Regeling van de Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 12 februari 2019, nr. 2479502, houdende instelling van de Commissie herijking tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders (Instellingsregeling Commissie herijking tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders 2019)

De Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Gelet op artikel 6, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges;

Besluiten:

Artikel 1 (Begripsbepalingen)

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Minister:

Minister voor Rechtsbescherming;

b. Commissie:

Commissie herijking tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders, bedoeld in artikel 2.

Artikel 2 (Instelling en taak)

  • 1. Er is een Commissie herijking tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders.

  • 2. De Commissie heeft tot taak:

    • a. te adviseren omtrent aanpassingen binnen of van het huidige stelsel voor tarifering van de ambtshandelingen van gerechtsdeurwaarders teneinde tot een toekomstbestendig stelsel te komen;

    • b. op basis van de uitkomsten concrete aanbevelingen te doen over de bekostiging van ambtshandelingen van gerechtsdeurwaarders.

  • 3. In aanvulling op de taakomschrijving zoals bedoeld in artikel 2, tweede lid, oefent de commissie haar taak uit met in achtneming van het volgende:

    • a. De commissie maakt bij de uitvoering van zijn taak een afweging tussen een goede, verantwoorde en efficiënte bedrijfsvoering van de gerechtsdeurwaarder (inclusief een redelijke ondernemingsvergoeding), de bescherming van de schuldenaar tegen te hoog oplopende kosten en de belangen van de schuldeiser, alles binnen de rechtsstatelijke uitgangspunten;

    • b. De kosten van ambtshandelingen zullen niet uit publieke middelen worden bekostigd;

    • c. De commissie kan de reikwijdte van de ambtshandelingen zo nodig heroverwegen;

    • d. De commissie kan het WODC inschakelen voor onderzoek.

Artikel 3 (Samenstelling, benoeming, ontslag)

De commissie bestaat uit een voorzitter en vijf andere leden.

Artikel 4 (Rapportageverplichting)

  • 1. De commissie brengt voor 1 september 2019 eindverslag uit met betrekking tot haar taak, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a tot en b.

  • 2. De commissie kan een tussentijds verslag uitbrengen.

  • 3. De termijn voor het uitbrengen van de eindrapportage, bedoeld in het eerste lid, kan worden verlengd.

Artikel 5 (Archiefbescheiden)

De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden, waaronder gespreksverslagen, over aan het archief van de Directie Rechtsbestel van het Ministerie van Justitie en Veiligheid.

Artikel 6 (Inwerkingtreding en instellingsduur)

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2019.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 september 2019.

Artikel 7 (Citeertitel)

Deze regeling wordt aangehaald als: Instellingsregeling Commissie herijking tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders 2019.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 12 februari 2019

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops

TOELICHTING

Met de invoering van de Gerechtsdeurwaarderswet in 2001 zijn de vaste tarieven voor ambtshandelingen vervangen door vrije prijsvorming in de relatie tussen opdrachtgever en gerechtsdeurwaarder en zijn de kosten die op de schuldenaar kunnen worden verhaald vaste door de overheid vastgestelde op kostprijs gebaseerde bedragen. Deze vaste schuldenaarstarieven zijn bedoeld om de schuldenaar te beschermen tegen te hoog oplopende kosten, zijn vastgelegd in het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders (Btag) en worden jaarlijks geïndexeerd. De afgelopen jaren hebben zich ontwikkelingen voorgedaan die het huidige stelsel onder druk hebben gezet zoals meer marktwerking, kwaliteitseisen, maatschappelijke, technologische en economische ontwikkelingen. Daarbij kan ook gedacht worden aan aanvullende eisen aan of uitbreiding van specifieke ambtshandelingen, zoals raadpleging en vulling van het beslagregister of de jaarlijkse berekening van de beslagvrije voet. De schuldenaarstarieven van ambtshandelingen lijken – ondanks jaarlijkse indexatie – niet altijd meer gelijk te lopen met de kostprijs (Rapport Tarieven Ambtshandelingen Gerechtsdeurwaarders, Cebeon, 5 juli 2016). Daarnaast speelt nog een aantal ontwikkelingen een rol. Zo kunnen er vraagtekens worden gezet bij de proportionaliteit van bij schuldenaren in rekening gebrachte kosten gelet op de hoogte van de onderliggende vordering, als ook bij de verdeling van de kosten van ambtshandelingen tussen schuldenaar en schuldeiser. De maatschappelijke kosten van (ambtelijke) incasso dienen, overeenkomstig de Rijksincassovisie, zo laag mogelijk te blijven. Hoewel uitgangspunt in Nederland is dat vonnissen uiteindelijk door een gerechtsdeurwaarder moeten kunnen worden geëxecuteerd, zal onnodige schuldophoging zoveel mogelijk moeten worden vermeden. Bij al deze vraagstukken speelt mee dat de armoede en schuldenproblematiek in Nederland in de afgelopen 5 tot 10 jaar sterk is toegenomen en er dientengevolge meer aandacht is voor de positie van schuldenaren. Uitgangspunt daarbij is wel dat vorderingen moeten worden betaald en dat mensen zelf verantwoordelijk zijn voor het nakomen van hun financiële verplichtingen. Tegelijkertijd is de exclusieve rol van de gerechtsdeurwaarder in het rechtsbestel essentieel. Hij kan ondernemer zijn en dient voor zijn ambtelijke werk – mits efficiënt en noodzakelijk – een redelijke (ondernemers)vergoeding te ontvangen. De hoogte van deze vergoeding is afhankelijk van factoren als bijvoorbeeld ondernemersrisico (als daarvan sprake is), opleidingsniveau en tijdsbesteding. Het voorafgaande maakt dat het huidige stelsel onder de loep genomen dient te worden. Daarbij kunnen met inachtneming van het gestelde in artikel 2, tweede en derde lid van deze regeling alle uitgangspunten die aan het huidige stelsel ten grondslag liggen ter discussie komen.

Instelling commissie

In een brief aan de Tweede Kamer [TK 2016 – 2017, 34 047, nr. 17] is aangekondigd dat er een adviescommissie zou worden ingesteld die de opdracht krijgt nader onderzoek te verrichten en aanbevelingen te doen om het stelsel te actualiseren en te komen tot een bestendige regeling voor de toekomst. Deze aanbevelingen (inclusief mogelijke tarifering en indexering) dienen concreet en uitgewerkt te zijn en – des gewenst – voor directe invoering geschikt. Deze Commissie herijking tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders is op 3 juni 2017 ingesteld met de Instellingsregeling Commissie herijking tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders (Stcrt 2017, 30516). De commissie is conform artikel 6 van deze regeling ingesteld tot 1 januari 2019 (Stcrt 2018, 12472).

De aanwijzing van de leden van deze commissie en vaststelling van de vergoeding is in een apart besluit van de Minister van Justitie en Veiligheid geregeld. Gekozen is voor dhr. P. Oskam (burgemeester Capelle ad IJssel) als voorzitter met bestuurlijke ervaring en met gevoel voor de maatschappelijke en rechtsstatelijke belangen die bij dit onderwerp spelen. Naast de voorzitter bestaat de commissie uit vijf leden vanuit de beroepsgroep, de schuldenaren, opdrachtgevers van gerechtsdeurwaarders en twee wetenschappers met respectievelijk financieel-economische en rechtswetenschappelijke kennis.

De commissie heeft te kennen heeft gegeven niet voor 1 januari 2019 verslag uit te kunnen brengen en verwacht haar verslag voor de zomer van 2019 af te ronden. Omdat niet voor 1 januari 2019 de regeling is verlengd, is de regeling per 1 januari 2019 van rechtswege komen te vervallen. Een verlenging van de instellingsduur van de commissie is daarom niet langer mogelijk. Om die reden wordt met onderhavige regeling de commissie met terugwerkende kracht per 1 januari 2019 opnieuw ingesteld tot 1 september 2019, opdat de commissie aan haar rapportageverplichting kan voldoen. Met ingang van 1 september 2019 komt de regeling te vervallen.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops

Naar boven