Regeling van de Minister van Financiën van 7 februari 2019, 2019-0000016040, directie Financiële Markten, tot wijziging van onder meer de Regeling taakuitoefening en grensoverschrijdende samenwerking financiële toezichthouders Wft ter implementatie van richtlijn 2015/2366/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betaaldiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (PbEU 2015, L 337) (Implementatieregeling herziene richtlijn betaaldiensten)

De Minister van Financiën,

Gelet op de artikelen 1:69, derde lid, en 2:3d van de Wet op het financieel toezicht en artikel 14, tweede lid, van de Wet bekostiging financieel toezicht 2019;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Vrijstellingsregeling Wft wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1a wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. voor zover zij in Nederland betaaldiensten aanbieden als bedoeld onder 1 tot en met 5 van de bijlage bij de richtlijn betaaldiensten;

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het ingevolge artikel 3:29a van de wet en de artikelen 26e tot en met 26h van het Besluit prudentiële regels Wft bepaalde is van overeenkomstige toepassing op betaaldienstverleners als bedoeld in het eerste lid.

B

Artikel 1b komt te luiden:

Artikel 1b

Elektronischgeldinstellingen als bedoeld in artikel 1d zijn vrijgesteld van artikel 2:3a, eerste lid, van de wet, voor zover zij betaaldiensten aanbieden als bedoeld onder 1 tot en met 5 van de bijlage bij de richtlijn betaaldiensten die verband houden met de uitgifte van elektronisch geld.

C

Artikel 1d, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. het elektronisch geld in Nederland wordt uitgegeven en de gezamenlijke waarde van de financiële verplichtingen van de onderneming die met de uitgifte van elektronisch geld verband houden, gemiddeld niet hoger is dan € 5.000.000;

D

In artikel 18a, eerste lid, wordt ‘artikel 1c’ vervangen door ‘artikel 1d’.

ARTIKEL II

De Regeling taakuitoefening en grensoverschrijdende samenwerking financiële toezichthouders Wft wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 2 wordt aan tabel 2 een onderdeel toegevoegd, luidende:

Betaaldienstverleners

Richtlijn betaaldiensten

 

art. 14, vierde lid

Informatie aan EBA inzake intrekken van een vergunning of vrijstelling

 

art. 15, tweede en derde lid

Informatie aan EBA inzake de gegevens in het openbaar register

 

art. 28, tweede lid

Informatieverplichting aan lidstaat van ontvangst;

informatieverplichting aan lidstaat van herkomst inzake het recht van vestiging of de vrijheid van dienstverrichting en gronden tot ongerustheid m.b.t. witwassen of terrorismefinanciering

 

art. 28, derde lid

Informatieverplichting aan lidstaat van ontvangst

 

art. 29, derde lid

Algemene informatie-uitwisselingsverplichting met toezichthouders van andere lidstaten

 

art. 30, eerste lid

Melding aan de lidstaat van herkomst

 

art. 30, vierde lid

Informatie aan lidstaat van herkomst, Commissie en EBA inzake genomen voorzorgsmaatregelen

 

art. 37, vierde lid

Informatie aan EBA inzake activiteiten van dienstaanbieders die buiten de reikwijdte van de richtlijn vallen

B

In artikel 3 wordt aan tabel 3 een onderdeel toegevoegd, luidende:

Betaaldienstverleners

Richtlijn betaaldiensten

 

art. 27, eerste lid

Aangelegenheden met betrekking tot onderlinge grensoverschrijdende samenwerking

ARTIKEL III

In artikel 5 van de Regeling bekostiging financieel toezicht eenmalige handelingen worden, onder vernummering van de onderdelen Wft.D4.15 tot en met Wft.D4.17 tot Wft.D4.21 tot en met Wft.D4.23, na onderdeel Wft.D4.14 zes onderdelen ingevoegd, luidende:

Wft.D4.15

artikel 3:95, eerste lid, aanhef en onderdeel h, van de Wft, indien DNB voor de behandeling van de aanvraag niet meer dan 15 uur nodig heeft

€ 1.600

Wft.D4.16

artikel 3:95, eerste lid, aanhef en onderdeel h, van de Wft, indien DNB voor de behandeling van de aanvraag meer dan 15 uur en niet meer dan 150 uur nodig heeft

€ 5.000

Wft.D4.17

artikel 3:95, eerste lid, aanhef en onderdeel h, van de Wft, indien DNB voor de behandeling van de aanvraag meer dan 150 uur nodig heeft

€ 30.500

Wft.D4.18

artikel 3:95, eerste lid, aanhef en onderdeel i, van de Wft, indien DNB voor de behandeling van de aanvraag niet meer dan 15 uur nodig heeft

€ 1.600

Wft.D4.19

artikel 3:95, eerste lid, aanhef en onderdeel i, van de Wft, indien DNB voor de behandeling van de aanvraag meer dan 15 uur en niet meer dan 150 uur nodig heeft

€ 5.000

Wft.D4.20

artikel 3:95, eerste lid, aanhef en onderdeel i, van de Wft, indien DNB voor de behandeling van de aanvraag meer dan 150 uur nodig heeft

€ 30.500

ARTIKEL IV

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de Implementatiewet herziene richtlijn betaaldiensten in werking treedt. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven op of na de datum van inwerkingtreding van die wet, treedt deze regeling in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

ARTIKEL V

Deze regeling wordt aangehaald als: Implementatieregeling herziene richtlijn betaaldiensten.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

TOELICHTING

Algemeen

De herziene richtlijn betaaldiensten (PSD II) beoogt een verdere integratie van de markt voor betalingsdiensten te bewerkstelligen en bij te dragen aan het ontwikkelen van een geïntegreerde interne markt voor een veilig elektronisch betalingsverkeer. Een groot deel van deze richtlijn wordt geïmplementeerd in de Wet op het financieel toezicht (Wft), Boek 7 BW, het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft en het Besluit Markttoegang financiële ondernemingen Wft. Drie onderdelen zijn nog niet in deze regelgeving geïmplementeerd. Het betreft allereerst de voorwaarden waaronder betaalinstellingen en elektronischgeldinstellingen zonder vergunning diensten mogen aanbieden. Deze worden opgenomen in de Vrijstellingsregeling Wft. Ten tweede betreft het de verplichtingen die door De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) in acht moeten worden genomen bij grensoverschrijdende samenwerking en informatieverstrekking in het kader van PSDII en bij de in PSD II vastgelegde procedure voor de schikking van meningsverschillen tussen bevoegde autoriteiten in grensoverschrijdende situaties. Deze bepalingen worden opgenomen in de Regeling grensoverschrijdende samenwerking financiële toezichthouders. Ten derde dienen de kosten voor het aanvragen van een verklaring van geen bezwaar, door betaalinstellingen die betaalinitiatie- en/of rekeninginformatiediensten aanbieden, nog te worden vastgelegd. Dit gebeurt in de Regeling bekostiging financieel toezicht eenmalige handelingen.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Het eerste lid regelt de voorwaarden waar een vrijgestelde betaaldienstverlener aan moet voldoen. In onderdeel a wordt aangesloten bij de formulering in artikel 1:5a van de Wft, waarin de algemene reikwijdte van PSD II is vastgelegd. Daarin is bepaald dat de bij of krachtens gestelde regels slechts van toepassing zijn op betaaldiensten die worden aangeboden in Nederland. In onderdeel a wordt daarom het ‘verlenen van betaaldiensten’ gewijzigd in het ‘aanbieden van betaaldiensten. Ook wordt in onderdeel a niet langer betaaldienst 7 van de bijlage bij de richtlijn betaaldiensten opgenomen. Dit volgt uit de wijziging van deze bijlage in PSD II. De oude betaaldienst nummer 7 is niet langer als aparte betaaldienst opgenomen in de bijlage bij PSD II Wel zijn er twee nieuwe betaaldiensten opgenomen in deze bijlage, namelijk betaalinitiatiedienstverleners (betaaldienst 7) en rekeninginformatiedienstverleners (betaaldienst 8). Voor het aanbieden van twee nieuwe betaaldiensten kan geen vrijstelling worden verkregen. Zij zijn daarom niet opgenomen in artikel 1a, eerste lid, onderdeel a, van de Vrijstellingsregeling Wft.

Het tweede lid implementeert artikel 32, eerste, tweede en derde lid, van PSD II. PSD II bevat enkele normen die ook in acht dienen te worden genomen door natuurlijke personen en rechtspersonen aan wie een vrijstelling van de vergunningsplicht wordt verleend. Een aantal van die relevante normen worden voor het eerst in de PSD II geïntroduceerd. Op basis van het wetsvoorstel wordt DNB belast met het toezicht op de naleving van die normen. De voorgestelde bepaling regelt dat partijen die vrijgesteld zijn van de vergunningsplicht ook deze normen in acht dienen te nemen.

Onderdeel B

Elektronischgeldinstellingen mogen op basis van artikel 6, eerste lid, van Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG (PbEU 2009, L 267/7) (EGI-richtlijn), betaaldiensten aanbieden. Dit is ook vastgelegd in artikel 2:3a, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht. Op grond van artikel 9, eerste lid, van de EGI-richtlijn kan aan elektronischgeldinstellingen een geheel of gedeeltelijke vrijstelling worden verleend. Dit is vastgelegd in artikel 1d van de Vrijstellingsregeling Wft. Voorts bepaalt artikel 9, vierde lid, van de EGI-richtlijn dat lidstaten kunnen bepalen dat vrijgestelde elektronischgeldinstellingen maar een deel van de betaaldiensten mogen aanbieden. Daarom is in artikel 1b opgenomen dat vrijgestelde elektronischgeldinstellingen niet de betaaldiensten 6, 7 en 8 van de bijlage bij de richtlijn betaaldiensten mogen aanbieden. Voor het aanbieden van deze diensten moet daarom een vergunning als bedoeld in artikel 2:3a dan wel 2:10a Wft worden verkregen. In het geval dat vrijgestelde elektronischgeldinstellingen betaaldiensten aanbieden, dienen zij zich te houden aan artikel 1a van de Vrijstellingsregeling Wft.

Onderdeel C

Onderdeel C implementeert artikel 9, tweede lid, van de EGI-richtlijn, dat abusievelijk bij de implementatie van die richtlijn niet in de vrijstellingsregeling is opgenomen.

Onderdeel D

In dit onderdeel wordt een foutieve verwijzing hersteld.

Artikel II

In tabel 2 van artikel 2 zijn de bepalingen uit PSD II met betrekking tot samenwerking en informatieverstrekking vastgelegd die DNB en AFM in acht dienen te nemen. PSD II bepaalt dat de EBA een centraal register opstelt met als doel een transparantere werking van betalingstellingen die een vergunning hebben gekregen. De bevoegde autoriteit dient hiervoor gegevens te verstrekken over de instellingen die op haar grondgebied betaaldiensten verleent. Deze gegevens zijn ook opgenomen in een nationaal register (zie art. 14 PSD II en 1:107, tweede lid, Wet op het financieel toezicht (Wft)). De bevoegde autoriteit is tevens verantwoordelijk voor de actualiteit van de aangeleverde gegevens. Ook wordt de grensoverschrijdende samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten versterkt in het geval dat instellingen de voorschriften uit de richtlijn (of van de nationaalrechtelijke bepalingen ter omzetting ervan) niet naleven. Indien de bevoegde autoriteit van ontvangst dit constateert, stelt hij de lidstaat van herkomst daarvan onverwijld in kennis. Indien zich een noodsituatie, zoals fraude op grote schaal, voordoet in de lidstaat van ontvangst, kan de bevoegde autoriteit van deze lidstaat – in afwachting van de maatregelen van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst – voorzorgsmaatregelen nemen. De bevoegde autoriteit in de lidstaat van ontvangst dient de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst, de EBA en de Commissie over het nemen van deze voorzorgsmaatregelen te informeren, zo mogelijk vooraf. De bevoegde autoriteit voor Nederland is in al deze situaties de Nederlandsche Bank.

In tabel 3 van artikel 3 zijn de te volgen procedures voor de schikking van meningsverschillen tussen bevoegde autoriteiten in grensoverschrijdende situaties vastgelegd. PSD II bepaalt dat als een bevoegde autoriteit van oordeel is dat een grensoverschrijdende samenwerking met de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat niet in overeenstemming is met PSD II, deze bevoegde autoriteit naar EBA kan verwijzen en EBA om bijstand kan verzoeken overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1093/2010. Ook in dit geval is de bevoegde autoriteit de Nederlandsche Bank.

Artikel III

Betaalinstellingen dienen, op grond van artikel 6 van PSD II, bij het houden of verwerven van een gekwalificeerde deelneming, een verklaring van geen bezwaar aan te vragen. Deze verplichting geldt ook voor de betaalinstelling die betaalinitiatie- en/of rekeninginformatiediensten aanbiedt. Er wordt aangesloten bij artikel 3:95 Wft. Om deze reden wordt in de Regeling bekostiging financieel toezicht eenmalige handelingen aangesloten bij de methodiek die deze regeling reeds hanteert voor andere financiële ondernemingen. Deze methodiek baseert de doorbelasting op basis van het aantal bestede uren.

Artikel IV

De regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de Implementatiewet herziene richtlijn betaaldiensten in werking treedt. Genoemde wet zal met het oog op de reeds verstreken implementatietermijn zo spoedig mogelijk in werking treden. Vanwege de samenhang tussen die wet en deze regeling is het wenselijk dat ook deze regeling zo spoedig mogelijk in werking treedt.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

Naar boven