Regeling van de Minister van Financiën van 21 december 2018, 2018-0000227697, directie Financiële Markten, tot wijziging van de Regeling taakuitoefening en grensoverschrijdende samenwerking financiële toezichthouders Wft en de Regeling bekostiging financieel toezicht eenmalige handelingen in verband met de implementatie van Richtlijn 2016/2341/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV’s) (PbEU 2016, L 354) (Implementatieregeling herziene richtlijn instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening)

De Minister van Financiën,

Gelet op Richtlijn 2016/2341/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV’s) (PbEU 2016, L 354), de artikelen 1:24, vierde lid, 1:25, vierde lid, en 1:69, derde lid, van de Wet op het financieel toezicht en artikel 14, tweede lid, van de Wet bekostiging financieel toezicht 2019;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling taakuitoefening en grensoverschrijdende samenwerking financiële toezichthouders Wft wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1a wordt in tabel 1a in alfabetische volgorde een onderdeel ingevoegd, luidende:

Premiepensioeninstellingen

Richtlijn instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening

 

art. 47, tweede en derde lid

Uitoefening van risicogebaseerd toezicht

 

art. 49, eerste lid

Beoordeling van de strategieën, processen en rapportageprocedures

 

art. 51, tweede lid

Bekendmaking van statistische gegevens

B

In artikel 1b wordt in tabel 1b in alfabetische volgorde een onderdeel ingevoegd, luidende:

Premiepensioeninstellingen

Richtlijn instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening

 

art. 47, tweede en derde lid

Uitoefening van risicogebaseerd toezicht

C

In artikel 2 wordt in tabel 2 in alfabetische volgorde een onderdeel ingevoegd, luidende:

Premiepensioeninstellingen

Richtlijn instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening

 

art. 48, vijfde lid

Melden van besluiten tot het verbieden of beperken van werkzaamheden door DNB bij EIOPA

ARTIKEL II

De Regeling bekostiging financieel toezicht eenmalige handelingen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt, in alfabetische volgorde, een begripsbepaling ingevoegd, luidende:

Bpr: Besluit prudentiële regels Wft;

B

In artikel 5 wordt na onderdeel Wft.D7.03 een onderdeel ingevoegd, luidende:

Wft.D7.04

van een premiepensioeninstelling, van wie de betrouwbaarheid op grond van artikel 5, eerste lid, van het Bpr dient te worden vastgesteld

€ 1.100

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 13 januari 2019. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 12 januari 2019, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

ARTIKEL IV

Deze regeling wordt aangehaald als: Implementatieregeling herziene richtlijn instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling hangt samen met de implementatie van richtlijn 2016/2341/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV's) (PbEU 2016, L 354) (hierna: de richtlijn). Deze richtlijn is op 13 januari 2017 in werking getreden en betreft een herziening van Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 juni 2003 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (PbEG 2003, L 235). De richtlijn dient uiterlijk op 13 januari 2019 in Nederland te zijn geïmplementeerd. De onderhavige regeling hangt samen met de Wet tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Wet op het financieel toezicht in verband met de implementatie van de richtlijn1, alsmede met Besluit tot wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen, het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019, het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft en het Besluit markttoegang financiële ondernemingen Wft in verband met de implementatie van de richtlijn.

Met deze regeling worden enkele bepalingen uit de richtlijn met betrekking tot de taakuitoefening van de toezichthouders geïmplementeerd. Het betreft enkele taken van De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) als toezichthouders op premiepensioeninstellingen. Daarnaast wordt de Regeling bekostiging financieel toezicht eenmalige handelingen gewijzigd naar aanleiding van de betrouwbaarheidstoets die DNB zal uitvoeren ten aanzien van de personen die verantwoordelijk zijn voor de uitoefening van een sleutelfunctie binnen een premiepensioeninstelling.2

Artikelsgewijs

Artikel I

A

Artikel I wijzigt de Regeling taakuitoefening en grensoverschrijdende samenwerking financiële toezichthouders Wft. Met onderdeel A worden enkele verplichtingen die voortvloeien uit de richtlijn geïmplementeerd, die verband houden met de taakoefening van DNB als toezichthouder. In de eerste plaats dienen de besluiten die op grond van de artikelen 1:77 en 1:104 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) worden genomen en die strekken tot het beperken of verbieden van de werkzaamheden van een premiepensioeninstelling, gemeld te worden aan EIOPA.3 Daarnaast wordt naar artikel 49, eerste lid, van de richtlijn verwezen voor de elementen waarmee DNB rekening moet houden bij het beoordelen van de strategieën, processen en rapportageprocedures van een premiepensioeninstelling en naar artikel 51, tweede lid, van de richtlijn voor het bekendmaken van geaggregeerde statistische gegevens met betrekking tot de belangrijkste onderdelen van het prudentieel (wettelijk) kader voor premiepensioeninstellingen. Laatstgenoemde verplichting is vergelijkbaar met de verplichting die ten aanzien van verzekeraars reeds voortvloeit uit artikel 32, tweede lid, onderdeel c, van richtlijn solvabiliteit II (en waarnaar eveneens wordt verwezen in de Regeling taakuitoefening en grensoverschrijdende samenwerking Wft).

B

Onderdeel B regelt de verplichting voor DNB en AFM om hun toezicht op een vooruitziende en risicogebaseerde wijze uit te oefenen en daarbij zowel werkzaamheden op afstand, als controles ter plaatse (‘on-site’) uit te oefenen. Dit is niet nieuw voor de Nederlandse toezichtpraktijk, maar wordt ter implementatie van artikel 47, tweede en derde lid, van de richtlijn geëxpliciteerd.

Artikel II

Op grond van artikel 5, eerste lid, en artikel 26.01 van het Besluit prudentiële regels Wft zal DNB de betrouwbaarheid toetsen van de personen die binnen een premiepensioeninstelling verantwoordelijk zijn voor de uitoefening van de risicobeheerfunctie en de interne controlefunctie. In verband hiermee wordt met artikel II de Regeling bekostiging financieel toezicht eenmalige handelingen gewijzigd. Met deze wijziging wordt de vergoeding vastgesteld voor de betrouwbaarheidstoets die door DNB zal worden verricht ten aanzien van de personen die binnen een premiepensioeninstelling verantwoordelijk zijn voor de uitoefening van een sleutelfunctie.

Het verrichten van een betrouwbaarheidstoets door DNB ten aanzien van de personen die binnen een premiepensioeninstelling verantwoordelijk zijn voor de uitoefening van voornoemde sleutelfuncties, vormt een uitzondering op het uitgangspunt dat premiepensioeninstellingen in beginsel zelf verantwoordelijk zijn voor de naleving van het geschiktheid- en betrouwbaarheidsvereiste voor personen die sleutelfuncties houden of vervullen. In deze laatste gevallen kan DNB de naleving van het geschiktheid- of betrouwbaarheidsvereiste in het kader van haar doorlopend toezicht aan een beoordeling onderwerpen indien zij daar aanleiding toe ziet. Omdat het daarmee gaat om een onderdeel van haar doorlopend toezicht, wordt hiervoor in het onderhavige besluit niet voorzien in een vergoeding voor eenmalige handelingen.

Artikel III

Gelet op de implementatietermijn van de richtlijn, die op 13 januari 2019 verstrijkt, treedt de regeling in beginsel in werking met ingang van 13 januari 2019. Dit is slechts anders indien de uitgifte van de Staatscourant waarin de regeling wordt geplaatst later is dan 12 januari 2019. In dat geval treedt de regeling in werking op de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra


X Noot
1

Kamerstukken I 2018/19, 34 934, nr. A.

X Noot
2

Het betreft de personen die verantwoordelijk zijn voor de uitoefening van de interne controlefunctie en de risicobeheerfunctie, bedoeld in artikel 17, vierde lid, respectievelijk artikel 23, zesde lid, van het Besluit prudentiële regels Wft.

X Noot
3

European Insurance and Occupational Pensions Authority.

Naar boven