De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
Gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies en de artikelen 1.3
en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;
Besluit:
ARTIKEL I
De Regeling lente- en zomerscholen vo wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt in de begripsbepaling van ‘mei- of zomervakantie’ ‘Regeling vaststelling
schoolvakanties 2016–2019’ vervangen door ‘Regeling vaststelling schoolvakanties 2019–2022’
en wordt ‘2019’ vervangen door ‘2020’.
B
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘2019’ vervangen door ‘2020’.
2. In het tweede lid wordt ‘85%’ vervangen door ‘85 procent’.
C
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘2019’ vervangen door ‘2020'.
2. In het tweede lid wordt ‘2018’ telkens vervangen door ‘2019’.
D
In artikel 5, eerste lid, wordt ‘8 maart 2019’ vervangen door ‘6 maart 2020’.
E
In artikel 6, eerste lid, wordt ‘2019’ vervangen door ‘2020’ en wordt ‘lente- en zomerschool’
vervangen door ‘lente- of zomerschool’.
F
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘2019’ telkens vervangen door ‘2020’ en wordt ‘12 april’
vervangen door ‘10 april’.
2. In het tweede lid wordt ‘2019’ telkens vervangen door: ‘2020’.
G
In artikel 8, tweede lid, wordt ‘2021’ vervangen door ‘2022’.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob
ALGEMENE TOELICHTING
De Regeling lente- en zomerscholen vo geeft vo-scholen de mogelijkheid om subsidie
aan te vragen voor het organiseren van lente- en zomerscholen om onnodig zittenblijven
van leerlingen te voorkomen. Voor dit doel is structureel jaarlijks een bedrag van
€ 9 miljoen beschikbaar. Met deze wijzigingsregeling wordt de subsidieregeling met
één jaar verlengd tot en met 2020. Daarmee wordt uitvoering gegeven aan het bij de
begrotingsbehandeling OCW 2019 ingediende en met algemene stemmen aangenomen amendement
van het lid Rog, dat strekt tot het ook nog in 2020 via een subsidieregeling beschikbaar
stellen van de middelen voor het tegengaan van onnodig zittenblijven in het voortgezet
onderwijs.1
Met deze wijzigingsregeling wordt de Regeling lente- en zomerscholen vo aangepast.
De wijzigingen zijn louter technisch van aard (jaartallen, precieze data, notatie
percentage, verwijzing naar de actuele regeling inzake vaststelling schoolvakanties).
Inhoudelijk en financieel (budgetplafond voor subsidiëring van scholen, bedrag per
leerling, bedrag voor de landelijke infrastructuur) is de regeling ongewijzigd ten
opzichte van de regeling van 2019. De wijziging van het eerste lid van artikel 6 van
de regeling, waarin de zinsnede ‘lente- en zomerschool’ wordt vervangen door ‘lente- of zomerschool’ is ingegeven door de mogelijke onduidelijkheid die de eerstgenoemde
formulering kan veroorzaken. Per leerling kan slechts één keer subsidie worden aangevraagd,
hetzij voor deelname aan een lenteschool, hetzij voor deelname aan een zomerschool.
Dat laat onverlet dat het mogelijk is dat een leerling alleen aan een lenteschool
of alleen aan een zomerschool deelneemt, én zowel aan een lenteschool als aan een
zomerschool.
In principe is 2020 het laatste jaar waarin de beschikbare middelen via een subsidieregeling
beschikbaar worden gesteld. Het uitgangspunt is dat deze middelen na 2020 indalen
in de prestatiebox. Een definitief besluit hierover wordt genomen na afronding van
de evaluatie van het sectorakkoord. Daarbij zal ook worden meegenomen de observatie
dat in de vijf jaar waarin tot dusverre sprake was van een subsidieregeling voor lente-
en zomerscholen (in 2015 alleen voor zomerscholen, in de jaren daarna voor zowel lente-
als zomerscholen) het aandeel zomerschoolprogramma’s vrij sterk afneemt, terwijl het
aandeel lenteschoolprogramma’s juist stijgt, zoals uit onderstaande tabel blijkt.2
Jaar
|
Aantal zomerscholen
|
Aantal lentescholen
|
Totaal lente- en zomerscholen
|
Aantal deelnemers
|
2015
|
124 (100%)
|
–
|
124
|
3.271 leerlingen
|
2016
|
135 (58,2%)
|
97 (41,8%)
|
232
|
11.527 leerlingen
|
2017
|
112 (41,9%)
|
155 (58,1%)
|
267
|
16.735 leerlingen
|
2018
|
82 (29,6%)
|
195 (70,4%)
|
277
|
18.303 leerlingen
|
2019
|
68 (24,1%)
|
213 (75,9%)
|
281
|
19.323 leerlingen
|
Bij besluitvorming over een eventueel vervolg van de subsidieregeling na 2020 kan
hier rekening mee gehouden worden. Weliswaar zijn zomerscholen en lentescholen beiden
goede instrumenten gebleken om onnodig zittenblijven te voorkomen (gedurende het schooljaar
tijdig ingrijpen met een lenteschool zou in veel gevallen wenselijker kunnen zijn
dan ‘reparatie’ en een allerlaatste kans in de zomervakantie met een zomerschool),
maar de vraag dringt zich op of dat dezelfde investering voor lentescholen blijft
rechtvaardigen als voor zomerscholen, nu er reeds enkele jaren ervaring is opgedaan
met beide varianten. Nu ontvangen scholen € 450 subsidie per leerling, of zij nu een
lente- of een zomerschoolprogramma aanbieden. Gedurende het schooljaar kan een school
echter ook in behoorlijke mate zélf in aanvulling op het reguliere programma maatwerk
bieden en leerlingen bijspijkeren indien nodig, terwijl bij zomerscholen een apart
arrangement moet worden georganiseerd buiten de reguliere onderwijstijd. Een ontwikkeling
(terug) richting een aanzienlijk groter aandeel zomerscholen zou besluitvorming over
het eventueel een vervolg geven aan een subsidieregeling positief kunnen beïnvloeden.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob