Subsidieregeling Stelselherziening rechtsbijstand

Het bestuur van de raad voor rechtsbijstand,

gelet op artikel 37c van de Wet op de rechtsbijstand, waarin is bepaald dat het bestuur van de raad met het oog op de verlening van rechtsbijstand subsidie kan verstrekken voor bijzondere doeleinden en projecten,

besluit:

de volgende regeling vast te stellen.

HOOFDSTUK I: ALGEMEEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • a. Aanvraagformulier: het door de raad vastgestelde en beschikbaar gestelde formulier ten behoeve van het aanvragen van een subsidie;

  • b. Aanvraag: de aanvraag, ingediend door de aanvrager, tot het verlenen van een subsidie dan wel de vaststelling daarvan, als bedoeld in deze regeling;

  • c. Aanvrager: de rechtspersoon die een aanvraag indient als bedoeld in deze regeling;

  • d. Activiteiten: de activiteiten binnen het kader van het project die door de aanvrager zullen worden uitgevoerd en door de raad kunnen worden gesubsidieerd op grond van deze regeling;

  • e. Adviescommissie: een commissie die is ingesteld op grond van artikel 8, eerste lid, van de wet;

  • f. Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • g. Bestuur: het bestuur van de raad, als bedoeld in artikel 3 van de wet;

  • h. Rechtzoekende: de rechtzoekende als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de wet;

  • i. Project: een project in de vorm van een pilot of experiment dat op een innovatieve en vernieuwende manier bijdraagt aan (de uitgangspunten van) herziening van het stelsel voor gesubsidieerde rechtsbijstand en bijdraagt aan de ontwikkeling van rechtshulppakketten

  • j. Raad: de raad voor rechtsbijstand, als bedoeld in artikel 2 van de wet;

  • k. Rechtsbijstand: rechtskundige bijstand aan een rechtzoekende ter zake van een rechtsbelang dat hem rechtstreeks en individueel aangaat;

  • l. Rechtspersoon: een rechtspersoon als bedoeld in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

  • m. Subsidie: de aanspraak op een geldelijke bijdrage als bedoeld in artikel 37c van de wet, die door het bestuur op grond van deze regeling eenmalig aan de aanvrager wordt verstrekt met het oog op de activiteiten binnen het kader van het project als bedoeld in deze regeling;

  • n. Subsidieontvanger: de rechtspersoon waaraan naar aanleiding van een ingediende aanvraag subsidie is verleend;

  • o. De wet: de Wet op de rechtsbijstand.

Artikel 2. Doel

Deze regeling heeft tot doel vast te leggen voor welke activiteiten een subsidie kan worden verleend ten behoeve van een project.

HOOFDSTUK II UITVOERING

Artikel 3. Reikwijdte

  • 1. Deze regeling is van toepassing op projecten.

  • 2. Subsidie op grond van deze regeling kan alleen worden verstrekt voor activiteiten ten behoeve van een project, zulks ter uitsluitende beoordeling door het bestuur.

  • 3. Er kan geen subsidie worden verleend aan of ten behoeve van:

    • a. projecten die plaatsvinden in het kader van studie of opleiding;

    • b. onderwijsprogramma’s, studiereizen en aanverwante activiteiten van onderwijsinstellingen;

    • c. arbeidskosten van ambtenaren;

    • d. activiteiten die de reguliere (bedrijfs)activiteiten van de aanvrager niet overstijgen.

Artikel 4. Beslissingsbevoegdheid subsidieverstrekking

Het bestuur is bevoegd tot het nemen van alle besluiten ter uitvoering van deze regeling.

Artikel 5. Het subsidieplafond

  • 1. Het subsidieplafond bedraagt € 10.000.000,–.

  • 2. Afdeling 4.2.2. van de Awb is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De subsidie wordt eenmalig aan de aanvrager verstrekt.

  • 4. De subsidie voor één project bedraagt maximaal € 1.000.000,–.

HOOFDSTUK III DE SUBSIDIEVERLENING

Artikel 6. Wijze van verdeling

  • 1. Aanvragen worden beoordeeld op volgorde van binnenkomst.

  • 2. De datum van ontvangst door de raad is leidend. Bij complete aanvragen die binnenkomen op dezelfde dag vindt er – indien het subsidieplafond inwilliging van aanvragen in de weg staat – loting plaats, teneinde de volgorde van binnenkomst te bepalen.

Artikel 7. Tijdvak indienen aanvraag

Een aanvraag kan worden ingediend van 1 maart 2020 tot en met 31 december 2020.

Artikel 8. Procedurele indieningsvereisten aanvraag

  • 1. Een aanvraag wordt schriftelijk ingediend bij het bestuur, tenminste acht weken voor aanvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 2. De aanvrager maakt bij het indienen van een aanvraag gebruik van het door de raad vastgestelde en beschikbaar gestelde aanvraagformulier.

  • 3. Een aanvraag moet in de Nederlandse taal zijn gesteld.

  • 4. Een aanvraag kan alleen worden ingediend door een rechtspersoon.

  • 5. Bij de aanvraag worden een uittreksel uit het handelsregister (niet ouder dan 3 maanden) en de statuten van de rechtspersoon gevoegd.

  • 6. Bij de aanvraag wordt een overzicht gevoegd van de bij het project inhoudelijk betrokken deskundigen, hun werkervaring of curriculum vitae en een toelichting op hun activiteiten binnen het project.

Artikel 9. Inhoudelijke indieningsvereisten aanvraag

  • 1. Bij de aanvraag wordt de verwachte doorlooptijd van het project en de activiteiten aangegeven en de verwachte start- en einddatum van het project en de activiteiten.

  • 2. Bij de aanvraag wordt een onderbouwing gegeven van het verwachte aantal rechtzoekenden waaraan hulp wordt geboden binnen de looptijd van het project.

  • 3. De aanvraag bevat een activiteitenplan met een toelichting op de activiteiten en (het doel van) het project. In het activiteitenplan wordt ingegaan op de beoordelingscriteria als bedoeld in artikel 10 van deze regeling. Het beschrijft daarnaast:

    • a. in welke verhouding de kosten voor de geleverde dienstverlening tot de verrichte werkzaamheden en de geboden oplossing voor de rechtzoekende staan;

    • b. in hoeverre er rekening is gehouden met de hoogte en/of inning van de eigen bijdrage;

    • c. of er een breed draagvlak is voor het project bij relevante partijen en in hoeverre de relevante betrokken beroepsgroep(en) en/of branche(s) bij het project betrokken worden;

    • d. of er draagvlak is voor de verwachte oplossing binnen het project, binnen de branche of de beroepsgroep;

    • e. hoe het project en de activiteiten worden gemonitord;

    • f. of en op welke manier rechtzoekenden betrokken worden bij het project.

  • 4. Onderdeel van de aanvraag is een bij het activiteitenplan behorende begroting. Deze begroting bevat in ieder geval:

    • a. het bedrag van de gevraagde subsidie en de opbouw daarvan;

    • b. een overzicht van geraamde inkomsten en uitgaven voor het project en de activiteiten;

    • c. indien van toepassing, een opgave van aanvragen die bij derden zijn ingediend voor een subsidie, bijdrage, sponsoring, of vergoeding van hetzelfde project. Daarbij moet worden vermeld wat de stand van zaken van dit project is met betrekking tot beoordeling van en besluitvorming over die betreffende aanvragen;

    • d. indien van toepassing, de mate en wijze van cofinanciering;

    • e. indien van toepassing, een omschrijving van de eventuele eigen bijdrage aan de uitvoering van het project en/of de activiteiten.

Artikel 10. Beoordelingscriteria aanvraag

De aanvraag wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

Ten aanzien van de oplossing:

  • a. is de verwachting dat de geboden oplossing passend en doeltreffend is voor de lange termijn, in die zin dat de rechtzoekende bij wijzigingen in zijn omstandigheden niet direct weer een (nieuw) probleem heeft;

  • b. wordt het probleem van de rechtzoekende integraal benaderd;

  • c. zijn het project en de activiteiten vernieuwend en innovatief binnen het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand;

  • d. ziet het project op een oplossingsroute voor hulpvragen binnen het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand;

Ten aanzien van de rechtzoekende:

  • e. is de geboden oplossingsroute zo toegankelijk en laagdrempelig mogelijk voor de rechtzoekende;

  • f. worden er geen onnodige belemmeringen binnen de oplossingsroute opgeworpen, dan wel worden bestaande belemmeringen weggenomen;

  • g. wordt er op adequate wijze invulling gegeven aan de overdracht en samenwerking met verschillende dienstverleners gedurende de oplossingsroute;

Ten aanzien van bruikbaarheid in de praktijk, de resultaten en het opdoen van kennis:

  • h. worden de beoogde effecten door middel van de economisch meest efficiënte wijze van uitvoering bereikt;

  • i. is de vergoeding aan een rechtsbijstandverlener passend;

  • j. leiden de activiteiten tot inzicht in een mogelijke oplossingsroute voor de rechtzoekende;

  • k. dragen de activiteiten direct of indirect bij aan een oplossing van problemen van een rechtzoekende;

  • l. leveren de te verwachten resultaten van het project bruikbare kennis op voor de vorming van oplossingsroutes;

  • m. geven het resultaat en de uitkomsten van het project en de activiteiten houvast voor toekomstige invulling en herziening van het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand.

Artikel 11. Adviescommissie

  • 1. De aanvraag wordt, voorafgaand aan het nemen van een besluit, door het bestuur voorgelegd aan de adviescommissie voor een inhoudelijke toets.

  • 2. De adviescommissie adviseert het bestuur over de aanvraag en de verlening van subsidie op grond van deze regeling, meer in het bijzonder over toepassing van de artikelen 8, 9, 10 en 13 sub c.

Artikel 12. Beschikking tot subsidieverlening

  • 1. Het bestuur beslist, binnen acht weken na indiening, op de aanvraag met inachtneming van deze regeling.

  • 2. Het bestuur kan de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste zes weken verlengen.

  • 3. De beschikking tot subsidieverlening bevat een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend.

  • 4. De omschrijving van de activiteiten kan later worden uitgewerkt, voor zover de beschikking tot subsidieverlening dit vermeldt.

  • 5. De beschikking tot subsidieverlening vermeldt het bedrag van de subsidie.

  • 6. Het gehele bedrag aan subsidie wordt in één keer uitbetaald, dan wel bevoorschot als bedoeld in artikel 4:95 Awb, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald.

HOOFDSTUK IV WEIGERINGSGRONDEN

Artikel 13. Weigering subsidie

  • 1. De subsidie kan, onverminderd de in artikel 4:35 Awb genoemde weigeringsgronden, worden geweigerd indien:

    • a. naar het oordeel van het bestuur niet wordt voldaan aan artikel 10 van deze regeling;

    • b. de aanvrager bij rechterlijk vonnis is ontbonden;

    • c. de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd in onvoldoende mate bijdragen aan de doelen waarvoor subsidiegelden beschikbaar worden gesteld.

  • 2. Subsidie wordt geweigerd indien het subsidieplafond is bereikt.

HOOFDSTUK V VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 14. Subsidieverplichtingen

  • 1. Het bestuur kan een subsidieontvanger in de beschikking tot subsidieverlening verplichtingen opleggen als bedoeld in artikel 4:37 Awb.

  • 2. Het bestuur kan een subsidieontvanger in de beschikking tot subsidieverlening ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie, als bedoeld in artikel 4:38 Awb, waaronder in ieder geval verplichtingen inzake:

    • a. het betrekken van rechtzoekenden bij het voorbereiden van de activiteiten binnen het gesubsidieerde project;

    • b. het verlenen van medewerking aan een (tussentijdse) evaluatie van het project en de activiteiten binnen het project door de raad;

    • c. het verlenen van medewerking aan de monitoring van het project en de activiteiten binnen het project door de raad.

  • 3. De resultaten en uitkomsten van de activiteiten binnen het project dienen zonder vergoeding ter beschikking te komen van de Nederlandse samenleving dan wel van andere projecten op hetzelfde terrein.

  • 4. De subsidieontvanger stemt de communicatie over het project voorafgaand aan externe communicatie uitingen met de raad af.

  • 5. Indien (de resultaten van) het project door een derde in de publiciteit worden gebracht met een persbericht, persconferentie, dag- en weekbladen, radio of TV, etc. informeert de subsidieontvanger de raad zo spoedig mogelijk voorafgaand hieraan.

  • 6. De subsidieontvanger is ermee bekend en akkoord dat er ook communicatie uitingen vanuit de raad kunnen worden gedaan over het project.

Artikel 15. Intellectueel eigendom

  • 1. Alle resultaten van het project, die tot stand zijn gekomen met subsidie als bedoeld in de onderhavige regeling, dienen uiterlijk twee maanden na afloop van de activiteiten beschikbaar te worden gesteld aan de raad voor verder onderzoek en/of exploitatie. De subsidieontvanger werkt mee aan het tot stand komen van een overeenkomst indien het naar het oordeel van het bestuur noodzakelijk is om rechten met betrekking tot intellectuele eigendom ter zake van de activiteiten en/of het project aan de raad over te dragen.

  • 2. Met het oog op de verspreiding of toepassing van de resultaten van het project dient de subsidieontvanger er voorafgaand aan de uitvoering van het project zorg voor te dragen, dat, in geval het project (mede) wordt uitgevoerd door personen die geen dienstverband hebben met de subsidieontvanger, deze personen schriftelijk afzien van eventuele (intellectuele) eigendomsrechten op de resultaten.

  • 3. Cofinanciering of bijdragen door derden anderszins aan het project geven geen recht op het exclusief gebruik en/of toepassing van de resultaten hiervan.

  • 4. Met de indiening van de aanvraag geeft de auteursrechthebbende de raad toestemming om ter bevordering van de kennisoverdracht en evaluatie van resultaten van het project verplichtingen ten aanzien van de auteursrechten die in het kader van het project worden gecreëerd vast te stellen.

Artikel 16. Tussentijdse rapportage

Bij subsidieverlening vanaf € 25.000,– kan het bestuur de subsidieontvanger bij de beschikking tot subsidieverlening verplichten tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

Artikel 17. Informatieplicht

  • 1. De subsidieontvanger stelt het bestuur onverwijld schriftelijk op de hoogte van feiten en ontwikkelingen die ertoe leiden of kunnen leiden dat de activiteiten en/of het project niet kunnen worden verwezenlijkt.

  • 2. De subsidieontvanger brengt het beëindigen en/of gedeeltelijk beëindigen en/of het wijzigen van de aard en omvang van zijn activiteiten onverwijld schriftelijk ter kennis van het bestuur.

  • 3. De subsidieontvanger is verplicht om onverwijld schriftelijk gemotiveerd melding te maken van elk voornemen tot afwijking van de verleende subsidie dan wel van de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Daarbij worden alle relevante stukken overgelegd.

  • 4. Voor een wijziging als bedoeld in het derde lid van dit artikel is vooraf goedkeuring van het bestuur vereist. Het doorvoeren van wijzigingen zonder voorafgaande goedkeuring van het bestuur kan van invloed zijn op de beslissing over de continuering van het project en de (hoogte van de) vaststelling van de subsidie.

  • 5. Een subsidieontvanger is verplicht tot vergoeding van met subsidie behaald vermogensvoordeel, overeenkomstig artikel 4:41 Awb. De hoogte van deze vergoeding wordt door het bestuur in redelijkheid bepaald.

HOOFDSTUK VI DE SUBSIDIEVASTSTELLING

Artikel 18. Subsidies tot € 25.000,–

  • 1. Een subsidie tot € 25.000,– wordt door het bestuur direct vastgesteld.

  • 2. De subsidieontvanger dient binnen twee maanden na afloop van het project of de activiteiten aan het bestuur te melden of de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt zijn verricht, en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie zijn verbonden. In de beschikking wordt opgenomen op welk moment of voor welke datum de melding moet worden ingediend en wat deze melding moet bevatten.

Artikel 19. Aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1. De subsidieontvanger dient binnen twee maanden na afloop van de activiteiten schriftelijk een aanvraag tot subsidievaststelling in, tenzij:

    • a. het subsidiebedrag lager is dan € 25.000,–;

    • b. in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald.

  • 2. Een aanvraag moet in de Nederlandse taal zijn opgesteld.

  • 3. Bij de aanvraag wordt in ieder geval een inhoudelijk activiteitenverslag en een financieel eindverslag overgelegd. Het financiële verslag dient te voldoen aan de eisten van artikel 4:45, tweede lid, Awb.

  • 4. Bij een aanvraag wordt een samenstellingsverklaring, opgesteld door een accountant als bedoeld in artikel 393 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, overgelegd.

  • 5. Het bestuur beslist binnen acht weken na indiening op de aanvraag.

  • 6. Het bestuur kan de in het vorige lid genoemde termijn met ten hoogste zes weken verlengen.

  • 7. Bij de aanvraag toont de aanvrager met het inhoudelijk eindverslag aan dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen, tenzij de subsidie voor de aanvang van de activiteiten wordt vastgesteld en/of het subsidiebedrag lager is dan € 25.000,–.

  • 8. Bij de aanvraag legt de aanvrager rekening en verantwoording af omtrent de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

Artikel 20 Vaststelling subsidie

  • 1. De subsidie kan op een lager bedrag dan waarvoor subsidie is verleend worden vastgesteld in gevallen als bedoeld in artikel 4:46, tweede lid, Awb.

  • 2. Het bestuur kan de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen in gevallen als bedoeld in artikel 4:47 Awb.

Artikel 21 Verrekening voorschot

Bij de vaststelling wordt het aan de subsidieontvanger verleende voorschot verrekend.

HOOFDSTUK VII BIJZONDERE BEPALINGEN

Artikel 22. Toezicht op de naleving

Het bestuur kan personen aanwijzen die met het toezicht op de naleving conform titel 5.2, meer in het bijzonder artikel 5:11 van de Awb, ten aanzien van het bepaalde bij of krachtens deze regeling zijn belast.

Artikel 23. Looptijd

De einddatum van activiteiten binnen projecten waarvoor subsidie is verleend dient uiterlijk 31 december 2022 te zijn.

Artikel 24. Inwerkingtreding

Deze regeling is vastgesteld op 17 december 2019 en treedt in werking op 1 januari 2020.

Artikel 25. Aanhalen regeling

Deze regeling wordt aangehaald als ‘Subsidieregeling Stelselherziening rechtsbijstand’.

Artikel 26. Publicatie

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden gepubliceerd.

Utrecht, 17 december 2019

Directeur van de Raad voor Rechtsbijstand I. Nijboer

TOELICHTING

1. Aanleiding

Het kabinet wil voor alle Nederlanders de mogelijkheden vergroten om in een zo vroeg mogelijk stadium tot een snelle, effectieve en laagdrempelige oplossing van hun problemen te komen. Het huidige stelsel voor rechtsbijstand gaat veranderen. Rechtshulp wordt dichter bij mensen georganiseerd en meer in samenhang met andere vormen van probleemoplossing gebracht.

De stelselherziening wordt vormgegeven samen met de professionals uit de praktijk, zoals advocaten, mediators, het Juridisch Loket en de Raad voor Rechtsbijstand. Daarbij wordt ingezet op een stelsel dat het recht toegankelijk maakt voor iedereen, dat helpt om problemen van mensen echt op te lossen en dat daarmee onze rechtsstaat verder versterkt. Hierbij wordt een gefaseerde aanpak gehanteerd, waarbij stap voor stap en proefondervindelijk toegewerkt wordt naar een nieuwe manier van werken.

Met deze subsidieregeling worden toekomstige aanbieders, zoals (coöperaties van) sociaal advocaten, maar ook andere juridische adviseurs, verzekeraars, mediators of nieuwe toetreders tot de markt in staat gesteld om subsidie aan te vragen voor projecten die input leveren voor het ontwikkelen van rechtshulppakketten, deze vormen een belangrijk onderdeel van het vernieuwde stelsel.

2. Doel

Doel van deze regeling is het subsidiëren van activiteiten binnen projecten die op een innovatieve manierbijdragen aan het ontwikkelen van passende, duurzame en kwalitatief hoogwaardige oplossingen voor juridische problemen waarbij de rechtzoekende en zijn hulpvraag centraal staan. Eén of meer oplossingen of oplossingsroutes binnen een rechtsgebied kunnen een rechtshulppakket gaan vormen.

De Raad voor Rechtsbijstand heeft een belangrijke rol gekregen bij het ontwikkelen van deze rechtshulppakketten in het kader van de stelselherziening. Met deze regeling wordt de subsidieverstrekking voor projecten mogelijk gemaakt. De bevoegdheid tot het vaststellen van deze subsidieregeling door de Raad is vastgelegd in artikel 37c van de wet.

Binnen het kader dat deze regeling schept kunnen het activiteiten betreffen die:

  • plaatsvinden nadat de burger via de brede toegang, dan wel digitaal dan wel fysiek, informatie heeft ingewonnen en er een vorm van triage op zijn probleem heeft plaatsgevonden, en deze een advies voor een rechtshulppakket heeft gekregen. Uitgangspunt bij de invulling van deze rechtshulppakketten is dat het probleem van de burger centraal staat en dat er een duurzame oplossing voor de lange termijn wordt geboden door de aanbieder die daar het meest voor is aangewezen;

  • op het snijvlak tussen de brede toegang en de tweede lijn zien (zoals overdracht van werkzaamheden, informatievoorziening, toegang tot en informatie over rechtshulppakketten, laagdrempeligheid, integraliteit);

  • zien op de gehele oplossingsroute of rechtshulppakket;

  • te maken hebben met gebruik of ophalen van data en/of die geënt zijn op het verminderen van de maatschappelijke last die juridische procedures met zich mee brengen en/of die uitgaan van een benadering waarbij de gehele keten betrokken is.

De projecten leveren, middels genoemde activiteiten, een bijdrage aan de ontwikkeling van rechtshulppakketten voor juridische problemen, waarbij het uitgangspunt is dat er meerdere interventies binnen een route worden aangeboden.

Vroegtijdig advies over (slagings-)kansen en mogelijkheden van een rechtsgang, mediation en overleg met de wederpartij over een mogelijke minnelijke oplossing kunnen hierbij in één pakket worden aangeboden.

Ook andere (innovatieve en integrale) oplossingsroutes kunnen met de bedoelde projecten verkend worden, zoals het inschakelen van experts bij bepaalde veelvoorkomende problematiek (bijvoorbeeld een gedragsdeskundige bij echtscheiding of een schimmelexpert bij huurproblemen) of het ontwikkelen van een proces dat escalatie kan voorkomen of uitgaat van een vernieuwende manier van geschiloplossing.

Oplossingsroutes die zich meer specifiek richten op integrale ketenbenadering, met gebruik van data of het aanbieden van vernieuwende laagdrempelige hulp zijn andere voorbeelden van projecten die met behulp van subsidie verkend kunnen worden.

Onderliggende doelstelling van de ontwikkeling van deze rechtshulppakketten is dat een rechtshulppakket voorziet in een behandeling van een probleem voor een integrale prijs. Anders dan in de huidige situatie van forfaitaire tarieven per zaakscategorie, kunnen in een rechtshulppakket meerdere interventies standaard worden opgenomen.

In de contourenbrief van 9 november 2018 staat meer vermeld over de doelstellingen die de minister heeft met de ontwikkeling van rechtshulppakketten.

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2018/11/09/tk-contouren-herziening-stelsel-gesubsidieerde-rechtsbijstand-9-november-2018

Deze regeling richt zich met name op dienstverleners, waaronder rechtsbijstandverleners en organisaties die zich bezighouden op het oplossen van juridische hulpvragen van burgers.

3. Context en beleid

Iedereen kan op een zeker moment in zijn leven in een nare situatie terecht komen, zoals een problematische echtscheiding, dreigend ontslag, oplopende schulden of een conflict met de overheid.

Het kabinet wil, meer dan nu het geval is, zorgen dat dit soort problemen aan de voorkant (effectief en integraal), dichtbij huis (laagdrempelig) en in een vroegtijdig stadium opgelost kunnen worden, waarbij de hulpvraag van de rechtzoekende centraal staat. Alle rechtzoekenden in Nederland met juridische vragen of problemen moeten een route kunnen vinden naar een passend, kwalitatief hoogwaardig en duurzaam antwoord op de kwestie waarvoor ze zich gesteld zien. Waar dat echt niet anders kan volgt (ook) een juridische procedure. Voor niet draagkrachtigen wordt dit gesubsidieerd. Hiermee wordt een vermindering van het aantal (onnodige) procedures, het zorgen voor meer duurzame oplossingen voor rechtzoekenden, een betere vergoeding voor professionals en het zorgen voor een adequate toegang tot het recht beoogd.

Dit is de kern van de herziening van het rechtsbijstandsstelsel en wordt onder meer langs vier lijnen vormgegeven:

  • 1. Meer en toegankelijke informatie voor iedereen, online en via juridische spreekuren.

  • 2. Triage aan de voorkant, waarbij bepaald wordt of rechtsbijstand echt noodzakelijk is.

  • 3. Rechtsbijstandverleners worden niet meer voor processtappen vergoed maar voor de oplossing van het juridische probleem. Dit gebeurt met behulp van het ontwikkelen van rechtshulppakketten voor veel voorkomende problemen.

  • 4. Minder escalatie of procederen door overheidsinstanties met burgers.

Ten aanzien van het derde punt, waar deze subsidieregeling op ziet, is het uitgangspunt dat een rechtshulppakket voorziet in een integrale behandeling van een probleem voor een integrale prijs. Anders dan in de huidige situatie van forfaitaire tarieven per zaakscategorie, kunnen in een rechtshulppakket meerdere interventies standaard worden opgenomen. Op deze manier worden rechtsbijstandverleners beloond voor het oplossen van het geschil en niet voor afzonderlijke processtappen.

Rechtzoekenden die binnen de Wrb-grens vallen kunnen in de toekomst een gesubsidieerd rechtshulppakket krijgen. Mogelijk komen de pakketten echter ook beschikbaar voor degenen die nu boven de Wrb-grens vallen (op de commerciële markt). Zij moeten de kosten zelf dragen maar hebben wel het voordeel dat vooraf inzichtelijk is welke hulp wordt geboden, tegen welke kwaliteit en tegen welke kosten.

Op 12 juli 2019 zond de minister voor Rechtsbescherming zijn voortgangsbrief over het Programma Stelselherziening rechtsbijstand aan de Tweede Kamer. In deze brief stelt hij aan de Raad een bedrag van € 10.000.000,– beschikbaar in de vorm van een innovatievoorziening voor het subsidiëren van projecten die bijdragen aan het ontwikkelen van rechtshulppakketten.

Van belang hierbij is dat de projecten waaraan subsidie wordt verleend van voldoende kwaliteit zijn en dat deze projecten over voldoende ‘massa’ beschikken om volwaardig innovatieve ideeën te kunnen beproeven.

4. Toelichting op de procedure

Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf 1 maart 2020 tot en met 31 december 2020. Een aanvraag wordt schriftelijk, tenminste acht weken voor aanvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, ingediend. De activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd moeten uiterlijk 31 december 2022 zijn beëindigd.

Het subsidieplafond bedraagt 10.000.000,–. Per ingediend project geldt een maximale subsidiëring van € 1.000.000,–.

In artikel 6 staat dat aanvragen worden beoordeeld op volgorde van binnenkomst. Bij binnenkomst krijgen de aanvragen een datumstempel. Bij complete aanvragen met gelijke datumstempels wordt er geloot om de volgorde van binnenkomst te bepalen, dit in verband met het subsidieplafond.

De loting vindt plaats in aanwezigheid van een notaris en wordt schriftelijk vastgelegd.

Na ontvangst van de aanvraag wordt in de eerste plaats beoordeeld of deze compleet is. Incomplete aanvragen worden niet in behandeling genomen. Als de aanvraag niet compleet is, dan wordt de aanvrager overeenkomstig artikel 4:5 van de Awb in de gelegenheid gesteld om zijn aanvraag aan te vullen. In dat geval wordt de beslistermijn opgeschort tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken (artikel 4:15, eerste lid, van de Awb).

Binnen acht weken na indiening beslist het bestuur van de Raad op de aanvraag. Deze termijn kan met ten hoogste zes weken verlengd worden. Het bestuur van de Raad neemt een besluit op de aanvraag met inachtneming van het advies van de adviescommissie.

Conform artikel 11 wordt er een adviescommissie ingesteld die elke aanvraag beoordeelt en het bestuur van de Raad ter zake adviseert. Hierbij wordt ex ante gekeken of aan alle procedurele indieningsvereisten is voldaan, of de weigeringsgronden van toepassing zijn en wordt gekeken of aan de randvoorwaarden (inhoudelijke indieningsvereisten) voor subsidieverlening is voldaan. De aanvragen worden beoordeeld op grond van de beoordelingscriteria en op basis hiervan wordt een advies aan het bestuur gegeven. Hierbij wordt tevens per aanvraag bekeken welke eventuele verplichtingen er aan een beschikking tot het verlenen van subsidie kunnen worden gesteld.

Conform artikel 14, tweede lid, kunnen deze verplichtingen onder meer zien op het betrekken van rechtzoekenden en het meewerken aan (tussentijdse) evaluatie en uitvoeren van monitoring van het project.

De resultaten van de projecten zullen worden geëvalueerd. Dit kan tevens tussentijds gebeuren. Daarnaast kan bijvoorbeeld een 0-meting worden uitgevoerd of een controlegroep worden ingezet, teneinde het daadwerkelijke resultaat van het project scherp te krijgen.

Artikel 15 geeft aan dat uiterlijk twee maanden na afloop van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend de resultaten beschikbaar dienen te worden gesteld aan de Raad. Uiterlijk 1 maart 2023 (bij maximale looptijd van een project tot 31 december 2022) heeft de Raad de resultaten van alle projecten ontvangen.

Na afloop van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, dient de subsidieontvanger binnen twee maanden een aanvraag tot subsidievaststelling in. Artikel 19 bevat de vereisten waar deze aanvraag tot vaststelling aan moet voldoen.

Een subsidie tot € 25.000,– wordt door het bestuur bij verlening direct vastgesteld.

De beschikking tot subsidieverlening, de beschikking tot subsidievaststelling en de beschikking tot voorschotverlening zijn beschikkingen waartegen op grond van de Awb bezwaar kan worden gemaakt en waartegen beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter. Ook tegen de weigering, intrekking of wijziging van deze beschikkingen is bezwaar en beroep mogelijk. De rechtsbeschermingsclausule wordt opgenomen in de betreffende beschikking en vermeldt de mogelijkheid van bezwaar en beroep, bij welke instantie en binnen welke termijn.

5. Nadere toelichting op de indieningsvereisten

De artikelen 8 en 9 geven aan waar een aanvraag aan moet voldoen. Dit zijn de randvoorwaarden waaraan moet zijn voldaan om in aanmerking te komen voor een subsidie. Artikel 8 geeft aan op welke manier een aanvraag dient te worden ingediend en welke informatie dient te worden toegevoegd aan de aanvraag om in behandeling worden genomen te worden.

Ten aanzien van artikel 8, zesde lid, waarin onder meer een overzicht van werkervaring of een curriculum vitae gevraagd wordt van inhoudelijk betrokken deskundigen kan vermeld worden dat dit dient ter verkrijging van inzicht in de rol van deskundigen in het project. Het gaat hierbij uiteraard enkel om werkervaring die relevant is voor de uitvoering van het project.

Artikel 9 geeft aan welke concrete informatie aan de orde moet komen in de aanvraag. Zo dient inzicht te worden gegeven in de duur van het project, het verwachte aantal rechtzoekenden dat tijdens de duur van het project geholpen wordt en de aard van de activiteiten en de kosten die hiermee gemoeid zijn.

Er moet een activiteitenplan worden opgesteld en worden ingediend met daarin onder meer een toelichting op de verhouding tussen de kosten die gemaakt worden, de activiteiten die uitgevoerd worden en de oplossing die geboden wordt. Deze toelichting moet ingaan op de gevraagde vergoeding voor de activiteiten, de effectiviteit van de werkzaamheden in het project (draagt elke activiteit bij aan het doel van het project) en de effectiviteit van de specifieke dienstverlenende activiteiten (draagt de dienstverlening bij aan de uiteindelijke oplossing voor de rechtzoekende).

Daarnaast moet het activiteitenplan ingaan op draagvlak, zowel voor de uitvoering van het project als voor de oplossing die geboden wordt. Hierbij gaat het om draagvlak in brede zin. Indien rechtzoekenden bij het vormgeven van de activiteiten betrokken worden(zodat niet alleen over, maar ook met de rechtzoekende wordt gesproken) dient specifiek aangegeven te worden hoe deze betrokkenheid eruitziet.

Naast een activiteitenplan dient een begroting deel uit te maken van de aanvraag. Het vierde lid gaat in op de vereiste onderdelen van de begroting.

6. Nadere toelichting op de beoordelingscriteria

Artikel 10 geeft aan op welke aspecten de aanvragen beoordeeld worden. Voor verlening van subsidie moet aan alle beoordelingscriteria zijn voldaan. Dit zijn de inhoudelijke aspecten van het te subsidiëren project. Factoren als de (verwachte) duurzaamheid van de geboden oplossing, de integraliteit van de probleembenadering, de laagdrempeligheid van aangeboden processtappen en de mate en aard van vernieuwing (voor het stelsel) komen hierbij aan bod.

Het gaat hierbij, kortom, om de sleutelbegrippen waarop de herziening van het stelsel gebaseerd is, die nader worden gespecificeerd in de criteria waarop de aanvraag beoordeeld wordt.

Ten aanzien van de oplossing gaat het dan om:

  • Toekomstbestendigheid en duurzaamheid, dit betekent dat voorkomen moet worden dat de rechtzoekende direct weer een (overeenkomstig, vergelijkbaar of samenhangend) probleem heeft bij een (kleine) wijziging in omstandigheden.

  • Integraliteit en dat wil zeggen dat het probleem vanuit verschillende invalshoeken benaderd wordt.

  • Vernieuwing en brede toepasbaarheid, hetgeen wil zeggen dat er andere en nieuwe elementen in voor moeten komen in vergelijking tot het huidige stelsel en reeds bekende projecten binnen dit kader én dat het een oplossing is die niet slechts op een klein deel van de hulpvragen toepasbaar is, maar die veelvuldig gebruikt kan worden.

Ten aanzien van de rechtzoekende is het belangrijk dat de hulpvraag en de rechtzoekende zelf centraal staan, hetgeen wil zeggen dat het belangrijker is dat de rechtzoekende feitelijk geholpen wordt dan dat er per definitie zoveel mogelijk ‘recht gehaald moet worden’. Daarbij is het belangrijk dat de situatie van de rechtzoekende wordt meegenomen in de oplossing en de oplossing(sroute) zo laagdrempelig mogelijk is en zonder onnodige obstakels en/of hinder voor de burger kan worden doorlopen. Voor de rechtzoekende is tevens van belang dat hij zijn verhaal slechts één keer hoeft te doen en niet elke dienstverlener opnieuw zijn situatie en hulpvraag hoeft uit leggen, waardoor de manier van (warme) overdracht en samenwerking ook een beoordelingscriterium is.

Doel van deze subsidieregeling is dat er door middel van projecten oplossingsroutes uitgeprobeerd kunnen worden die in geval van succes bij de uitvoering ‘opschaalbaar’ en toepasbaar voor de praktijk zijn. Het project moet in potentie uitrolbaar zijn binnen de contouren van het nieuwe stelsel en hierin navolging kunnen krijgen. Daarom zijn er ook beoordelingscriteria ten aanzien van bruikbaarheid in de praktijk opgenomen. Deze zien op de mate van inzicht in een toekomstige route, of er direct of indirect bruikbare resultaten verwacht worden, de kennis die met het project wordt opgedaan en welke handvatten het project biedt voor de herziening van het stelsel.

Het is tevens van belang dat in het project een werkwijze wordt aangegeven die rendabel is om structureel uit te rollen in het nieuwe stelsel zodat deze past binnen een duurzaam rechtsbestel en de budgettaire kaders die daarbij gelden.

Naar boven