TOELICHTING
Onderhavige regeling wijzigt de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame
energieproductie (hierna: algemene uitvoeringsregeling). De wijzigingen betreffen
een uitzondering op de meting per beschikking van productie bij bepaalde productie-installaties,
het gebruik van lignine, overgangsbepalingen inzake duurzame biomassa en regulier
onderhoud. De wijzigingen worden hieronder toegelicht.
Gebruik NTA-codes
Op 30 november 2017 is door het Nederlands Normalisatie-Instituut een aangepast overzicht
van de classificatie van biomassa voor energietoepassingen uitgegeven. De classificatie,
de Nederlands Technische Afspraak 8003 (NTA 8003:2017), vormt het overzicht van de
codes voor nieuw af te geven beschikkingen vanaf 2019. In artikel I, onderdeel A,
wordt hiertoe een begripsbepaling opgenomen. De codes dienen ter specificatie van
het gebruikte type biomassa en worden gebruik in het toezicht op het gebruikt van
biomassa, de uitgifte van garanties van oorsprong (gvo’s) en uitbetaling van SDE+-subsidies.
Voor reeds afgegeven beschikkingen blijven de NTA-codes 8003:2008 relevant. Voor de
rapportages over de jaren tot en met 2018 moeten projecteigenaren de NTA 8003:2008
gebruiken.
Zonne-energie
Vanaf 2019 wordt een onderscheid gemaakt tussen zonne-energiesystemen welke op of
aan gebouwen worden geïnstalleerd enerzijds en zonne-energiesystemen die niet in of
op een gebouw worden geïnstalleerd. Die laatste categorie zijn systemen die in een
veld of op water worden geplaatst. Voor dergelijke opstellingen zijn ook zonvolgsystemen
beschikbaar. Zonvolgende systemen hebben een hogere kostprijs en daarom ook een hoger
maximaal aantal vollasturen. Projectindieners moeten bij hun subsidieaanvraag voor
een zonvolgsysteem een zonne-energieopbrengstrekening meesturen, gebaseerd op de berekening
van de energieopbrengst bij de gemiddelde jaarlijkse instraling van zonne-energie
op de bewuste locatie (zie artikel I, onderdeel B). Het nieuwe artikel 2b, zesde lid,
stelt eisen aan de zonne-energieopbrengstrekening. Het vereiste is opgenomen om het
subsidiabele aantal vollasturen te kunnen berekenen. Dit vereiste is toegevoegd omdat
voor zonvolgende systemen een nieuwe categorie is toegevoegd vanaf 2019 en het aantal
vollasturen afhankelijk is van de locatie en opstelling. Vanwege administratieve lasten
en beperkte verschillen in energieopbrengst van zonne-energie bij niet-zonvolgende
systemen, geldt het vereiste niet voor dat type projecten. Projectenindieners van
ander type energieprojecten moeten ook een energieopbrengstberekening opnemen in hun
haalbaarheidsstudie.
Windenergie
Voortschrijdend inzicht leidt tot een beperkte aanscherping van de vereisten rondom
de wind-energieopbrengstberekening (zie het nieuwe artikel 2b, vijfde lid, zoals toegevoegd
bij artikel I, onderdeel B). Ervaringen met eerdere aanvragen leren dat een deel van
de projectindieners bij het bepalen van de windsnelheden niet zelf een berekening
uitvoerde, maar zich baseerde op de maximale windsnelheden. Door de aanscherping in
de algemene uitvoeringsregeling wordt het duidelijk vereist dat de berekening compleet
is en de relevante elementen omvat om een projectaanvraag op te beoordelen.
Meting van productie per beschikking
In artikel 4 van de algemene uitvoeringsregeling is het verplicht om per beschikking
de productie te meten. Voor sommige typen installaties, zoals de uitbreiding met een
extra put bij geothermie of uitbreiding met een extra vergistingstank bij groengas
uit mestvergisting, is het mogelijk om bij uitbreiding met een extra productie-installatie
een extra subsidieverlening te krijgen. Daarbij is het niet of tegen onredelijk hoge
kosten mogelijk de productie per subsidieverlening te meten. Dit zou er aan in de
weg staan dat voor dergelijke duurzame energieopties subsidie wordt verleend. Daarom
is het mogelijk gemaakt dat de minister van deze verplichting ontheffing verlenen
kan. Een verzoek daartoe kan worden ingediend bij RVO.nl.
Duurzaamheidseisen vaste biomassa
Sinds 1 januari 2019 dient de duurzaamheid van vaste biomassa te worden aangetoond
door middel van conformiteitsbeoordelingsverklaringen van private conformiteitsbeoordelingsinstanties
die op grond van het Besluit conformiteitsbeoordeling vaste biomassa voor energietoepassingen
zijn erkend. De goedkeuring van zowel de certificatieschema’s als de erkenning van
de instanties is nog gaande en heeft vanwege zorgvuldigheid en afstemming langer geduurd
dan eerder voorzien, waardoor onvoldoende gecertificeerde biomassa beschikbaar zou
zijn. Daarom wordt het tijdelijk toegestaan dat producenten van duurzame energie voor
wat betreft de duurzaamheidseisen die betrekking hebben op duurzaam bosbeheer gebruik
mogen maken van biomassa die per levering vergezeld gaat van een certificaat voor
het duurzaam inkopen van hout. Zie daartoe artikel I, onderdeel D. Deze mogelijkheid
vervalt per 1 januari 2020. De desbetreffende certificatieschema’s worden bekend gemaakt
op de website van RVO.nl. Deze wijziging werkt terug tot 1 januari 2019 (zie artikel
II, tweede lid).
Lignine
Het gebruik van lignine voor energietoepassingen was al toegestaan binnen het maximale
gebruik van 15% reststromen bij het verbranden van biomassa. Om te bevorderen dat
houtige biomassa hoogwaardig wordt toegepast (cascadering), wordt het toegestaan om
het restproduct van bioraffinage, lignine, van duurzame biomassa te benutten als brandstof
voor de productie van duurzame energie. Zie hiertoe artikel I, onderdeel F. Lignine
mag voor maximaal 25% worden gebruikt als onderdeel van de categorieën voor verbranding
van vast biomassa als bepaald in de genoemde openstellingsregelingen onder het Besluit
stimulering duurzame energieproductie (hierna: Besluit SDE). De houtige biomassa die
als ingangsbrandstof wordt gebruikt om lignine te produceren moet voldoen aan de strenge
duurzaamheidseisen. De duurzaamheid van desbetreffende biomassa wordt aangetoond door
middel van (goedgekeurde) conformiteitsbeoordelingsverklaringen.
Covergisting
In artikel I, onderdeel E, wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd dat bestaat uit één
artikel. In het nieuwe artikel 7c zijn eisen opgenomen waar producenten van duurzame
energie door middel van (co)vergistingsinstallaties aan moeten voldoen. Covergisting
is een vorm van mestverwerking. Uit rapportages en door bevindingen van handhavingsdiensten
blijkt dat ondernemers reststromen gebruiken die niet voldoen aan de algemene voorwaarden
die in het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet worden gegeven. Dit kan tot negatieve
gevolgen leiden voor het milieu. Daarnaast is gebleken dat de administraties van mest
en comaterialen onvoldoende, en onvoldoende transparant, bijgehouden worden, waardoor
het moeilijk is om te toetsen welke afval- en reststoffen zijn gebruikt. Onderhavige
wijziging beoogt de naleving van meststoffenregelgeving bij (co)vergistingsinstallaties
te verbeteren en het beter mogelijk te maken om bij een overtreding van de meststoffenregelgeving
de SDE-subsidie te beperken. Daarnaast helpt de wijziging ondernemers om in het GVO-certificaat
de juiste terminologie te gebruiken, in overeenstemming met bewoordingen in de meststoffenregelgeving,
waardoor de mate van duurzaamheid van de energieproductie door middel van (co)vergisting
transparant wordt. De wijziging heeft onmiddellijke werking en is derhalve ook van
toepassing op producenten die voor de inwerkingtreding van onderhavige regeling subsidie
is verleend. Voor wat betreft de eis dat wordt voldaan aan de eisen voor de mestverwerking
is dit gerechtvaardigd, omdat deze eisen reeds moeten worden nageleefd op grond van
de meststoffenregelgeving. Er is derhalve geen sprake van rechtsgevolg ten nadele
van desbetreffende producenten. De administratieve eis ten aanzien van de GVO-certificaten
is van toepassing op de energie die vanaf de inwerkingtreding van onderhavige regeling
geproduceerd wordt.
Regeldruk
Onderhavige wijzigingen hebben geen substantiële gevolgen voor de regeldruk ten opzichte
van de vorige versie van onderhavige algemene uitvoeringsregeling. Weliswaar wordt
een nieuwe verplichting opgenomen voor een haalbaarheidsstudie inclusief zonne-energieopbrengstberekening
voor zonvolgende systemen, maar dergelijke berekeningen moeten projectontwikkelaars
zelf al maken voor het opstellen van hun businesscase, waardoor de aanvullende administratieve
lasten beperkt zijn.
Ook de aanscherping van de vereisten rondom de windenergieopbrengstberekening zijn
geen verhoging van de regeldruk. Deze vereisten zijn namelijk alleen tekstueel verduidelijkt
en waren al beoogd toen de vereisten aanvankelijk werden opgenomen in onderhavige
algemene uitvoeringsregeling. Bij de vaststelling is destijds een afweging van de
regeldruk gemaakt. De eerdere inschattingen bij de regeldruk van deze regeling zijn
nog altijd adequaat.
De wijziging van art. 4 houdt in dat een ondernemer bij uitbreiding van een productie-installatie
een verzoek bij RVO kan indienen voor gecombineerde bemetering. Dit is een éénmalig
verzoek, waarna de ondernemer kan profiteren van lagere regeldruk als gevolg van de
gecombineerde meting i.p.v. een meting per beschikking. De eerdere inschattingen bij
de regeldruk van de algemene uitvoeringsregeling in samenhang met het Besluit SDE
van 27 januari 2015 en de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie
in het voorjaar 2019 zijn nog altijd adequaat. De totale regeldruk die met het Besluit
SDE, onderhavige regeling en de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie
voorjaar 2019 zijn indicatief berekend op € 7.520.000 eenmalig en € 499.200 structureel
(voor beschikte projecten die worden gerealiseerd met een looptijd van 12-15 jaar).
Dit komt in totaal neer op 0,3% van het opengestelde bedrag dat per half jaar varieert
en voor het voorjaar 2019 € 5.000.000.000 bedraagt. In de Regeling aanwijzing categorieën
duurzame energieproductie voorjaar 2019 is een uitgebreide berekening opgenomen.
Inwerkingtreding
De inwerkingtreding van onderhavige regeling wijkt af van het beleid inzake de vaste
verandermomenten. De regeling treedt in werking op de dag na de bekendmaking van onderhavige
regeling en houdt voorts geen rekening met de termijn van twee maanden. Afwijking
van het beleid is gerechtvaardigd aangezien de doelgroep bij spoedige inwerkingtreding
is gebaat. De afwijking is voorts wenselijk dat onderhavige regeling in werking is
getreden op het moment dat de voorjaarsopenstelling van de subsidiemodule onder het
Besluit stimulering duurzame energieproductie geschiedt.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes