innovatieve koplopers
van het mkb, maar juist op het peloton (het brede mkb). Dit betreft het grootste deel
van het mkb: bedrijven die te vinden zijn in de winkelstraten, op bedrijventerrein
en om de hoek. In de mkb-werkplaats weten student en mkb-ondernemer elkaar te vinden.
De mkb-ondernemer wordt geholpen met zijn digitaliseringsvraagstuk, en de student
doet relevante praktijkervaring op. Zo ontstaat er een betere aansluiting op de snel
veranderende arbeidsmarkt waar digitalisering een steeds grotere rol speelt en worden
studenten voorbereid op de banen van de toekomst.
Regionale overheden (provincies/gemeenten) zijn mede verantwoordelijk voor het stimuleren
van regionale economische groei, en een voorwaarde in deze subsidiemodule is dan ook
dat deze betrokken moeten zijn bij de mkb-werkplaatsen. Samenwerking in de regio is
van essentieel belang voor het welslagen van een mkb-werkplaats.
1.2. Hoofdlijnen van de regeling
Met onderhavige subsidiemodule, die opgenomen wordt in titel 3.23 van de Regeling
nationale EZK- en LNV-subsidies (RNES), krijgen onderwijsinstellingen (zijnde universiteiten,
hogescholen en MBO-instellingen) de mogelijkheid om (al dan niet in samenwerkingsverband)
voor een periode van maximaal drie jaar subsidie aan te vragen voor het initiëren
en oprichten van een mkb-werkplaats en voor het verrichten van de volgende activiteiten
in het kader van de mkb-werkplaats:
-
− het helder maken van de vragen van mkb-ondernemers en het samenbrengen van student
met mkb-ondernemer voor het maken van een roadmap, middels (onder meer) intakegesprekken;
-
− algemene voorlichting, brede kennisdeling en kennisverspreiding op het gebied van
digitalisering en van de resultaten (zoals de uitgevoerde roadmaps) van de mkb-werkplaats,
middels in ieder geval een openbaar toegankelijk digitaal platform, op niet-exclusieve
en niet-discriminerende basis;
-
− het monitoren en evalueren van de effecten en resultaten van de werkplaats; en
-
− openbare en brede bekendheid geven aan de mkb-werkplaats.
De onderwijsinstelling of het samenwerkingsverband van onderwijsinstellingen dient
bij aanvraag een projectplan aan te leveren. In het projectplan is beschreven wat
het doel is van de mkb-werkplaats, hoe deze wordt ingericht, wat het verwachte aantal
te bereiken mkb-ondernemers binnen de subsidieperiode is en op welke productiviteitsverhogende
technologieën de mkb-werkplaats zich richt. Binnen de mkb-werkplaats moet de onderwijsinstelling
of moeten de onderwijsinstellingen samenwerken met partijen in de regio, waaronder
in ieder geval een of meerdere regionale overheden. Deze regionale samenwerking moet
in het projectplan beschreven worden. Tot slot moet uit het projectplan blijken hoe
onderwijsinstellingen de mkb-werkplaats in hun onderwijscurriculum willen inbedden,
hoe de mkb-werkplaats bijdraagt aan verbetering van het praktijkleren van studenten
en op welke wijze de onderwijsinstellingen zorg dragen voor continuering van de mkb-werkplaats
na de subsidieperiode van (maximaal) drie jaar. Per regio kan een mkb-werkplaats andere
regionale partners kennen en andere accenten in technologie en opzet hebben. Maar
het basisconcept is gelijk. De mkb-werkplaats moet een open netwerk zijn, met ruimte
voor toetreders. Partijen in de samenwerking moeten bereid zijn producten met elkaar
te delen en van elkaar te leren. Alle resultaten van de mkb-werkplaats, zoals de uitgevoerde
roadmaps voor de mkb-ondernemers, moeten ook openbaar gemaakt worden. Activiteiten
die binnen de mkb-werkplaats verricht worden, zijn in ieder geval: intakes met mkb-ondernemers
ten behoeve van het verduidelijken van de vragen van de mkb-ondernemers en het samenbrengen
van student en mkb-ondernemer, het opstellen van roadmaps door de studenten en het
geven van openbaar toegankelijke voorlichting over digitalisering.
Cofinanciering is noodzakelijk. Daarom subsidieert de Minister van EZK (hierna: minister)
maximaal 50 procent van de subsidiabele kosten. De overige financiering moet vanuit
regionale overheden, private sponsoring dan wel onderwijsinstellingen zelf komen.
Per mkb-werkplaats is maximaal € 450.000 aan EZK-subsidie beschikbaar. In de Regeling
openstelling EZK- en LNV-subsidies 2020 zijn de openstelling en het subsidieplafond
opgenomen. De eerste openstelling van de subsidiemodule loopt van 2 april 2020 tot
en met 19 mei 2020. Voor deze openstelling geldt een subsidieplafond van € 2.000.000.
De subsidie wordt op basis van rangschikking verdeeld over de aanvragen die niet worden
afgewezen op basis van de afwijzingsgronden opgenomen in artikel 3.24.7 en de artikelen
22 en 23 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies (hierna: Kaderbesluit). Dit houdt
in dat de aanvragen (die niet moeten worden afgewezen) op basis van daarvoor opgestelde
criteria worden gerangschikt. De hoogst gerangschikte aanvragen ontvangen subsidie,
tot het moment dat het subsidieplafond wordt bereikt. Door toepassing van deze systematiek
is het mogelijk om de projecten waarvan het beste resultaat wordt verwacht, het eerste
voor subsidie in aanmerking te laten komen. Er is een adviescommissie, die de minister
adviseert over de toepassing van de afwijzingsgronden en de rangschikkingscriteria.
1.3. Uitvoering
Deze subsidiemodule wordt namens de minister uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend
Nederland (RVO), een dienst van het Ministerie van EZK. De aanvraag wordt ingediend
bij RVO, met gebruikmaking van de formulieren die door RVO ter beschikking worden
gesteld. RVO is betrokken geweest bij het opstellen van deze subsidiemodule en acht
deze uitvoerbaar.
1.4. Regeldruk
Deze regeling levert administratieve lasten op voor aanvragers van de subsidie. Dit
betreft (samenwerkingsverbanden van) onderwijsinstellingen die een mkb-werkplaats
willen opzetten. Het gaat derhalve niet om administratieve lasten voor bedrijven of
burgers, maar om administratieve lasten voor onderwijsinstellingen. De verwachting
is dat deze administratieve lasten beperkt zullen zijn. De regeldruk wordt berekend
aan de hand van de standaarduurtarieven voor intern personeel bij onderwijsinstellingen
als beschreven in het Handboek meting regeldrukkosten. Uitgegaan wordt van een standaarduurtarief
van € 51,–. Er zijn administratieve lasten te verwachten bij de aanvraag, bij het
leveren van tussen- en eindrapportages en bij de vaststelling van de subsidie. In
totaal, de kosten van de handelingen vermenigvuldigd met de verwachte tijdsbesteding
(33 uur per aanvraag) en het verwachte aantal aanvragen (momenteel 7) komt de regeldruk
neer op € 1.781. Met deze inschatting komt de totale regeldruk ten opzichte van het
beschikbaar gestelde budget bij de eerste openstelling (€ 2.000.000) neer op 0,59
procent.
De volgende handelingen voor deelnemende onderwijsinstellingen worden voorzien:
-
• het kennisnemen van de regeling en het stellen van verduidelijkingsvragen aan RVO;
-
• het beslaan van interne overleggen ter ontwikkeling van het project;
-
• het beslaan van externe overleggen ter ontwikkeling van het project;
-
• het invullen en aanleveren van het projectplan via het online format van RVO;
-
• het verstrekken en publiceren van tussentijdse en eindrapportages (inclusief evaluatie)
door de subsidieontvanger.
De regeling is voorgelegd aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk, maar is niet geselecteerd
voor formele advisering.
1.5. Staatssteun
Deze regeling bevat geen staatssteun. De subsidie is bedoeld voor onderwijsinstellingen.
Dit zijn instellingen als bedoeld in de bijlage bij de Wet op het hoger onderwijs
en wetenschappelijk onderzoek en als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs.
De subsidie wordt gebruikt door onderwijsinstellingen voor activiteiten die passen
binnen de wettelijke taken, die voor hbo-instellingen en universiteiten zijn vastgelegd
in artikel 1.3 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en
voor mbo-instellingen in artikel 1.2.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs. Unierechtspraak
heeft duidelijk gemaakt dat openbaar onderwijs dat binnen het nationaal onderwijsstelsel
wordt gefinancierd door de Staat en onder staatstoezicht staat, als een niet-economische
activiteit kan worden beschouwd. De activiteiten die de onderwijsinstellingen hier
verricht voor de werkplaats worden in het kader van de onderwijstaak gedaan: de onderwijsinstelling
richt de mkb-werkplaats op om studenten te kunnen laten leren en oefenen in de beroepspraktijk,
waarbij rekening wordt gehouden met toenemende digitalisering. Zo ontstaat een betere
aansluiting op de snel veranderende arbeidsmarkt waar digitalisering een steeds grotere
rol speelt en worden studenten voorbereid op de banen van de toekomst. Daarnaast geven
de onderwijsinstellingen met deze activiteiten invulling aan hun valorisatietaken.
Derhalve zijn deze activiteiten als niet-economische activiteiten te beschouwen en
is er op het niveau van de onderwijsinstellingen geen sprake van staatssteun.
Om te voorkomen dat sprake is van doorvloei van steun naar individuele mkb-ondernemers,
is de subsidie slechts bedoeld voor het initiëren en opzetten van de mkb-werkplaats,
het helder krijgen van de digitaliseringsvraagstukken van mkb-ondernemers en het samenbrengen
van student en ondernemer, het geven van algemene voorlichting, brede kennisverspreiding
(van onder meer de resultaten van de mkb-werkplaats), monitoring en evaluatie en brede
bekendheid geven aan de mkb-werkplaats. De subsidie mag niet worden aangewend voor
de kosten die direct toerekenbaar zijn aan het maken van de individuele roadmaps voor
mkb-ondernemers of aan kosten voor enige vervolgactiviteit die uit de gemaakte roadmaps
voortvloeit. Bovendien moeten alle resultaten van de mkb-werkplaats, waaronder de
uitgevoerde roadmaps, actief en breed gedeeld worden. Kennis- en voorlichtingsactiviteiten
moeten voor een ieder zonder onderscheid toegankelijk zijn. Het enige voordeel dat
een individuele mkb-ondernemer van de subsidie zou kunnen hebben, is dat van een succesvolle
matching met een student. Dit voordeel is echter niet goed kwantificeerbaar en zal,
gelet op de hoogte van de subsidie, de subsidiabele activiteiten en het aantal mkb-ondernemers
dat naar verwachting gemiddeld geholpen wordt in een mkb-werkplaats (zo’n 500 tot
750), bovendien zo gering zijn dat er geen sprake is van een dreigende vervalsing
van de mededinging of (merkbare) beïnvloeding van de interstatelijke handel.
Ook derden die een deel van de activiteiten voor de mkb-werkplaats verrichten, ontvangen
geen staatssteun, omdat in de subsidiemodule als verplichting is opgenomen dat zij
op grond van transparante en redelijke criteria geselecteerd moeten worden en daarvoor
een (ten hoogste) marktconforme vergoeding moeten krijgen.
2. Artikelen
Artikel I (titel 3.24 van de RNES)
Artikel 3.24.1 (begripsbepalingen)
Dit artikel bevat de omschrijving van de begrippen die in deze titel worden gebruikt.
De subsidie voor een mkb-werkplaats kan worden aangevraagd door een onderwijsinstelling alleen, of door een onderwijsinstelling in een samenwerkingsverband van onderwijsinstellingen.
In deze titel is een onderwijsinstelling gedefinieerd als een instelling als bedoeld
in de artikelen 1.3.1, 1.3.2a of 1.3.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs of
als bedoeld in bijlage behorende bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek, onder a tot en met i. Het gaat derhalve om onderwijsinstellingen die openbaar
onderwijs verrichten dat binnen het nationaal onderwijsstelsel wordt gefinancierd
door de Staat en onder staatstoezicht staat.
Een mkb-werkplaats is een regionaal en open kennisnetwerk (d.w.z. dat er, onder transparante en redelijke
voorwaarden, ruimte moet zijn voor toetreders; zie ook artikel 3.24.10, vijfde lid),
waarbinnen onderwijsinstellingen, tezamen met regionale partijen, ondernemers helpen
met hun digitaliseringsvraagstukken. Betrokken regionale partijen zijn in ieder geval
een regionale overheid (zie ook artikel 3.24.7, onderdeel d), maar kunnen daarnaast
ook expertbedrijven of banken uit de regio zijn. De mkb-werkplaats staat open voor
alle mkb-ondernemers, maar richt zich daarbij met name op het bereiken van het kleinbedrijf,
omdat deze groep mkb-ondernemers door een gebrek aan kennis het minst investeert in
productiviteitsverhogende technologieën. In de mkb-werkplaats moeten in ieder geval
de volgende activiteiten worden verricht: intakes met geïnteresseerde mkb-ondernemers
ten behoeve van het helder maken van de digitaliseringsvraagstukken van de mkb-ondernemers
en het samenbrengen van student en mkb-ondernemer, het opstellen van roadmaps door
de studenten en het geven van openbaar toegankelijke voorlichting. De mkb-werkplaats
moet een focus hebben op een of meer productiviteitsverhogende technologieën.
Een van de activiteiten in de mkb-werkplaats betreft het opstellen van roadmaps door
de studenten. Een roadmap is een door een of meer studenten opgesteld advies – dat uiteraard betrekking heeft
op een van de focusgebieden van de betreffende werkplaats – voor een mkb-ondernemer
over zijn digitaliseringsmogelijkheden. De roadmap moet praktische tips en een concreet
handelingsperspectief bevatten.
Een expertbedrijf is een bedrijf dat deskundig is op het gebied van een (of meerdere) productiviteitsverhogende
technologie(en). Zij kunnen binnen de mkb-werkplaats worden ingezet om de onderwijsinstellingen
en hun studenten te ondersteunen en adviseren bij de activiteiten van de werkplaats
(zie artikel 3.24.10, tweede lid). Het is niet toegestaan dat expertbedrijven rechtstreeks
advies geven aan mkb-bedrijven die gebruik maken van de mkb-werkplaats.
Onderwijsinstellingen hoeven binnen de mkb-werkplaats geen gebruik te maken van expertbedrijven,
maar wanneer zij dit doen, moeten expertbedrijven zich, onder redelijke en transparante
voorwaarden, kunnen aansluiten bij de mkb-werkplaats (zie ook artikel 3.24.10, vijfde
lid). De expertbedrijven kunnen hun bijdrage in kind leveren, maar kunnen ook worden
betaald voor hun dienstverlening aan de onderwijsinstelling en de studenten, al dan
niet tegen gereduceerd tarief. Als dat het geval is dan mag deze subsidie niet worden
aangewend om de expertbedrijven te betalen, om eventuele doorvloei van steun aan deze
expertbedrijven te voorkomen (zie verder artikel 3.24.4).
Artikel 3.24.2 (subsidieverstrekking)
In dit artikel is opgenomen aan wie de subsidie verstrekt kan worden en voor welke
activiteiten. De subsidie wordt verstrekt aan een onderwijsinstelling of een onderwijsinstelling
in een samenwerkingsverband van onderwijsinstellingen. De onderwijsinstelling krijgt
of de onderwijsinstellingen in het samenwerkingsverband krijgen de subsidie voor het
initiëren en opzetten van de mkb-werkplaats, en voor een aantal activiteiten die zij
verrichten binnen deze mkb-werkplaats. Het betreft de volgende activiteiten:
-
− het helder maken van de vragen van mkb-ondernemers en het samenbrengen van student
met mkb-ondernemer voor het maken van een roadmap, middels (onder meer) intakegesprekken;
-
− algemene voorlichting en brede kennisdeling en -verspreiding op het gebied van digitalisering
en brede verspreiding van de resultaten van de mkb-werkplaats op niet-exclusieve en
niet-discriminerende basis, middels in ieder geval een openbaar toegankelijk digitaal
platform;
-
− het monitoren en evalueren van de effecten en resultaten van de mkb-werkplaats; en
-
− openbare en brede bekendheid geven aan de mkb-werkplaats.
Brede verspreiding van de resultaten van de mkb-werkplaats is tevens een verplichting
op grond van artikel 3.24.10, derde lid. Bij de resultaten van de mkb-werkplaats moet
onder meer gedacht worden aan de uitgevoerde roadmaps voor de mkb-ondernemers. Ook
het monitoren en evalueren van de effecten en de resultaten van de mkb-werkplaats
is een verplichting op grond van artikel 3.24.10, zevende lid.
Artikel 3.24.3 (hoogte subsidie)
Per aanvraag (dus in geval van een samenwerkingsverband van onderwijsinstellingen
voor alle samenwerkende onderwijsinstellingen gezamenlijk) kan een subsidie van 50
procent van de subsidiabele kosten verkregen worden, met een maximum van € 450.000.
Artikel 3.24.4 (niet-subsidiabele kosten)
In dit artikel zijn de niet-subsidiabele kosten opgenomen. Zoals reeds toegelicht
in paragraaf 1.5 van het algemeen deel van de toelichting, zijn deze beperkingen opgenomen
om te voorkomen dat de door de minister verstrekte subsidie leidt tot een kwantificeerbaar
voordeel voor individuele mkb-ondernemers of expertbedrijven. Daarom mag de subsidie
niet aangewend worden voor de kosten die direct toerekenbaar zijn aan het maken van
de individuele roadmaps voor de mkb-ondernemers of die verband houden met mogelijke
vervolgactiviteiten die uit de uitgevoerde roadmaps voortkomen. Ook mag de subsidie
niet worden aangewend voor kosten die (eventueel) aan expertbedrijven verschuldigd
zijn.
Artikel 3.24.5 (verdeling subsidieplafond)
De minister verdeelt het subsidieplafond op basis van de rangschikking van de aanvragen
waarop niet afwijzend is beschikt. De rangschikkingscriteria zijn opgenomen in artikel
3.24.8. Voor elk rangschikkingscriterium worden punten toegekend.
Artikel 3.24.6 (realisatietermijn)
In artikel 23, onderdeel b, van het Kaderbesluit is opgenomen dat de subsidie wordt
afgewezen als het onaannemelijk wordt geacht dat de activiteiten binnen een bij ministeriële
regeling te bepalen termijn kunnen worden voltooid. In dit geval is de termijn voor
het uitvoeren van de activiteiten gesteld op drie jaar.
Artikelen 3.24.7, 3.24.8 en 3.24.9 (afwijzingsgronden, rangschikkingscriteria en adviescommissie)
In artikel 3.24.7 zijn de afwijzingsgronden voor een aanvraag opgenomen, aanvullend
op de afwijzingsgronden zoals opgenomen in de artikelen 22 en 23 van het Kaderbesluit.
Het is de bedoeling dat de onderwijsinstellingen de mkb-werkplaatsen na de subsidieperiode
van maximaal drie jaar zonder (specifieke) subsidiëring voortzetten en de mkb-werkplaats
structureel ingebed is in het onderwijscurriculum van de betreffende onderwijsinstellingen.
De aanvraag wordt daarom afgewezen als er onvoldoende vertrouwen bestaat dat dit realiseerbaar
is (artikel 3.24.7, onderdeel a).
In de aanvraag om subsidie moet voldoende onderbouwd zijn hoe de subsidieaanvragers
voldoen aan de verplichtingen die voor hen gelden. Indien er onvoldoende vertrouwen
bestaat dat de subsidieaanvrager of de subsidieaanvragers kan of kunnen voldoen aan
deze verplichtingen (opgenomen in artikel 3.24.10), wordt de aanvraag dan ook afgewezen
(artikel 3.24.7, onderdeel b).
Er zijn, vooruitlopend op onderhavige subsidiemodule, door de minister reeds enkele
incidentele subsidies verstrekt aan onderwijsinstellingen voor mkb-werkplaatsen. Voor
deze mkb-werkplaatsen kan geen subsidie meer worden verstrekt onder deze subsidiemodule.
Aanvragen die betrekking hebben op een mkb-werkplaats die reeds door de rijksoverheid
is gesubsidieerd, worden derhalve afgewezen (artikel 3.24.7, onderdeel c).
De subsidiemodule mkb-werkplaatsen is gericht op het ondersteunen van een regionale
samenwerking binnen de mkb-werkplaats. Het is daarom van belang dat in ieder geval
een regionale overheid als regionale partner betrokken is bij de mkb-werkplaats (artikel
3.24.7, onderdeel d).
Zoals reeds toegelicht in het algemeen deel van de toelichting, is gekozen voor een
verdeling van het subsidieplafond op basis van rangschikking van de aanvragen. Voor
elk rangschikkingscriterium wordt een aantal punten toegekend (zie artikel 3.24.8,
eerste en tweede lid). De aanvragen worden hoger gerangschikt naarmate meer punten
aan de aanvraag zijn toegekend (artikel 3.24.8, derde lid). Het rangschikkingscriterium
in artikel 3.24.8, eerste lid, onderdeel a, heeft betrekking op de kwaliteit van het
projectplan dat de aanvragers bij aanvraag om subsidie moeten indienen. In dit plan
staat wat het project behelst en hoe het wordt uitgevoerd (zie ook paragraaf 1.2 van
het algemeen deel van de toelichting). In het geval het projectplan in de rangschikking
een onvoldoende (minder dan 9 punten) wordt toegekend, wordt de aanvraag afgewezen
(artikel 3.24.7, onderdeel e). Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als onvoldoende
duidelijk is wat het project inhoudt, hoe het project wordt uitgevoerd en hoe dit
zal bijdragen aan de doelen waarvoor die subsidie wordt verstrekt.
De rangschikkingscriteria opgenomen in artikel 3.24.8, eerste lid, onderdelen c en
d, hebben betrekking op de doelen van deze subsidiemodule. De doelen van onderhavige
subsidiemodule zijn tweeledig: enerzijds is de mkb-werkplaats bedoeld om studenten
te kunnen laten leren en oefenen in beroepspraktijk, rekening houdend met de toenemende
digitalisering, en anderzijds kan de mkb-werkplaats een belangrijke bijdrage leveren
aan de digitalisering van mkb-ondernemers, die nu nog onvoldoende kennis hebben van
de mogelijkheden van digitalisering. Om te borgen dat alleen aanvragen die wezenlijk
bij kunnen dragen aan deze doelen gehonoreerd worden, is in artikel 3.24.7, onderdeel
e, daarnaast opgenomen dat de aanvraag wordt afgewezen als voor een van deze onderdelen
een onvoldoende (minder dan 12 punten) wordt toegekend. De rangschikkingscriteria
worden hieronder nader toegelicht.
Er zijn vijf criteria aan de hand waarvan de aanvragen worden gerangschikt, opgenomen
in artikel 3.24.8, eerste lid. Het eerste criterium is de mate van de kwaliteit van
het projectplan (artikel 3.24.8, eerste lid, onderdeel a). Hoe hoger de kwaliteit
van het projectplan hoe hoger de kwaliteit van de mkb-werkplaats en hoe beter de mkb-werkplaats
kan bijdragen aan de beleidsdoelstellingen van deze module. Het tweede criterium betreft
de potentiële impact van de mkb-werkplaats voor de regio (artikel 3.24.8, eerste lid,
onderdeel b). Dit criterium ziet onder meer op het potentiële bereik van de mkb-werkplaats,
en dus hoeveel mkb’ers kunnen worden geholpen met het maken van een digitaliseringsslag.
Ook landelijke spreiding van de mkb-werkplaatsen speelt bij dit criterium een rol,
omdat de impact van de mkb-werkplaats voor de regio groter zal zijn als er nog geen
andere mkb-werkplaats in die regio is. Bij het derde en vierde criterium (artikel
3.24.8, eerste lid, onderdelen c en d) gaat het om de mate waarin de aanvraag kan
bijdragen aan de doelen van de regeling. Bij onderdeel c wordt gekeken naar de mate
waarin de mkb-werkplaats effectief bijdraagt aan de digitalisering van mkb-ondernemers.
Gelet op de focus die een mkb-werkplaats moet hebben op het kleinbedrijf, wordt hierbij
met name naar deze doelgroep gekeken. Bij onderdeel d wordt gekeken naar de mate waarin
de mkb-werkplaats bijdraagt aan de verbetering van het praktijkleren voor de aan de
mkb-werkplaats verbonden studenten. Ten slotte is de betrokkenheid van partners in
de regio noodzakelijk voor het slagen van de mkb-werkplaats (artikel 3.24.8, eerste
lid, onderdeel e).
Een onafhankelijke adviescommissie adviseert de minister over de afwijzingsgronden
en de rangschikkingscriteria (artikel 3.24.9).
Artikel 3.24.10 (verplichtingen subsidieontvanger)
De subsidieverplichtingen die in dit artikel vermeld staan, hebben grotendeels als
doel te voorkomen dat er bij de subsidieverlening door de minister sprake is van (doorvloei
van) staatssteun. Ten eerste geldt de verplichting dat de onderwijsinstellingen, indien
zij tevens economische activiteiten verrichten, ten aanzien van deze activiteiten
een gescheiden boekhouding voeren (eerste lid). Ook zijn er verplichtingen opgenomen
ten aanzien van de inhuur van derden, zoals dat opdrachtverlening aan een derde voor
uitvoering van (een deel) van de subsidiabele activiteiten plaats moet vinden op basis
van transparante en redelijke criteria en tegen (ten hoogste) marktconforme tarieven
(zesde lid). Daarnaast mogen de expertbedrijven alleen ingezet worden om mee te denken
met student en onderwijsinstelling, om instrumentarium te ontwikkelen en online tools
beschikbaar te stellen, voor het begeleiden van de student en om de kwaliteit van
de geleverde resultaten te bewaken, en niet om mkb-ondernemers rechtstreeks te adviseren
(tweede lid). Overigens zijn de kosten die verschuldigd zijn aan expertbedrijven ook
niet-subsidiabel (zie artikel 3.24.4). De resultaten van de mkb-werkplaats moeten
ten goede komen aan de maatschappij als geheel. Daarom is een verplichting opgenomen
dat alle (tussen)resultaten van de mkb-werkplaats, waaronder uiteraard begrepen de
uitgevoerde roadmaps, actief en breed gedeeld moeten worden, in ieder geval via een
openbaar toegankelijk digitaal platform (derde lid). Ook andere voorlichtings- en
kennisdelingsactiviteiten moeten voor een ieder zonder onderscheid toegankelijk zijn
(vierde lid), onder meer middels een openbaar toegankelijk digitaal platform.
Het is belangrijk dat de mkb-werkplaats daadwerkelijk een open netwerk is, waar iedere
geïnteresseerde partij zich bij moet kunnen aansluiten. Dit betekent dat geïnteresseerde
regionale partijen zich, onder transparante en redelijke voorwaarden, als partner
moeten kunnen aansluiten bij de mkb-werkplaats en dat iedere mkb-ondernemer die geïnteresseerd
is in digitalisering, zich kan melden bij de mkb-werkplaats voor een intake (vijfde
lid).
Het is van belang dat de subsidieontvangers aantoonbaar en op een systematische manier
de effecten en de resultaten van de mkb-werkplaatsen monitoren en daarop evalueren.
Dit is dan ook als verplichting opgenomen (zevende lid). De subsidieontvangers moeten
op grond van artikel 41 van het Kaderbesluit ook meewerken aan een evaluatie van de
minister over de doeltreffendheid en de effecten van de op basis van deze subsidiemodule
verleende subsidies. Daarbij is het van belang dat de subsidieontvangers de gegevens
uit de – op grond van het zevende lid – door henzelf uitgevoerde monitoring en evaluatie
op een eenduidige wijze aanleveren bij de minister. Daartoe zal de minister te zijner
tijd een format beschikbaar stellen, dat subsidieontvangers moeten gebruiken om de
gevraagde gegevens aan te leveren. Zo kan de opgedane kennis en ervaring op een eenvoudige
en eenduidige wijze worden gedeeld met andere werkplaatsen en soortgelijke initiatieven.
Artikel 3.24.11 (informatieverplichtingen)
In dit artikel is opgenomen welke informatie bij een aanvraag voor subsidie voor een
mkb-werkplaats moet worden aangeleverd. Ten eerste dienen bepaalde gegevens van de
aanvrager(s) en, in geval van een samenwerkingsverband van onderwijsinstellingen,
tevens van de penvoerder (eerste lid, onderdelen a, b en c), aangeleverd te worden.
Bij de aanvraag worden tevens een projectplan, een begroting, een financieel plan,
een activiteitenplanning en een samenvatting van het projectplan aangeleverd (eerste
lid, onderdelen d tot en met f). Het financieel plan dient duidelijk te maken hoe
de subsidieaanvrager(s) het deel dat zij zelf in subsidiabele kosten moeten bijdragen,
gaan bekostigen. Indien de kosten mede worden gefinancierd door derden (dat wil zeggen
anderen dan de onderwijsinstellingen zelf), dienen ze daarbij een intentieverklaring
van deze derden-financiers aan te leveren. Denk hierbij aan regionale overheden of
banken.
In het tweede lid is opgenomen wat het projectplan voor een mkb-werkplaats moet inhouden.
Deze aspecten zijn reeds toegelicht in paragraaf 1.2 van het algemeen deel van deze
toelichting.
Artikel 3.24.12 (staatssteun)
De subsidie voor mkb-werkplaatsen bevat geen staatsteun, zoals reeds toegelicht in
paragraaf 1.5 van het algemeen deel van deze toelichting.
Artikel 3.24.13 (vervaltermijn)
Gelet op artikel 4.10, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016, vervalt deze subsidiemodule
met ingang van 1 april 2025.
Artikel II
Met dit artikel wordt de tabel, behorende bij artikel 1 van de Regeling openstelling
EZK- en LNV-subsidies 2020, aangepast in verband met de eerste openstelling van de
subsidiemodule mkb-werkplaatsen. De openstelling loopt van 2 april 2020 tot en met
19 mei 2020. Het subsidieplafond bedraagt € 2.000.000.
Artikel III
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2020, een vast verandermoment.
Met publicatie minder dan twee maanden voordien, wordt afgeweken van het beleid inzake
vaste verandermomenten, zoals opgenomen in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor
de regelgeving. Dit is gerechtvaardigd, omdat de doelgroep gebaat is bij een spoedige
inwerkingtreding.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer