Verordening tot wijziging van de Verordening op de kwaliteitsbeoordelingen

De ledenvergadering van de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants;

Gelet op de artikel 19, eerste lid van de Wet op het accountantsberoep;

Stelt de volgende verordening vast:

ARTIKEL I

De Verordening op de kwaliteitsbeoordelingen wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 27 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 27a

  • 1. Indien de koepelorganisatie bij de beoordeling van een aanvraag van een accountantsorganisatie voor het lidmaatschap van of de aansluiting bij de geaccrediteerde koepelorganisatie constateert dat zich een situatie als bedoeld in artikel 29, zesde lid voor kan doen, dan treedt zij onverwijld in overleg met het bestuur.

  • 2. In het overleg als bedoeld in het vorige lid, stellen de koepelorganisatie en het bestuur vast welke van hen de meest gerede partij is om bij de accountantsorganisatie onverwijld een toetsing uit te voeren.

B

In artikel 29 wordt onder vernummering van het zesde lid (oud) tot het zevende lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 6. Het bestuur kan het vijfde lid buiten toepassing laten indien een accountantsorganisatie een aanvraag indient voor het lidmaatschap van of de aansluiting bij een geaccrediteerde koepelorganisatie en daardoor de termijn vanaf de laatste toetsing door het bestuur, vermeerderd met de periode die de koepelorganisatie naar verwachting nodig heeft om een beslissing te nemen op de aanvraag, de termijn als bedoeld in artikel 48a, eerste lid van de Wet toezicht accountantsorganisaties dreigt te overschrijden.

ARTIKEL II

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van bekendmaking.

Goedgekeurd bij besluit van de Minister van Financiën van 11 februari 2019.

TOELICHTING

Het systeem dat is gericht op de periodieke beoordeling van de kwaliteit van de beroepsuitoefening van een accountant, is zo opgezet dat daarvoor eens in de zes jaar de accountantspraktijk waaraan de accountant is verbonden of waarbij hij werkzaam is, voor een toetsing wordt bezocht.

Daarbij worden accountantspraktijken die zijn aangesloten bij de vereniging Samenwerkende Registeraccountants en Accountants-Administratieconsulenten (SRA) getoetst door de SRA en worden accountantspraktijken die niet zijn aangesloten bij de SRA getoetst door de NBA.

Een accountantspraktijk die zich aanmeldt voor het lidmaatschap van de SRA, wordt gedurende de aanmeldingsprocedure (ballotage) op grond van de Verordening op de kwaliteitsbeoordelingen vrijgesteld van een toetsing door de NBA.

Een accountantspraktijk die door de NBA is getoetst en zich kort vóór de selectie door de NBA voor een volgende toetsing aanmeldt voor het lidmaatschap van de SRA, zou wellicht dus niet in een periode van zes jaar worden getoetst, maar in een langere toetsingscyclus. Daarbij geldt dat het ballotage-traject van de SRA in de regel een jaar duurt.

Voor accountantspraktijken die niet over een AFM-vergunning beschikken, is dat minder bezwaarlijk nu de Verordening op de kwaliteitsbeoordelingen ook bepaalt dat de toetsing ‘in beginsel’ eens in de zes jaar plaatsvindt.

Voor accountantspraktijken die wel over een AFM-vergunning beschikken, ligt dat anders.

De Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta) bepaalt namelijk in artikel 48a lid 1 dat accountantsorganisaties ten minste eens in de zes jaar worden bezocht voor een toetsing. Voor de naleving van die bepaling in het kader van de uitvoering van het convenant dat de NBA met de AFM heeft gesloten, luidt het voorstel om de verordening aan te passen. Het voorstel houdt in dat in de verordening bepalingen worden toegevoegd die ertoe leiden dat als een koepelorganisatie, waaronder de SRA, bij de beoordeling van een aanvraag door een accountantsorganisatie van het lidmaatschap van de koepelorganisatie constateert dat de tijd die nodig is voor de behandeling van de aanvraag ertoe kan leiden dat de zesjaarstermijn van artikel 48a lid 1 Wta overschreden dreigt te worden, de koepelorganisatie onverwijld overleg zoekt met het bestuur van de NBA.

In dat overleg stelt de koepelorganisatie samen met het bestuur vast welke van hen onder de omstandigheden de meest aangewezen partij is om zo snel mogelijk een toetsing uit te voeren bij de accountantsorganisatie. Is dat het bestuur, dan zal het bestuur de vrijstelling die in principe geldt tijdens de behandeling van de aanvraag van het lidmaatschap van de koepelorganisatie buiten toepassing kunnen laten. Is de koepelorganisatie de meest geschikte partij om de toetsing uit te voeren, dan geldt de vrijstelling natuurlijk wel.

Naar boven