Besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 12 november 2019, nr. 16682587, houdende instelling van een commissie tot advisering inzake een nieuwe bevoegdhedenstructuur in het onderwijs (Instellingsbesluit Commissie onderwijsbevoegdheden)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad,

Gelet op artikel 6, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges;

BESLUITEN

Artikel 1

Er is een Commissie onderwijsbevoegdheden, verder te noemen: de commissie.

Artikel 2

  • 1. De commissie heeft tot taak te adviseren over een nieuwe bevoegdhedenstructuur. Daarbij gaat de commissie in op wat onderwijspersoneel moet kennen en kunnen om bevoegd te zijn en hoe zij een bevoegdheid kunnen halen.

  • 2. De commissie consulteert daarbij de relevante partijen in het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs, inclusief het speciaal onderwijs en het hoger onderwijs.

  • 3. De commissie formuleert nieuwe bekwaamheidsgebieden voor het po, vo en mbo (inclusief speciaal onderwijs) en een algemeen deel dat op alle sectoren van toepassing is.

  • 4. De commissie formuleert voorts uitgangspunten voor de nieuwe vorm van lerarenopleidingen en voorbeeldroutes hoe verschillende studenten een bevoegdheid kunnen halen.

  • 5. Het eindadvies dient aan te sluiten bij recente ontwikkelingen in het onderwijs.

Artikel 3

De commissie bestaat uit acht leden.

Artikel 4

  • 1. De commissie brengt in mei 2020 een voorlopig advies uit. Het eindadvies zal uiterlijk op 31 december 2020 worden uitgebracht.

  • 2. De commissie brengt de adviezen uit aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media gezamenlijk.

  • 3. Na het uitbrengen van het eindadvies is de commissie opgeheven.

Artikel 5

De archiefbescheiden van de commissie worden na haar opheffing of, zo de omstandigheden daartoe eerder aanleiding geven, zoveel eerder, overgebracht naar het archief van de directie Organisatie en Bedrijfsvoering van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 6

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst, en werkt daarbij terug tot en met 3 februari 2020.

  • 2. Dit besluit vervalt met ingang van 1 april 2021.

Artikel 7

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie onderwijsbevoegdheden.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops

TOELICHTING

In november 2018 presenteerde de Onderwijsraad het advies Ruim baan voor leraren over de kwalificatiestructuur in het po, vo en mbo. De Onderwijsraad deed in dit advies voorstellen om bevoegdheden in het onderwijs flexibeler en meer over sectoren heen te organiseren en adviseerde een aparte onafhankelijke commissie in te stellen voor de verdere uitwerking. De Minister van Onderwijs, Cultuur en wetenschap en de minister van Basisonderwijs, Voortgezet Onderwijs en Media hebben in hun brief aan de Tweede Kamer getiteld Naar een aantrekkelijke onderwijsarbeidsmarkt van 2 juli 2019 aangekondigd dat zij in het vervolg op het advies gaan werken aan een nieuw bevoegdhedenstelsel. Als eerste stap in dit proces wordt nu een commissie ingesteld die een advies moet geven over hoe de toekomstige structuur van bevoegdheden en daarop aansluitende opleidingen eruit kunnen komen te zien.

Het is belangrijk dat onderwijsinhoudelijke overwegingen leidend zijn voor de eisen die aan leraren worden gesteld. De Ministers kiezen er daarom voor een onafhankelijke commissie in te stellen die los van de soms tegenstrijdige belangen in het onderwijsveld het bevoegdhedenstelsel nader kan uitwerken. Er wordt, zoals de Onderwijsraad voorstelt, gekozen voor een aparte gespecialiseerde commissie omdat voor deze uitwerking heel specifieke expertise nodig is op het gebied van pedagogiek, didactiek, vakinhoud en de organisatie van lerarenopleidingen. Het is dan ook de bedoeling leden te benoemen die een actieve rol in het onderwijs spelen op deze specifieke expertisegebieden. In de tweede plaats is voor een ad hoc college gekozen om specifieke richtlijnen te kunnen meegeven ten aanzien van de werkwijze van het college. Het gaat hierbij in het bijzonder om het organiseren van het debat in het onderwijsveld, dat als basis dient voor het op te leveren advies.

Het stelsel van bevoegdheden en lerarenopleidingen speelt een belangrijke rol bij het waarborgen van de kwaliteit van het onderwijs. Een nieuw stelsel moet deze kwaliteit handhaven en waar mogelijk nog verhogen. Tegelijkertijd zijn er knelpunten in het bevoegdhedenstelsel als het gaat om de aansluiting bij wat verschillende leerlingen in ons onderwijs nodig hebben en het type kwalificatie dat leraren hebben. Daarbij is het belangrijk om te kijken wat de huidige tijd vraagt aan verschillende rollen om onderwijs te verzorgen (zoals onderwijsondersteuners, schoolleiders, IB’ers, examensecretarissen), welke rollen een bevoegdheid vereisen en hoe dat er dan uit moet zien. Het stelsel kan bovendien beter worden ingericht zodat leraren makkelijker loopbaanstappen kunnen zetten, ook over de grenzen van sectoren en vakken. Het is belangrijk dat er meer ruimte ontstaat voor circulaire carrières en mobiliteit om de aantrekkelijkheid van het beroep en de rijkheid en diversiteit van het onderwijs te vergroten. Dit vraagt om bevoegdheden en lerarenopleidingen waarin structureel meer ruimte is voor loopbaanontwikkeling binnen, tussen en naar verschillende onderwijssectoren.

Het bevoegdhedenstelsel is het geheel van regels en procedures rond het behalen van een bevoegdheid. Binnen dit stelsel hebben schoolbesturen, leraren en lerarenopleidingen ieder hun rol en verantwoordelijkheid. Deze rolverdeling is geen onderdeel van de opdracht. De commissie krijgt de opdracht om de gebieden te definiëren waarvoor specifieke bekwaamheidseisen van onderwijsprofessionals moeten worden geformuleerd. Op basis hiervan moet de commissie ook uitwerken welke bekwaamheidseisen zo generiek zijn dat ze voor al deze gebieden zouden moeten gelden. Daarnaast moet de commissie uitwerken hoe opleidingen die voor deze nieuwe bekwaamheidsgebieden opleiden, vormgegeven zouden kunnen worden. De commissie moet hierbij ook beschrijven hoe daarbij de routes naar een bevoegdheid voor verschillende groepen studenten vormgegeven kunnen worden (zoals initiële studenten, zijinstromers, hybride docenten, bevoegde docenten die willen stapelen). Uiteraard moet het advies van de commissie aansluiten bij relevante ontwikkelingen in de onderwijspraktijk en rekening houden met de uitvoerbaarheid voor besturen, scholen en lerarenopleidingen. Tenslotte moet de commissie een advies geven over de implementatie van de voorstellen.

Deze toelichting is mede namens de Minister van BZK vanwege zijn verantwoordelijkheden in het adviesstelsel.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

Naar boven