Gemeenschappelijke regeling openbare gezondheidszorg Amstelland

Logo Amstelveen

Z-2013/022520

Tekstplaatsing in verband met ontbreken van de regeling in de Centrale Voorziening Decentrale Regelgeving.

Hoofdstuk I Begripsbepalingen

Artikel 1.  

In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

  • ‘de regeling’: de Gemeenschappelijke regeling openbare gezondheidszorg Amstelland;

  • ‘het lichaam’; het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2;

  • ‘de gemeente’: een aan deze regeling deelnemende gemeente;

  • ‘de wet’: de Wet publieke gezondheid;

  • ‘de dienst’: de geneeskundige en gezondheidsdienst van de gemeente Amsterdam (GGD Amsterdam);

  • ‘gezamenlijk takenpakket’: de taken die door de dienst in het kader van de wet standaard worden uitgevoerd voor alle gemeenten, zoals beschreven in Productbeschrijvingen openbare gezondheidszorg Regio Amstelland;

  • ‘aanvullend takenpakket”: de taken die door de dienst op basis van aanvullende afspraken worden uitgevoerd voor één of meerdere gemeenten;

  • ‘begroting’: stukken die voor enig begrotingsjaar inzicht geven in de geraamde kosten, inhoud en omvang van elke productgroep van het (gezamenlijke en aanvullende) takenpakket, inclusief een meerjarenraming voor de drie jaren volgend op het desbetreffende begrotingsjaar;

  • ‘rekening’: het stuk waarin de dienst over het afgelopen begrotingsjaar verantwoording aflegt over en verslag doet van de realisatie van de prestatieafspraken die gelden in het kader van het vastgestelde (gezamenlijk en aanvullend) takenpakket.

Hoofdstuk II Het openbaar lichaam

Artikel 2.  

  • 1.

    Er is een openbaar lichaam genaamd: “Openbare gezondheidszorg Amstelland”. Het is gevestigd te Amstelveen.

  • 2.

    Het rechtsgebied van het lichaam omvat het grondgebied van de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Diemen, Ouder-Amstel en Uithoorn.

Hoofdstuk III Doelstellingen en taken

Doelstellingen

Artikel 3.  

Het lichaam heeft tot doel:

  • het beschermen en bevorderen van de gezondheid van de bevolking of van specifieke groepen daarbinnen, in het rechtsgebied van het lichaam;

  • het voorkómen en het vroegtijdig opsporen van ziekten onder de bevolking;

  • het bevorderen van de openbare geestelijke gezondheidszorg;

  • alles wat met het bovenstaande in de ruimste zin van het woord verband houdt.

Taken

Artikel 4.  

  • 1.

    In het kader van de doelstellingen heeft het lichaam de volgende taken:

    • a.

      het bevorderen van gezamenlijk overleg van de gemeenten inzake de uitvoering van volksgezondheidstaken, welke aan de gemeenten zijn opgedragen;

    • b.

      het doen uitvoeren van de gemeentelijke taken bij of krachtens de wet door de GGD Amsterdam, voor zover deze taken behoren tot het gezamenlijk en aanvullend takenpakket;

    • c.

      al die taken ten aanzien waarvan het algemeen bestuur unaniem heeft besloten dat deze tot het takenpakket dienen te worden gerekend.

  • 2.

    Voor zover nodig en mogelijk voert het lichaam de toevertrouwde taken uit in samenwerking en overleg met plaatselijke en regionale diensten en instellingen die daarvoor in aanmerking komen.

Hoofdstuk IV Het algemeen bestuur

Samenstelling

Artikel 5.  

  • 1.

    Per gemeente wordt één lid en één plaatsvervangend lid aangewezen voor het algemeen bestuur.

  • 2.

    Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden het dagelijks bestuur aan.

Artikel 6.  

  • 1.

    De leden van het algemeen bestuur worden aangewezen voor de duur van de zittingsperiode van de raad. Bij de aanvang van elke zittingsperiode vindt de aanwijzing plaats in een van de eerste vergaderingen van de raden in nieuwe samenstelling na de benoeming van de colleges.

  • 2.

    De leden van het algemeen bestuur treden af op de dag waarop de nieuw gekozen leden van het algemeen bestuur in functie treden.

  • 3.

    De leden van het algemeen bestuur treden af op het moment van verlies van het wethouderschap of van het lidmaatschap van de raad welke hen heeft aangewezen of van het voorzitterschap van deze raad.

  • 4.

    Het lid dat ter vervulling van een buiten de gewone tijd van aftreden opengevallen plaats tot lid van het algemeen bestuur is aangewezen, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

  • 5.

    De leden van het algemeen bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter van het algemeen bestuur, alsmede de voorzitter van de raad die hen heeft aangewezen, schriftelijk op de hoogte. Onverminderd het bepaalde in artikel 13, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, behouden leden van het algemeen bestuur, die ontslag hebben genomen, hun lidmaatschap totdat onherroepelijk in hun opvolging is voorzien.

Werkwijze

Artikel 7.  

Het algemeen bestuur vergadert ten minste twee maal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt, dan wel ten minste drie leden van het algemeen bestuur dit, onder opgaaf van redenen, schriftelijk verzoeken.

Artikel 8.  

  • 1.

    Het algemeen bestuur vergadert in het openbaar. De deuren worden gesloten wanneer een kwart van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren wordt vergaderd.

  • 2.

    Bij het nemen van besluiten door het algemeen bestuur brengen de leden voor de gemeente die zij vertegenwoordigen ieder één stem uit, met uitzondering van de leden die een gemeente vertegenwoordigen met een inwoneraantal boven 50.000. Zij brengen voor elk volgend 50.000-tal, of gedeelte daarvan, één stem meer uit tot een maximum van drie stemmen per gemeente.

  • 3.

    Bij gelijke stemverhoudingen in het dagelijks en algemeen bestuur (oftewel het staken van de stemmen) wordt de stemverhouding bepaald op basis van het percentage inwoners per gemeente.

  • 4.

    Voor de toepassing van het tweede lid gelden de bevolkingscijfers van de gemeenten per 1 januari van het voorgaande jaar. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers aangehouden.

  • 5.

    In een besloten vergadering van het algemeen bestuur kan niet beraadslaagd worden noch een besluit worden genomen over:

    • a.

      de vaststelling en wijziging van de begroting;

    • b.

      de vaststelling van de rekening;

    • c.

      het toetreden tot, het uittreden uit of het wijzigen of opheffen van de regeling;

    • d.

      het oprichten van of deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen en coöperatieve en andere verenigingen dan wel het ontbinden daarvan of het beëindigen van de deelname daaraan;

    • e.

      benoeming en ontslag van leden van het dagelijks bestuur.

  • 6.

    In een besloten vergadering van het algemeen bestuur kan geen besluit worden genomen over het doen van een uitgave voordat de begroting of begrotingswijziging, waarbij deze uitgave is geraamd, is goedgekeurd.

Artikel 9.  

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde orde vast.

  • 2.

    Dit reglement, alsmede een wijziging hiervan, wordt aan de gemeenten toegezonden.

  • 3.

    De directeur van de GGD Amsterdam of diens vervanger woont als adviseur de vergaderingen van het algemeen bestuur bij, tenzij het bestuur anders beslist.

Bevoegdheden

Artikel 10.  

  • 1.

    Het algemeen bestuur besluit op voorstel van het dagelijks bestuur over de omvang en inhoud van het takenpakket en de kosten die hieraan gekoppeld zijn.

  • 2.

    Het telkenjare te nemen besluit omtrent het takenpakket wordt periodiek en voortschrijdend ingericht voor een periode van vier jaar, te beginnen vanaf 31 december 2013.

  • 3.

    Verder behoren alle andere bevoegdheden in het kader van deze regeling, die niet aan een ander orgaan zijn opgedragen, aan het algemeen bestuur.

Inlichtingen en verantwoording

Artikel 11.  

  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur geeft aan de raad van de gemeente welke hem heeft aangewezen, op de in die gemeente gebruikelijke wijze alle inlichtingen die door de raad, of een of meer leden daarvan, worden verlangd. Op gelijke wijze dient het lid het college van de desbetreffende gemeente inlichtingen te verschaffen.

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur kan door de raad van de gemeente welke hem heeft aangewezen, op de in die gemeente gebruikelijke wijze ter verantwoording worden geroepen voor de wijze waarop het lid de gemeente in dat bestuur heeft vertegenwoordigd.

  • 3.

    Indien een lid van het algemeen bestuur niet meer het vertrouwen geniet van de raad welke hem heeft aangewezen, kan deze hem als zodanig ontslaan.

Artikel 12.  

  • 1.

    Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter geven aan de raden en de colleges van de gemeenten ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is.

  • 2.

    Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter verstrekken aan de raden en de colleges van de gemeenten alle inlichtingen die door één of meer leden van die raden of colleges worden verlangd.

  • 3.

    Het reglement van orde van het algemeen bestuur regelt de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het in de twee vorige leden bepaalde

Hoofdstuk V Het dagelijks bestuur

Samenstelling

Artikel 13.  

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter van het algemeen bestuur en maximaal vier leden, door en uit het algemeen bestuur aangewezen.

  • 2.

    De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling.

  • 3.

    Met inachtneming van het bepaalde in artikel 6, vierde lid, vindt het aanwijzen van leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van plaatsen, die door ontslag, overlijden of anderszins openvallen, plaats uiterlijk één maand na dat openvallen.

  • 4.

    De leden van het dagelijks bestuur treden af op de dag van aftreden van de leden van het algemeen bestuur.

Werkwijze

Artikel 14.  

  • 1.

    Het dagelijks bestuur vergadert ten minste vier maal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt, of ten minste één lid van het dagelijks bestuur zulks schriftelijk onder opgave van de te behandelen onderwerpen verzoekt. In het laatste geval vindt de vergadering plaats binnen twee weken.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen vast. Dit reglement, alsmede een wijziging hiervan, wordt aan het algemeen bestuur ter kennisneming overgelegd.

  • 3.

    De directeur van de GGD Amsterdam of diens vervanger woont als adviseur de vergaderingen van het dagelijks bestuur bij, tenzij het bestuur anders beslist.

Bevoegdheden

Artikel 15.  

  • 1.

    Voor de vervulling van de in artikel 4 genoemde taken oefent het dagelijks bestuur de bevoegdheden uit die bij of krachtens de wet zijn toegekend aan de colleges van de gemeenten.

  • 2.

    Voorts is dit bestuur belast met:

    • a.

      een voortdurend toezicht op al wat het lichaam aangaat;

    • b.

      het voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter overweging en beslissing zal worden voorgelegd;

    • c.

      het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur;

    • d.

      het voorstaan van de belangen van het lichaam bij andere overheden, instellingen of personen, waarmee contact voor het lichaam van belang is;

    • e.

      het beheer van inkomsten en uitgaven van het lichaam;

    • f.

      de zorg, voor zover deze niet aan anderen toekomt, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

    • g.

      het nemen van alle conservatoire maatregelen zowel in als buiten rechte en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit.

Artikel 16.  

  • 1.

    Het dagelijks bestuur oefent, voor zover het algemeen bestuur daartoe besluit en naar door dat bestuur te stellen regels, de aan het algemeen bestuur wettelijk toegekende of krachtens de regeling hem toevallende bevoegdheden uit, met uitzondering van:

    • a.

      het vaststellen en wijzigen van de begroting;

    • b.

      het vaststellen van de rekening;

    • c.

      het toetreden tot, het uittreden uit of het wijzigen van de gemeenschappelijke regeling overeenkomstig hoofdstuk XI van deze regeling;

    • d.

      het oprichten van of deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen en coöperatieve en andere verenigingen dan wel het ontbinden daarvan of het beëindigen van de deelname daaraan.

  • 2.

    Van besluiten van het algemeen bestuur als bedoeld in het eerste lid doet het dagelijks bestuur onverwijld mededeling aan de gemeenten.

Inlichtingen en verantwoording

Artikel 17.  

  • 1.

    De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 2.

    Zij geven gevraagd en ongevraagd aan het algemeen bestuur alle inlichtingen, die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig zijn, tenzij het algemeen belang zich daartegen verzet.

  • 3.

    Zij geven, tezamen dan wel afzonderlijk, aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of een of meer leden daarvan hierom verzoekt, alle gevraagde inlichtingen, tenzij het algemeen belang zich daartegen verzet.

  • 4.

    Het reglement van orde voor het algemeen bestuur regelt de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het in de leden een, twee en drie bepaalde.

Hoofdstuk VI De voorzitter

Artikel 18.  

  • 1.

    Door en uit het algemeen bestuur wordt een voorzitter aangewezen.

  • 2.

    De voorzitter van het algemeen bestuur is tevens voorzitter van het dagelijks bestuur.

  • 3.

    Het algemeen bestuur beslist omtrent schorsing en ontslag van de voorzitter.

Artikel 19.  

  • 1.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen en van het dagelijks bestuur.

  • 2.

    Hij tekent alle stukken die van het algemeen of van het dagelijks bestuur uitgaan.

  • 3.

    Voorts is hij, naast het leiden van de vergaderingen van het algemeen en het dagelijks bestuur, belast met:

    • a.

      het terstond ter tafel brengen van alle tot het algemeen en/of het dagelijks bestuur gerichte brieven en andere stukken in de vergadering van het orgaan tot welks bevoegdheid het nemen van een beslissing omtrent de daarin behandelde zaak behoort;

    • b.

      het daadwerkelijk doen uitvoeren van de besluiten van het dagelijks bestuur;

    • c.

      het zo nodig instellen van een onderzoek, voordat bepaalde zaken ter overweging en beslissing worden voorgelegd aan het algemeen en/of het dagelijks bestuur.

Artikel 20.  

  • 1.

    De voorzitter vertegenwoordigt het lichaam in en buiten rechte.

  • 2.

    Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van een gemeente die partij is in een rechtsgeding waarbij het lichaam is betrokken, wordt het lichaam door een ander, door het dagelijks bestuur aan te wijzen lid van dit bestuur, vertegenwoordigd.

Hoofdstuk VII De regiosecretaris

Artikel 21.  

  • 1.

    Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur worden ambtelijk ondersteund door de regiosecretaris Amstelland.

  • 2.

    De regiosecretaris bereidt de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur voor en notuleert de bijeenkomsten, tenzij het algemeen of het dagelijks bestuur anders beslist.

  • 3.

    De regiosecretaris is belast met de zorg voor en het toezicht op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden van het lichaam, overeenkomstig door het algemeen bestuur vast te stellen regels en met inachtneming van de Archiefwet 1995.

Hoofdstuk VIII Commissies

Artikel 22.  

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan commissies van advies instellen ten behoeve van de in artikel 4 genoemde taken.

  • 2.

    Een lid van het dagelijks bestuur fungeert als voorzitter van de commissie.

  • 3.

    De regiosecretaris draagt zorg voor de vervulling van de functie van ambtelijk secretaris van de commissie.

Hoofdstuk IX Financiële bepalingen

Begroting van het lichaam

Artikel 23.  

  • 1.

    Het dagelijks bestuur stelt elk jaar een ontwerp-begroting en een toelichting van baten en lasten op voor het volgende kalenderjaar. De begroting is zodanig ingericht dat daaruit blijkt welke kosten verband houden met de uitvoering van het takenpakket.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt de ontwerp-begroting acht weken voordat deze aan het algemeen bestuur ter vaststelling wordt aangeboden, doch uiterlijk voor 1 april, toe aan de raden van de gemeenten.

  • 3.

    Indien het dagelijks bestuur een groei in het benodigd budget voorziet ten gevolge van veranderd beleid of wetgeving, dan wordt dit door het dagelijks bestuur in een separaat voorstel toegelicht.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur legt dit separaat voorstel acht weken voordat deze aan het algemeen bestuur ter vaststelling wordt aangeboden, voor aan de gemeenteraden.

  • 5.

    Voor de groei in het budget als bedoeld in het derde lid is een unaniem besluit nodig van het algemeen bestuur.

  • 6.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor zij dient.

  • 7.

    Het dagelijks bestuur zendt de begroting en de begrotingswijzigingen binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval voor 15 juli, aan gedeputeerde staten.

  • 8.

    Het dagelijks bestuur zendt begrotingswijzigingen acht weken voordat deze aan het algemeen bestuur ter vaststelling worden aangeboden, toe aan de raden van de gemeenten om hun zienswijze kenbaar te maken.

Rekening van het lichaam

Artikel 24.  

  • 1.

    Het dagelijks bestuur stelt elk jaar de rekening met een bijbehorend verslag van het voorgaande jaar op.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt de rekening acht weken voordat deze aan het algemeen bestuur ter vaststelling wordt aangeboden, doch uiterlijk voor 1 mei, toe aan de raden van de gemeenten.

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt de rekening vast in het jaar volgend op het jaar waarop de rekening betrekking heeft.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur zendt de rekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval voor 15 juli, aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan gedeputeerde staten.

Verdeling van de kosten

Artikel 25.  

  • 1.

    De kosten die worden gemaakt in verband met de uitvoering van het gezamenlijke takenpakket en voor de instandhouding van het openbaar lichaam, worden naar evenredigheid van het aantal inwoners verdeeld over de gemeenten. De uitvoering van de aanvullende taken worden per gemeente afgesproken en bekostigd.

  • 2.

    De bijdrage voor de huisvesting van de JGZ locaties wordt voor Ouder-Amstel gemaximeerd op de bijdrage uit de begroting 2013 plus de jaarlijkse inflatie correctie. Dit wordt na 5 jaar herzien.

Artikel 26. Huisvesting

  • 1.

    De GGD exploiteert de JGZ-locaties in de gemeenten Amstelveen, Aalsmeer, Uithoorn, Ouder-Amstel en Diemen.

  • 2.

    Binnen de begroting is budget opgenomen voor de exploitatie en beheer van de JGZ – locaties.

  • 3.

    Binnen de exploitatie vallen alleen de kosten voor de JGZ-activiteiten van de GGD.

  • 4.

    Het algemeen bestuur stelt een spreidingsplan en een algemeen programma van eisen voor een JGZ-locatie vast.

  • 5.

    Voor onderhoud dat niet voor rekening komt van de verhuurder en vernieuwing van JGZ locaties wordt een bestemmingsreserve vastgesteld van 5 % van de totale omzet van de GR OGZ Amstelland.

  • 6.

    Indien aanspraak gedaan wordt op de bestemmingsreserve wordt deze binnen een jaar weer aangevuld worden tot 5 % van de totale omzet van de GR OGZ Amstelland.

  • 7.

    Het algemeen bestuur is gemachtigd dit percentage aan te passen.

HOOFDSTUK X

Artikel 27. Weerstandsvermogen

  • 1.

    Het weerstandsvermogen van de GR OGZ Amstelland wordt vastgesteld op maximaal 10% van de totale omzet van de GR OGZ Amstelland gemeenten.

  • 2.

    Verandering van de hoogte van het weerstandsvermogen kan alleen na goedkeuring door het algemeen bestuur.

  • 3.

    Indien aanspraak gedaan wordt op het weerstandsvermogen zal dat binnen een jaar weer aangevuld worden tot 10% van de totale omzet van de GR OGZ Amstelland.

Artikel 28. Geschillen

In geval van geschillen als bedoeld in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, zullen partijen trachten deze in eerste instantie op te lossen met behulp van arbitrage.

Hoofdstuk XI Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing

Toetreding

Artikel 29.  

  • 1.

    Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van toetreding.

  • 2.

    Aan toetreding kunnen door de gemeenten bepaalde voorwaarden worden verbonden.

  • 3.

    Alle raden van de gemeenten dienen in te stemmen met een besluit tot toetreding en de eventuele voorwaarden die hieraan worden verbonden.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in het derde lid, gaat toetreding in op de eerste dag van de maand volgend op de dag waarop alle raden van de gemeenten hebben ingestemd met het besluit tot toetreding, tenzij het algemeen bestuur met instemming van de gemeenten anders bepaalt.

Uittreding

Artikel 30.  

  • 1.

    Te allen tijde kan een gemeente besluiten uit deze regeling te treden. Uittreding dient te geschieden bij besluit van de raad, waarbij een opzegtermijn van drie jaar wordt aangehouden. Dit besluit wordt ter kennis gebracht van het algemeen bestuur.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de berekeningswijze van de aan een uittredende gemeente toe te rekenen kosten bij uittreding en de wijze waarop deze door de uittredende gemeente worden betaald.

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt in overleg met de uittredende gemeente en in overeenstemming met de regels genoemd in het tweede lid van dit artikel, ten minste zes maanden voor het tijdstip van uittreding een regeling op met betrekking tot de gevolgen van de uittreding. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt, wordt een geschil als bedoeld in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, geacht te bestaan.

Wijziging

Artikel 31.  

  • 1.

    Een voorstel aan de gemeenten tot wijziging van deze regeling kan worden gedaan door het algemeen bestuur of door ten minste twee gemeenten.

  • 2.

    Alle raden en colleges van de gemeenten dienen in te stemmen met een besluit tot wijziging van deze regeling.

  • 3.

    De wijziging van de regeling treedt niet eerder in werking dan nadat deze door de gemeenten bekend is gemaakt op de in iedere gemeente gebruikelijke wijze.

Opheffing

Artikel 32.  

  • 1.

    De regeling kan worden opgeheven bij daartoe strekkende besluiten van alle gemeenten.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt, de raden van de gemeenten gehoord, een liquidatieplan vast en regelt de vereffening van het vermogen.

  • 3.

    De organen van het lichaam blijven, zo nodig, na het tijdstip van de beëindiging in functie totdat de liquidatie is beëindigd.

Hoofdstuk XII Inwerkingtreding en slotbepalingen

Inwerkingtreding

Artikel 33.  

  • 1.

    De regeling treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2013.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten dragen op de gebruikelijke wijze zorg voor de bekendmaking van de regeling.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders van Amstelveen dragen zorg voor verzending van de regeling aan gedeputeerde staten.

Artikel 34.  

  • 1.

    De toetredende gemeenten moeten uiterlijk een maand na de dag van het inwerkingtreden van deze GR de leden in het algemeen bestuur hebben aangewezen.

  • 2.

    De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur na de inwerkingtreding van deze GR.

Artikel 35.  

De oude GR OGZ Amstelland vervalt bij het inwerkingtreden van de nieuwe GR.

Slotbepaling

Artikel 36.  

De regeling wordt aangehaald als: Gemeenschappelijke regeling openbare gezondheidszorg Amstelland.

Memorie van Toelichting bij de Gemeenschappelijke regeling openbare gezondheidszorg Amstelland

Algemene toelichting

 

De Gemeenschappelijke regeling openbare gezondheidszorg Amstelland, hierna te noemen: de regeling, regelt de samenwerking tussen de gemeenten Amstelveen, Aalsmeer, Diemen, Ouder-Amstel en Uithoorn inzake de uitvoering van die taken waarvoor de gemeenten verantwoordelijk zijn op grond van de Wet publieke gezondheid (Wpg).

Deze regeling roept een openbaar lichaam in het leven, met een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur inclusief voorzitter en een secretaris van het bestuur. Het openbaar lichaam heeft zelf geen personeel in dienst. Om de uitvoering van taken in het kader van de openbare gezondheidszorg te verzekeren maakt het openbaar lichaam gebruik van de Amsterdamse GGD. De Amsterdamse GGD levert aan alle deelnemende gemeenten producten en diensten op het terrein van de openbare gezondheidszorg in de meest brede zin van het woord. Een deel van die producten en diensten is voor alle gemeenten gelijk en vormt een zogenaamd ‘gezamenlijk takenpakket’. Deze regeling regelt dat het algemeen bestuur van het openbaar lichaam beslist wat er in dat gezamenlijke takenpakket zit, en tegen welke prijs dat aan de deelnemende gemeenten geleverd wordt. Indien een of meer deelnemende gemeenten aanvullende taken van de GGD af willen nemen, om zo tot lokaal maatwerk te komen, dan kunnen deze gemeenten daarvoor aanvullende afspraken maken met de dienst GGD van de gemeente Amsterdam.

Gekozen is voor de vorm van een openbaar lichaam omdat deze vorm het in de toekomst mogelijk maakt om commissies met beslissingsbevoegdheid in het leven te roepen, die bijvoorbeeld over dan aan deze regeling toe te voegen taken beslissen. Daarnaast bezit een openbaar lichaam rechtspersoonlijkheid (waardoor bijvoorbeeld deze rechtspersoon kan fungeren als contractpartner van de gemeente Amsterdam voor de Wpg -taken en kan het bestuur van een openbaar lichaam verordenende bevoegdheden overgedragen krijgen. Anders gezegd: met het oog op het in de toekomst verder vervolmaken van de zogeheten ‘witte kolom’ ligt een keuze voor een openbaar lichaam voor de hand, omdat die keuze de meeste mogelijkheden biedt.

De verhouding van de vijf gemeenten, verenigd in deze gemeenschappelijke regeling, en de gemeente Amsterdam en haar gezondheidsdienst wordt geregeld in een convenant, waarin duurzaam het commitment van zowel de vijf afnemende gemeenten als dat van de aanbieder Amsterdam ten opzichte van elkaar wordt geregeld. De bestuurlijke platformfunctie voor de betrokken gemeenten is opgenomen en de begrotingssystematiek, de geschillenregeling en de verantwoordingswijze zijn geregeld.

Het algemeen bestuur van deze regeling wordt gevormd door één vertegenwoordiger per deelnemende gemeente. De verschillen in grootte tussen de deelnemende gemeenten komt tot uiting in het aantal stemmen dat elk van deze vertegenwoordigers uit kan brengen. Uit en door het algemeen bestuur wordt een dagelijks bestuur gekozen, inclusief de voorzitter. Het secretariaat van zowel het algemeen als het dagelijks bestuur wordt uitgevoerd door de regiosecretaris Amstelland .

Deze regeling is sober opgezet. Nadrukkelijk is er voor gekozen om in de tekst niet datgene te regelen waarin de Wet gemeenschappelijke regelingen al voorziet. In de hiernavolgende toelichting zijn verwijzingen naar die wet wel opgenomen. Nadere regelgeving kan worden opgenomen in reglementen van orde, om qua werkwijze en procedures zo flexibel mogelijk te kunnen opereren. Nadere toelichtingen zijn opgenomen in de bijlagen.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1. en artikel 2. Naamgeving, definities

De regeling heet “Gemeenschappelijke regeling openbare gezondheidszorg Amstelland”. Daarmee is het duidelijk dat Amsterdam geen participant is in de regeling.

Door de regeling wordt een openbaar lichaam ingesteld met dezelfde naam, die wordt aangeduid als OGZ Amstelland.

De begroting is nader omschreven en komt feitelijk neer op twee stukken, namelijk een begroting (geeft inzicht in omvang/volume en kosten) en productbeschrijvingen (geeft inzicht in de inhoud).

Daarnaast is ook een omschrijving gegeven van het begrip ‘rekening’. De (jaar)rekening en kwartaalrapportages voor de deelnemende gemeenten komen in feite neer op een verantwoording over en een verslag van de afgesproken prestaties in het kader van het vastgestelde takenpakket.

Deze rekening en kwartaalrapportages geven dus geen inzicht in de cijfers van de bedrijfsvoering van de GGD. Hiervoor stelt de GGD immers in het kader van de planning en control cyclus van de gemeente Amsterdam kwartaalrapportages en een jaarrekening/jaarverslag op.

 

Artikel 3. Doelstellingen

De doelstelling sluit aan bij de definitie van collectieve preventie in de Wpg, maar reikt ook verder, met name gelet op de rol van gemeenten op het gebied van openbare geestelijke gezondheidszorg en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).

 

Artikel 4. Taken

Omdat een aantal voormalige Wcpv-taken (nu: Wpg) zijn overgeheveld naar de Wmo, is in het eerste lid, onder c, opgenomen dat het algemeen bestuur ook kan besluiten niet-Wpg taken tot het takenpakket te rekenen. Hiervoor is wel een unaniem besluit nodig van een voltallig algemeen bestuur.

 

Artikel 5. Het algemeen bestuur

Artikel 13, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) bepaalt dat het algemeen bestuur van een openbaar lichaam, ingesteld bij een regeling die is getroffen of mede is getroffen door gemeenteraden, bestaat uit leden, die per deelnemende gemeente door de raad uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen, en uit de wethouders worden aangewezen. Dit wil zeggen dat zowel collegeleden als raadsleden voor het algemeen bestuur kunnen worden aangewezen. Dit artikel is ook van toepassing als de regeling uitsluitend wordt getroffen door colleges van burgemeester en wethouders (art. 13, zesde lid, Wgr). In onderhavige regeling worden op grond van de WPG uitsluitend collegebevoegdheden overgedragen. Dit pleit ervoor om in het algemeen bestuur bij voorkeur collegeleden met volksgezondheid in hun portefeuille te benoemen.

In het reglement van orde kan worden opgenomen dat het algemeen bestuur uit zijn midden een plaatsvervangend voorzitter aanwijst.

 

Artikel 8. Werkwijze van het algemeen bestuur

Voor de stemverhouding in het algemeen bestuur is uitgegaan van het significante verschil in inwonertal tussen de samenwerkende gemeenten. In onderhavige regeling is bepaald dat ieder lid van het algemeen bestuur één stem uitbrengt met uitzondering van de leden die een gemeente vertegenwoordigen met een inwonertal boven 50.000. Zij brengen voor elk volgend 50.000- tal, of gedeelte daarvan, één stem uit. Vervolgens is bepaald dat een gemeente maximaal 3 stemmen kan uitbrengen. Indien er sprake is van staken van stemmen, wordt de stemverhouding bepaald op basis van het percentage inwoners per gemeente.

Uitgangspunt hierbij is dat Amstelveen niet zonder steun van een andere gemeente een besluit kan tegenhouden en dat de overige drie gemeenten unaniem moeten zijn om de meerderheid te kunnen halen. Verder is voor de werkwijze van het algemeen bestuur van belang art. 22, eerste lid Wgr waarin diverse bepalingen in de Gemeentewet die betrekking hebben op de werkwijze van de raad van overeenkomstige toepassing zijn verklaard.

 

Artikel 10. Bevoegdheden van het algemeen bestuur

Het algemeen bestuur beslist wat er in het gezamenlijke takenpakket zit en tegen welke prijs dat aan de deelnemende gemeenten geleverd zal worden. Indien deelnemende gemeenten, voor zichzelf aanvullende taken willen afnemen, dan kunnen zij hierover met de GGD Amsterdam aanvullende afspraken maken dan wel inkopen bij een andere marktpartij.

Een besluit over de omvang van het takenpakket kan niet los gezien worden van de kosten per product(groep). Vervolgens dient voor het gezamenlijke takenpakket te worden vastgesteld hoe de totale kosten worden doorberekend per gemeente. (Dit gebeurt naar rato van het aantal inwoners). Zie tevens de toelichting bij artikel 25.

 

Artikel 11. Inlichtingen en verantwoording

Artikel 11 heeft betrekking op het geven van inlichtingen en het afleggen van verantwoording door een lid van het algemeen bestuur aan de raad die hem heeft aangewezen en is een uitvloeisel van de verplichting genoemd in artikel 16 Wgr. Aangezien artikel 13 Wgr bepaalt dat het algemeen bestuur van een openbaar lichaam bestaat uit leden die per deelnemende gemeente door de raad uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen, en uit de wethouders worden aangewezen, kunnen het zowel raads- als collegeleden zijn die tot het geven van inlichtingen of het afleggen van verantwoording worden opgeroepen. De wijze waarop de inlichtingen dienen te worden verstrekt of de verantwoording dient te worden afgelegd, kan per gemeente verschillen.

Omdat de gemeentelijke taken in de Wpg uitsluitend nog aan de colleges zijn opgedragen, is in artikel 11 ook voorzien in het geven van inlichtingen aan de desbetreffende colleges. Dit is met name zo bepaald voor de gevallen dat raadsleden zijn aangewezen in het algemeen bestuur. Gelet op de Wgr echter blijft het ter verantwoording roepen van leden van het algemeen bestuur uitsluitend voorbehouden aan de raad van de desbetreffende gemeente.

 

Artikel 14. Werkwijze van het dagelijks bestuur

In artikel 14 is een aantal bepalingen met betrekking tot de vergaderingen van het dagelijks bestuur opgenomen. Aangezien het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam belast is met bevoegdheden die aan het college van burgemeester en wethouders toekomen, zijn ook voor het college relevante artikelen uit de Gemeentewet in dit verband van toepassing (volgt uit artikel 33, eerste lid Wgr). Hierbij moet met name worden gedacht aan artikel 56 (vergaderquorum: ten minste de helft van de zittende bestuursleden dient aanwezig te zijn voor beraadslaging/besluitvorming), artikel 58 (van toepassing verklaring van artikel 28, eerste tot en met derde lid, artikel 29 en artikel 30 Gemeentewet: bepalingen m.b.t. stemming en besluitvorming) en artikel 59 (staking van stemming) van de Gemeentewet.

Het tweede lid bepaalt dat het dagelijks bestuur voor zijn vergadering een reglement van orde vaststelt dat aan het algemeen bestuur ter kennisneming wordt overgelegd. In dit reglement kan het dagelijks bestuur nadere bepalingen opnemen ten aanzien van zijn vergaderingen. Hierbij moet gedacht worden aan bepalingen omtrent de openbaarheid van de vergaderingen en de mogelijkheid personen, al dan niet op uitnodiging, de vergadering te laten bijwonen en hen hierin een adviserende stem te geven.

 

Artikel 19. Voorzitter

In artikel 19, tweede lid, is bepaald dat de voorzitter alle stukken tekent die van het algemeen of dagelijks bestuur uitgaan.

 

Artikel 20. Voorzitter, verantwoording

Hoewel het eerste lid van artikel 20 bepaalt dat de voorzitter het lichaam in en buiten rechte vertegenwoordigt, kan hij de vertegenwoordiging ook opdragen aan een gemachtigde die hij in overleg met het dagelijks bestuur aanwijst. Op deze (schriftelijke) volmachtverlening zijn de daartoe strekkende bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek van toepassing.

Het tweede lid ziet op de situatie dat de voorzitter behoort tot het bestuur van een gemeente die partij is in een rechtsgeding waarbij het lichaam is betrokken. Het dagelijks bestuur wijst in dit geval een ander lid uit zijn midden aan om het lichaam te vertegenwoordigen. Deze bepaling vindt overigens ook onverkort toepassing indien de plaatsvervangend voorzitter behoort tot het bestuur van een gemeente die partij is in een rechtsgeding waarbij het lichaam is betrokken. Ook in dat geval wijst het dagelijks bestuur uit zijn midden een ander lid als plaatsvervangend voorzitter aan.

 

Artikel 21. De regiosecretaris

In het tweede lid is bepaald dat de regiosecretaris bij alle vergaderingen van het algemeen en dagelijks bestuur aanwezig is, tenzij het bestuur anders beslist. Hierbij moet men bijvoorbeeld denken aan beraadslagingen waarbij het persoonlijk functioneren van de regiosecretaris aan de orde komt. Het is niet mogelijk om als algemeen of dagelijks bestuur besluiten te nemen in afwezigheid van de secretaris.

 

Artikel 22. Commissies

Artikel 22 betreft de instelling van (‘lichte’) adviescommissies, zoals bedoeld in artikel 24 Wgr. Op grond van het eerste lid van genoemd artikel 24, regelt het algemeen bestuur bij verordening de samenstelling, bevoegdheden en de werkwijze van de commissie alsmede de openbaarheid van de vergaderingen.

De instelling van vaste commissies van advies aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter en de regeling van haar samenstelling en bevoegdheden geschieden door het algemeen bestuur op voorstel van het dagelijks bestuur onderscheidenlijk van de voorzitter. Andere commissies van advies aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter worden door het dagelijks bestuur onderscheidenlijk door de voorzitter ingesteld.

Indien op enig moment instelling van (‘zware’) bestuurscommissies (taakcommissies), zoals bedoeld in artikel 25 Wgr wenselijk is, zal de onderhavige gemeenschappelijke regeling aangepast dienen te worden. Het eerste lid van genoemd artikel 25 bepaalt namelijk dat het algemeen bestuur van het openbaar lichaam commissies kan instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen indien de regeling in deze mogelijkheid voorziet.

Zie ook de algemene toelichting.

 

Artikel 23. Begroting van het lichaam

Tweede lid en achtste lid: Het dagelijks bestuur zendt de ontwerp begroting alsmede begrotingswijzigingen acht weken voordat zij ter vaststelling worden aangeboden aan het algemeen bestuur, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten. De raden kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijzen over de ontwerp begroting dan wel de begrotingswijziging(en) naar voren brengen (artikel 35, derde lid, Wgr). In artikel 23 is een termijn van 8 weken genoemd omdat de termijn van 6 weken zoals genoemd in artikel 35, derde lid, Wgr meestal te kort is om de begroting(swijziging(en)) en de zienswijzen in de raad te behandelen.

Derde tot en met vijfde lid: in aanvulling op de mogelijkheden die de Wgr geeft, is opgenomen dat een extra groei in het budget ten gevolge van veranderd beleid een unaniem besluit behoeft van het algemeen bestuur. Het gaat hierbij om groei als gevolg van endogene, door de regeling zelf te beïnvloeden, oorzaken. Een groei als gevolg van exogeen bepaalde volumewijzigingen, zoals de stijging van het inwoneraantal, wordt buiten beschouwing gelaten. Ook hierbij geldt, dat de gemeenteraden ten minste acht weken van tevoren het voorstel toegezonden dienen te krijgen.

 

Artikel 25. Verdeling van de kosten

Onder kosten in verband met de instandhouding van het lichaam zijn bijvoorbeeld te verstaan de kosten van de secretariële ondersteuning van het algemeen en het dagelijks bestuur en kosten in verband met vergaderingen.

De kosten wordt verdeeld op basis van een verdeelsleutel.

 

Artikel 26. Huisvesting

In artikel 26 zijn afspraken gemaakt m.b.t. de huisvesting van de JGZ-locaties binnen het verzorgingsgebied van de GR OGZ Amstelland. Inwoners kunnen op alle JGZ-locaties terecht. De huisvesting wordt binnen de begroting van het lichaam gefinancierd. De kosten (exploitatie, onderhoud en vernieuwing) van de huisvesting worden op inwoneraantal verdeeld. De bijdrage van Ouder-Amstel wordt gemaximeerd op de bijdrage uit de begroting 2013 plus de jaarlijkse inflatie correctie. Dit wordt om na 5 jaar te herzien.

Het algemeen bestuur neemt in overleg met de GGD Amsterdam besluiten over onderhoud, sluiting, herstructurering en vernieuwing van JGZ-locaties. Zij neemt deze besluiten op basis van een spreidingsplan en Algemeen Programma van Eisen voor een JGZ-locatie. Het spreidingsplan geeft op basis van demografische gegevens en minimale bereikbaarheid (een JGZ-locatie binnen 4 km, met uitzondering van de buitengebieden) inzicht in de optimale spreiding van JGZ-locaties in de regio. In het Algemeen Programma van Eisen voor een JGZ-locatie beschrijft de ruimtelijke en functionele eisen en technische specificaties die aan een JGZ-locatie worden gesteld.

De GGD maakt voor alle locaties meerjarenonderhoudsplannen. Deze plannen vormen de basis voor het uitvoeren en plannen van groot onderhoud (dat niet voor rekening van de verhuurder valt). Jaarlijks wordt een huisvestingsprogramma voor het onderhoud en vernieuwing vastgesteld door het dagelijks bestuur. Voor de groot onderhoud en vernieuwing van JGZ locaties wordt een bestemmingsreserve in de begroting opgenomen. Voorgesteld wordt om hiervoor vooralsnog 5 % van de totale omzet te reserveren (en het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling de gelegenheid te geven dit percentage te wijzigen).

 

Artikel 28. Arbitrage

Artikel 28 Wgr geeft gedeputeerden staten de bevoegdheid om te beslissen in geschillen over de toepassing, in de ruimste zin van het woord, van de regeling. Dit kunnen zijn geschillen tussen deelnemende gemeenten of tussen algemeen bestuur en een of meer deelnemende gemeenten.

Gedeputeerde staten kunnen in dat geval het desbetreffende bestuur opdragen een besluit te nemen met inachtneming van het door gedeputeerde staten bepaalde en binnen een door gedeputeerde staten te stellen termijn. Indien het besluit niet binnen de termijn wordt genomen, nemen gedeputeerde staten zelf het besluit.

Artikel 28 komt neer op een inspanningsverplichting van partijen om eerst te proberen er via arbitrage of mediation zelf uit te komen. Partijen dienen zich dan van te voren te onderwerpen aan de voorwaarden voor mediation (zie hiervoor bijvoorbeeld het reglement van de Stichting Nederlands Mediaton Instituut te Amsterdam). De gedachte achter mediation is dat partijen beter gebaat zijn bij een oplossing die zij gezamenlijk (onder begeleiding) hebben bereikt, dan bij een oplossing die ‘van bovenaf’ is opgelegd.

Levert mediation niets op, of wensen partijen hier niet aan mee te werken, dan beslissen dus gedeputeerde staten zoals hiervoor beschreven.

 

Artikelen 29. t/m 32. Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing

Gelet op de risico’s die de gemeente Amsterdam loopt in verband met de uitvoering van het takenpakket, zijn nadere regels gesteld voor uittreding van een gemeente. In ieder geval dienen de frictiekosten te worden vastgesteld en dient geregeld te worden op welke wijze deze door de uittredende gemeente dienen te worden vergoed.

Een gemeente die gebruik maakt van het recht tot uittreding, dient voorts een opzegtermijn van drie jaar in acht te nemen.

Artikel 31, derde lid, regelt dat een wijziging van de regeling pas intreedt nadat deze is bekend gemaakt. Dit sluit aan bij artikel 3:40 Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt dat een besluit niet in werking treedt voordat het is bekendgemaakt. Volgens artikel 3:42 Awb kan dat via een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. In de praktijk is het aan te bevelen dat het openbaar lichaam het initiatief neemt om te zorgen voor bekendmaking door alle gemeenten in het werkgebied van het openbaar lichaam.

Artikel 32, tweede en derde lid, gaat over de liquidatie en de vereffening van het vermogen van het openbaar lichaam na opheffing. De organen van het lichaam, te weten de voorzitter, het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur, blijven voor zover dit voor de liquidatie nodig is nog in functie.

 

Artikel 33. Inwerkingtreding

De regeling is aangegaan voor onbepaalde tijd en zij treedt in werking op 1 januari 2013.

Gelet op artikel 3:40 Awb en artikel 26 lid 2 van de Wgr zullen de gemeenten het besluit tot aangaan van de Gemeenschappelijke regeling Openbare Gezondheidszorg Amstelland, tijdig bekend dienen te maken op de in de desbetreffende gemeente gebruikelijke wijze.

Zie ook de toelichting bij artikel 29.

Ingevolge artikel 26, eerste lid Wgr zijn B&W van Amstelveen aangewezen om de regeling, als deze eenmaal is vastgesteld, toe te zenden aan gedeputeerde staten.

 

Artikel 34. Inwerkingtreding

In het eerste lid is bepaald dat de toetredende gemeenten uiterlijk een maand na het inwerkingtreden van de regeling de leden in het algemeen bestuur dienen te hebben aangewezen.

Bijlage: Bestuurlijk convenant

Zie separate bijlage.

Naar boven