Besluit van het bestuur van de huurcommissie, houdende het Bestuursreglement van de Huurcommissie (Bestuursreglement huurcommissie 2019)

Het bestuur van de huurcommissie,

Gelet op artikel 3f van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte;

Gehoord hebbende de zittingsvoorzitters, zittingsleden en Raad van Advies van de huurcommissie;

Besluit:

HOOFDSTUK 1. BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1

In dit bestuursreglement wordt verstaan onder:

a. wet:

de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte;

b. huurcommissie:

de huurcommissie, bedoeld in artikel 3a, eerste lid, van de wet;

c. bestuur, voorzitter, plaatsvervangend voorzitter, zittingsvoorzitter, zittingslid:

het bestuur, de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter, de zittingsvoorzitter, het zittingslid, bedoeld in artikel 3a, tweede lid, van de wet;

d. organisaties van huurders en verhuurders:

de organisatie van huurders en verhuurders, bedoeld in de artikelen 3d, eerste lid, en 3g, eerste lid, van de wet;

e. zittingscommissie:

de zittingscommissie, bedoeld in artikel 21 van de wet;

f. zitting:

de zitting, bedoeld in artikel 21 en 22 van de wet;

g. administratieve ondersteuning:

de administratieve ondersteuning, bedoeld in de artikelen 3c en 3h van de wet;

h. functionaris:

een functionaris van de administratieve ondersteuning, bedoeld onder g.;

i. Raad van Advies:

de Raad van Advies, bedoeld in artikel 3g van de wet;

j. beleidsvergadering:

een bijeenkomst van de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter en de zittingsvoorzitters, bedoeld onder c, waarin zij regels stellen als bedoeld in artikel 3a, derde lid, van de wet.

HOOFDSTUK 2. DE ZITTINGSCOMMISSIES EN ZITTINGSLOCATIES

§ 1. Zittingscommissies

Artikel 2
  • 1. De huurcommissie houdt zitting door middel van een zittingscommissie. Alle zittingsvoorzitters en zittingsleden kunnen deel uitmaken van elke zittingscommissie.

  • 2. In geval van verhindering of ontstentenis van een voor een zitting samengestelde zittingscommissie, wijst het bestuur een plaatsvervanger aan. Daarbij wordt in acht genomen dat een zittingsvoorzitter of een zittingslid afkomstig van de kring van huurders dan wel verhuurders, slechts door een andere zittingsvoorzitter respectievelijk een zittingslid afkomstig uit de kring van huurders dan wel verhuurders kan worden vervangen.

  • 3. De voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter en de zittingsvoorzitters kunnen in een beleidsvergadering bijeenkomen om uniforme regels, die zien op de orde van zittingen, vast te leggen in een zittingsreglement. De bepalingen van hoofdstuk 4 zijn op de regels, gesteld in het zittingsreglement en de wijze van totstandkoming van deze regels van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3
  • 1. Het bestuur streeft bij het samenstellen van een zittingscommissie naar:

    • a. Een balans tussen enerzijds de reisafstand van zittingsvoorzitters respectievelijk zittingsleden en anderzijds de flexibele inzetbaarheid van zittingsvoorzitters respectievelijk zittingsleden;

    • b. Een regelmatige afwisseling van de samenstelling van een zittingscommissie;

    • c. Een evenredige verdeling van de werklast over zittingsvoorzitters respectievelijk zittingsleden; en

    • d. Het benutten van de kennis en ervaring van zittingsvoorzitters respectievelijk zittingsleden.

  • 2. Degene die een voorzittersuitspraak als bedoeld in artikel 20 van de wet, heeft gedaan, neemt, indien verzet is aangetekend, geen zitting in de zittingscommissie die op het verzet beslist dan wel die de zaak inhoudelijk afdoet.

§ 2. Zittingslocaties

Artikel 4

Het bestuur stelt de volgende zittingslocaties, als bedoeld in artikel 3f, tweede lid, en artikel 21, derde lid, van de wet, vast: Alkmaar, Amsterdam, Apeldoorn, Arnhem, Assen, Breda, Den Haag, Dordrecht, Eindhoven, Emmen, Enschede, Groningen, Haarlem, ’s-Hertogenbosch, Leeuwarden, Leiden, Maastricht, Middelburg, Nijmegen, Roermond, Rotterdam, Utrecht, Zaandam en Zwolle. Richtinggevend bij de keuze voor een zittingslocatie zijn de beginselen van efficiëntie en laagdrempeligheid, bedoeld in artikel 21, tweede lid, van de wet.

HOOFDSTUK 3. VERGADERINGEN VAN HET BESTUUR

§ 1. Portefeuilleverdeling

Artikel 5

Het bestuur verdeelt zijn uit de wet volgende taken in portefeuilles. Het bestuur informeert de minister, de overige leden van de huurcommissie en de Raad van Advies over deze portefeuilleverdeling.

§ 2. Besluitvorming bestuur

Artikel 6
  • 1. De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter streven naar consensus bij de besluitvorming over de uit de wet voortvloeiende taken van het bestuur.

  • 2. Indien de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter geen consensus kunnen bereiken bij de besluitvorming, bedoeld in het eerste lid, beslist de voorzitter.

HOOFDSTUK 4. VERGADERINGEN VAN HET BESTUUR EN DE ZITTINGSVOORZITTERS

§ 1. Werkwijze opstellen van regels

Artikel 7
  • 1. Het bestuur en de zittingsvoorzitters stellen, op grond van artikel 3a, derde lid, van de wet gezamenlijk uniforme regels op. Het bestuur en de zittingsvoorzitters komen hiertoe in een beleidsvergadering bijeen.

  • 2. Met het opstellen van de regels, bedoeld in het eerste lid, streven het bestuur en de zittingsvoorzitters ten minste naar:

    • a. een uniforme interpretatie van bepalingen en termen in wetgeving en in regelgeving, daarbij rekening houdend met jurisprudentie, en

    • b. een gelijke beoordeling van gelijkluidende dan wel nagenoeg gelijkluidende verzoeken.

  • 3. Het bestuur, de zittingsvoorzitters en de zittingsleden handelen, mede gelet op artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, overeenkomstig de vastgestelde beleidsregels en overige regels, bedoeld in het eerste lid. Afwijking van beleidsregels of overige regels is mogelijk indien de in voornoemd artikel van de Algemene wet bestuursrecht vermelde afwijkingsgrond aanwezig is.

  • 4. De voorzitter kan bepalen dat, met het oog op het signaleren van ontwikkelingen ten behoeve van de regels, bedoeld in het eerste lid, aan hem melding wordt gemaakt bij afwijkingen daarvan, overeenkomstig het bepaalde in het derde lid.

  • 5. De regels, bedoeld in het derde lid, worden op de bij wet voorgeschreven wijze bekend gemaakt. Zij worden daarnaast gepubliceerd op een door het bestuur geschikt bevonden wijze.

§ 2. Beleidsvergaderingen en besluitvorming

Artikel 8
  • 1. Het bestuur en de zittingsvoorzitters komen zo vaak bijeen in een beleidsvergadering als nodig is voor een goede uitoefening van hun taak, als bedoeld in artikel 7, eerste lid, doch in beginsel maandelijks.

  • 2. De beleidsvergaderingen worden geleid door de voorzitter en bij diens afwezigheid door de plaatsvervangend voorzitter. Het bestuur kan ten behoeve van de continuïteit van de beleidsvergadering een vervangingsregeling opstellen voor het leiden van de vergadering.

  • 3. De oproeping geschiedt door de voorzitter van de vergadering. De voorzitter van de vergadering bepaalt de tijd, de plaats en de conceptagenda van de vergadering en vermeldt deze in de oproeping.

  • 4. De agenda wordt vastgesteld bij aanvang van de beleidsvergadering. Alle vergadergerechtigden kunnen agendavoorstellen indienen bij de voorzitter van de vergadering.

  • 5. De voorzitter van de vergadering draagt zorg voor een goede verslaglegging van de vergaderingen. Het verslag wordt vastgesteld in de beleidsvergadering.

  • 6. De voorzitter informeert de zittingsleden en de Raad van Advies over de besluiten die genomen zijn in de beleidsvergadering.

Artikel 9
  • 1. In de beleidsvergadering kunnen het bestuur en de zittingsvoorzitters, ten aanzien van de regels, bedoeld in artikel 7, eerste lid, alleen geldige besluiten nemen indien ten minste de helft van de vergadergerechtigden, waaronder in ieder geval de voorzitter of de plaatsvervangend voorzitter, aanwezig is.

  • 2. Het bestuur en de zittingsvoorzitters streven in de beleidsvergadering naar besluitvorming bij consensus, onverminderd artikel 3a, vierde lid, van de wet.

  • 3. Het bestuur kan bepalingen aangaande de orde van de beleidsvergadering die niet in dit bestuursreglement zijn vastgelegd, vastleggen in een vergaderstatuut. In dit vergaderstatuut kan worden bepaald dat agendavoorstellen die op de dag van de vergadering worden gedaan in de eerstvolgende beleidsvergadering worden besproken.

  • 4. In de beleidsvergadering kunnen ten aanzien van het vergaderstatuut, bedoeld in het vorige lid, alleen geldige besluiten worden genomen indien meer dan de helft van vergadergerechtigden, waaronder in ieder geval de voorzitter of de plaatsvervangend voorzitter, aanwezig is. Besluitvorming over het vergaderstatuut vindt plaats bij tweederde meerderheid van de uitgebrachte stemmen.

HOOFDSTUK 5. DE VERGADERINGEN VAN DE HUURCOMMISSIE

§ 1. Advisering tijdens vergaderingen huurcommissie

Artikel 10
  • 1. Het bestuur, de zittingsvoorzitters en de zittingsleden komen ten minste tweemaal per jaar bijeen in een vergadering van de huurcommissie.

  • 2. Zittingsleden kunnen, al dan niet gezamenlijk, aan het bestuur en de zittingsvoorzitters, advies uitbrengen over de regels, bedoeld in artikel 7, eerste lid.

  • 3. De zittingsleden kunnen aan het bestuur zwaarwegende adviezen uitbrengen over concept versies van het jaarplan en het jaarverslag.

  • 4. Het bestuur voorziet de zittingsleden tijdig, gevraagd en ongevraagd van voldoende informatie om de advisering bedoeld in de vorige leden naar behoren uit te kunnen voeren en draagt bovendien zorg voor een goede ondersteuning bij de taken en de werkzaamheden van vergaderingen van de huurcommissie.

§ 2. Wijze van vergadering

Artikel 11
  • 1. Vergaderingen van de huurcommissie worden geleid door de voorzitter of door de plaatsvervangend voorzitter. De voorzitter kan ten behoeve van de continuïteit van de vergadering een vervangingsregeling opstellen voor het leiden van de vergadering.

  • 2. De voorzitter roept de huurcommissie in een vergadering bijeen. Behoudens in de gevallen genoemd in artikel 10, derde lid, kan hij de huurcommissie ook op andere momenten in vergadering bijeenroepen. De voorzitter draagt zorg voor een jaarlijks vergaderschema en maakt dit zo vroeg mogelijk in het jaar bekend aan de zittingsvoorzitters en de zittingsleden.

  • 3. De oproeping geschiedt door de voorzitter, voor zover mogelijk ten minste drie weken tevoren, de dag van de oproeping en die van de vergadering niet meegerekend. De voorzitter bepaalt tijd, plaats en conceptagenda van een vergadering en vermeldt deze in de oproeping.

  • 4. De agenda wordt vastgesteld bij aanvang van de vergadering. De zittingsvoorzitters en zittingsleden kunnen agendavoorstellen indienen bij de voorzitter van de vergadering.

  • 5. De voorzitter van de vergadering draagt zorg voor een goede verslaglegging. Het verslag wordt vastgesteld in een vergadering van de huurcommissie.

  • 6. Het bestuur, de zittingsvoorzitters en de zittingsleden kunnen in een vergadering van de huurcommissie bepalingen aangaande de orde van de vergadering van de huurcommissie die niet in dit reglement zijn vastgelegd, vastleggen in een vergaderstatuut. Het vergaderstatuut behandelt in ieder geval de volgende onderwerpen:

    • a. de wijze van agendering van agendapunten, waarbij kan worden bepaald dat agendavoorstellen die op de dag van de vergadering worden gedaan in de eerstvolgende vergadering worden besproken en

    • b. de woordvoering tijdens de vergadering.

  • 7. In een vergadering van de huurcommissie kunnen ten aanzien van het vergaderstatuut, bedoeld in het zesde lid, alleen geldige besluiten over het vergaderstatuut worden genomen indien meer dan de helft van de leden van de huurcommissie op de vergadering aanwezig is. Besluitvorming over het vergaderstatuut vindt plaats bij tweederde meerderheid van de uitgebrachte stemmen.

HOOFDSTUK 6. DE RAAD VAN ADVIES

§ 1. Verkiezing voorzitter Raad van Advies

Artikel 12
  • 1. De Raad van Advies kiest uit de leden die niet afkomstig zijn uit de organisatie van huurders en verhuurders de voorzitter van de Raad van Advies.

  • 2. De Raad van Advies kiest, bij afwezigheid van de voorzitter, één van de onafhankelijke leden als plaatsvervangend voorzitter.

§ 2. Advisering en vergadering

Artikel 13
  • 1. De Raad van Advies adviseert het bestuur gevraagd of ongevraagd, schriftelijk of mondeling over de uitvoering van de wettelijke taken van de huurcommissie. De Raad van Advies besteedt daarbij in het bijzonder aandacht aan de laagdrempeligheid, de toegankelijkheid en de kwaliteit van de huurgeschillenbeslechting.

  • 2. Teneinde de Raad van Advies in de gelegenheid te stellen advies uit te brengen over de regels, bedoeld in artikel 7, eerste lid, draagt het bestuur zorg dat de Raad van Advies van informatie wordt voorzien om een inhoudelijke mening te kunnen vormen.

  • 3. De Raad van Advies komt ten minste viermaal per jaar in een gezamenlijke vergadering met het bestuur bijeen om te adviseren over de in artikel 3g lid 5 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte genoemde onderwerpen.

  • 4. Indien de advisering over de onderwerpen, bedoeld in het tweede lid, niet plaatsvindt tijdens een gezamenlijke vergadering van het bestuur en de Raad van Advies, stelt het bestuur een termijn voor schriftelijke advisering. Het bestuur stelt deze termijn op ten minste dertig kalenderdagen. Indien het bestuur verzuimt deze termijn te stellen, adviseert de Raad van Advies binnen dertig kalenderdagen.

  • 5. Indien de mondelinge advisering plaatsvindt tijdens een overleg als bedoeld in het derde lid, vermelden de notulen dit uitdrukkelijk.

  • 6. Het bestuur reageert schriftelijk op de inhoud van een schriftelijk advies indien de Raad van Advies hierom verzoekt en op gepaste wijze op een mondeling advies.

  • 7. De voorzitter voorziet de Raad van Advies tijdig, gevraagd en ongevraagd, van voldoende informatie om zijn uit de wet voortvloeiende taken naar behoren uit te kunnen voeren en draagt bovendien zorg voor een goede ondersteuning van de Raad van Advies bij de uitoefening van zijn taken.

Artikel 14

De Raad van Advies vergadert volgens het vergaderstatuut. Het vergaderstatuut behandelt de volgende onderwerpen:

  • a. De oproeping tot vergaderingen en de vergaderfrequentie;

  • b. De besluitvorming tijdens vergaderingen en quorum;

  • c. De regels van orde voor vergaderingen, en

  • d. De verslaglegging van vergaderingen.

HOOFDSTUK 7. TRANSPARANTIE, OPENBAARHEID EN OVERIGE BEPALINGEN

§ 1. Openbaarheid stukken en besluitvorming

Artikel 15

Het bestuur besluit op verzoeken als bedoeld in de Wet openbaarheid van bestuur en stelt regels voor de wijze van behandeling van deze verzoeken.

§ 2. Bescherming persoonsgegevens en integraal veiligheidsbeleid

Artikel 16

Het bestuur stelt regels vast ter beveiliging van de gegevens tegen verlies of aantasting en tegen onbevoegde kennisneming, wijziging en verstrekking van die gegevens.

§ 3. Integriteitscode en klokkenluidersregeling

Artikel 17
  • 1. Het bestuur stelt een integriteitscode voor de huurcommissie vast.

  • 2. De integriteitscode bevat regels in acht te nemen door de leden van de huurcommissie. De integriteitscode behandelt in ieder geval de volgende onderwerpen:

    • a. Gedragingen, als bedoeld in artikel 38 van de wet;

    • b. Functies naast die bij de huurcommissie;

    • c. misbruik van bevoegdheden;

    • d. verduistering en diefstal;

    • e. declaratie van gemaakte kosten;

    • f. belangenverstrengeling;

    • g. informatieplicht en waarschuwingsplicht van leden van de huurcommissie in situaties waarin de integriteit in het geding is, en consequenties van inbreuk op integriteitsregels.

Artikel 18

Het bestuur stelt een klokkenluidersregeling huurcommissie vast.

§ 4. Klachten en bezwaar

Artikel 19

Het bestuur besluit op alle ingediende klachten, als bedoeld in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht en stelt regels voor de wijze van behandeling van ingediende klachten.

Artikel 20

Het bestuur ziet erop toe dat:

  • a. op bezwaarschriften die zich richten tegen besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, genomen door leden van de huurcommissie, geen besluit wordt genomen door het lid van de huurcommissie dat het oorspronkelijke besluit waartegen het bezwaar zich richt heeft genomen en ook niet door een functionaris;

  • b. op bezwaarschriften die zich richten tegen besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, in mandaat genomen door functionarissen, geen besluit wordt genomen door de functionaris die het besluit waartegen het bezwaar zich richt, in mandaat heeft genomen en ook niet door een functionaris die onder hem ressorteert, en

  • c. op bezwaarschriften die zich richten tegen besluiten genomen door de plaatsvervangend voorzitter slechts door de voorzitter een besluit wordt genomen.

HOOFDSTUK 8. SLOTBEPALINGEN

Artikel 21

  • 1. Het besluit van het bestuur van de huurcommissie, houdende het Bestuursreglement van de huurcommissie d.d. 1 juni 2015 (Staatscourant 2015, nr. 19349) wordt ingetrokken.

  • 2. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

  • 3. De voorzitter draagt zorg voor de evaluatie van dit reglement in 2021.

  • 4. Dit besluit wordt aangehaald als: Bestuursreglement huurcommissie 2019.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 17 januari 2019

Het bestuur van de huurcommissie, Voorzitter van de huurcommissie A.A. van Heur

Plaatsvervangend voorzitter van de huurcommissie C.J. van Wijk

TOELICHTING

Algemeen

In de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (Uhw) is bepaald dat het bestuur van de huurcommissie een bestuursreglement vaststelt, gehoord hebbende de zittingsvoorzitters (artikel 3f, eerste lid, Uhw). Dit reglement behoeft, conform artikel 11, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen de goedkeuring van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Artikel 11, tweede lid van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is tevens van toepassing. Daarin wordt bepaald dat de goedkeuring van de Minister kan worden onthouden wegens strijd met het recht of op de grond dat het bestuursreglement naar het oordeel van de Minister een goede taakuitoefening door het zelfstandige bestuursorgaan kan belemmeren. In het bestuursreglement dienen de hoofdlijnen van de inrichting en de werkwijze van de organisatie van de Huurcommissie, alsmede de zittingslocaties te worden vastgelegd (artikel 3f, tweede lid, Uhw). Ten slotte bepaalt artikel 3g, vijfde lid van de Uhw dat in het bestuursreglement nadere regels worden gesteld omtrent de uitoefening van de taken en de bevoegdheden van de Raad van Advies en de wijze waarop het bestuur met de Raad van Advies overleg voert. Deze bepalingen vormen de kaders waarbinnen het bestuursreglement tot stand is gekomen.

Het in 2010 vastgestelde bestuursreglement is in overleg met de verschillende belanghebbenden tot stand gekomen. Bij de totstandkoming is meerdere malen overleg gevoerd met het Landelijk Overleg Huurders en Verhuurders (LOHV). Deze partijen zijn met name betrokken vanwege de bepalingen over de Raad van Advies die in het bestuursreglement zijn opgenomen.

Bij de evaluatie van het bestuursreglement door de voorzitter van de Huurcommissie is bezien waar stroomlijning en vereenvoudiging van het reglement in de praktijk nodig is gebleken. Dit heeft geleid tot een aantal wijzigingen in de tekst van het reglement en de bijbehorende toelichting, waardoor de praktische werkbaarheid van het reglement verbeterd is. De hoofdlijnen van het reglement blijven hiermee overeind.

Na de wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (Stb. 2018, 172) is door het bestuur bezien, of wijziging van het Bestuursreglement nodig bleek. Artikel 3g Uhw is gewijzigd. De Raad van Advies krijgt een zwaardere rol door enerzijds de onderwerpen waar advies op kan worden uitgebracht uit te breiden met de ontwerpbegroting en de concept jaarrekening, en anderzijds door de bestaande en de nieuwe taken van de Raad van Advies te verankeren in de Uhw, waar dit nu alleen is opgenomen in het Bestuursreglement. Door deze wetswijziging is in 2018 een deel van de tekst in artikel 13, derde lid, Bestuursreglement vervangen door een verwijzing naar de nieuwe wetstekst in artikel 3g lid 5 Uhw.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 2. De zittingscommissies en zittingslocaties

Dit hoofdstuk behandelt de samenstelling van de zittingscommissies en de zittingslocaties.

§1 Zittingscommissies
Artikel 2

De Uhw bepaalt dat het bestuur voor de behandeling van zaken ter zitting, bij bestuursreglement, zittingscommissies vormt (artikel 21, eerste lid, Uhw). Artikel 2 van het bestuursreglement voldoet hieraan. Het eerste lid stelt de zittingscommissies in. Er is gekozen voor de formulering ‘de Huurcommissie houdt zitting door middel van een zittingscommissie’, omdat elke zittingscommissie, als onderdeel van de Huurcommissie, uitspraak doet namens het zelfstandig bestuursorgaan Huurcommissie. Tevens komt in dit eerste lid tot uitdrukking dat een zittingscommissie een steeds wisselende samenstelling kan hebben, onder meer doordat de zittingsvoorzitters en zittingsleden landelijk worden benoemd. Deze landelijke benoeming maakt een flexibele en bedrijfsmatige inzet van de zittingsvoorzitters en zittingsleden mogelijk.

Artikel 3f van de Uhw bepaalt dat ook de werkwijze van de Huurcommissie in het bestuursreglement wordt vastgesteld. Artikel 2, derde lid van het bestuursreglement vormt een onderdeel van het vastleggen van deze werkwijze. Een zittingsreglement regelt tot in detail de gang van zaken tijdens de zittingen van de Huurcommissie. Een voorbeeld is de wijze waarop een zittingscommissie dient om te gaan met stukken die tijdens de zitting door partijen worden ingebracht. Onder meer vanwege het gedetailleerde karakter, is ervoor gekozen deze regels niet in het bestuursreglement zelf vast te leggen, maar de mogelijkheid te scheppen dit bij zittingsreglement te doen. Het zittingsreglement komt tot stand in een beleidsvergadering. De procedures die ten behoeve van die vergaderingen gelden, zijn ook van toepassing op de totstandkoming van het zittingsreglement. Voor een toelichting hierop zij verwezen naar de toelichting op de bepalingen in hoofdstuk 4 van dit bestuursreglement.

Artikel 3

De zittingsvoorzitters en de zittingsleden worden landelijk benoemd. Ten behoeve van een zitting wordt een zittingscommissie samengesteld, bestaande uit een zittingsvoorzitter en twee zittingsleden, waarvan één van de kant van de huurders en één van de kant van de verhuurders. De landelijke benoeming maakt een flexibele en bedrijfsmatige inzet van de zittingsvoorzitters en zittingsleden mogelijk. Tevens biedt deze landelijke inzetbaarheid de mogelijkheid de expertise van zittingsvoorzitters en zittingsleden optimaal te benutten.

Artikel 3, eerste lid, formuleert het streven van het bestuur bij het samenstellen van de zittingscommissies. Hierbij gaat het om een evenwicht tussen reisafstand, een regelmatige wisseling van de samenstelling van een zittingscommissie, een evenredige verdeling van de werklast over zittingsvoorzitters en zittingsleden en het benutten van de kennis en ervaring van zittingsvoorzitters en zittingsleden. Dit laatste geldt onverminderd het principe van lekenrechtspraak. Zodoende wordt met deze bepaling niet beoogd specialismen te creëren, maar wordt de aanwezige kennis van de zittingsvoorzitters en zittingsleden zo adequaat mogelijk ingezet.

Aan alle uitgangspunten wordt hetzelfde belang gehecht. De uitgangspunten worden zodoende in samenhang met elkaar bekeken.

Tegen een voorzittersuitspraak kan in verzet worden gegaan (artikel 20 Uhw). Deze voorzittersuitspraken kunnen in plaatsvervanging door een zittingsvoorzitter worden gedaan (artikel 6, tweede lid, Uhw). Het is niet toegestaan dat dit verzet door een zittingscommissie wordt behandeld waarin dezelfde zittingsvoorzitter plaatsneemt die ook de voorzittersuitspraak heeft afgehandeld. In dat geval kan niet worden gesproken van een onafhankelijke heroverweging. Artikel 3, tweede lid legt dit vast.

§2 Zittingslocaties
Artikel 4

Met dit artikel wordt invulling gegeven aan artikel 3f, tweede lid, en artikel 21, derde lid, Uhw, namelijk dat de zittingslocaties in het bestuursreglement worden vastgesteld. Richtinggevend bij de keuze voor een zittingslocatie zijn de beginselen van efficiëntie en laagdrempeligheid conform artikel 21, tweede lid, Uhw. Hierin wordt bepaald dat de zittingscommissie zitting houdt in het arrondissement waarbinnen de woonruimte waarop het geschil betrekking heeft is gelegen. Indien daartoe aanleiding bestaat, kan het bestuur bepalen dat de zittingscommissie zitting houdt in een ander arrondissement dat binnen een redelijke afstand van die woonruimte ligt, waarbij een goede balans tussen enerzijds de laagdrempeligheid van de huurcommissie en anderzijds een efficiënte werkwijze wordt bevorderd.

Hoofdstuk 3. Vergaderingen van het bestuur

Dit hoofdstuk regelt de vergaderingen van het bestuur. Naast de portefeuilleverdeling, geven deze bepalingen een nadere invulling aan de wijze van vergaderingen van het bestuur.

§1 Portefeuilleverdeling
Artikel 5

Het bestuur van de Huurcommissie krijgt in de Uhw het overgrote merendeel van de taken en bevoegdheden gezamenlijk toebedeeld. Zo geeft het bestuur leiding aan de werkzaamheden van de Huurcommissie en de administratieve ondersteuning (artikel 3c, Uhw). Daarnaast krijgt de voorzitter in de Uhw zelfstandig een aantal taken toebedeeld. Dit betreft bijvoorbeeld het doen van voorzittersuitspraken en het kunnen optreden als zittingsvoorzitter.

Gelet op een efficiënte werkverdeling tussen de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter, is het wenselijk dat het bestuur zijn gezamenlijke taken onderverdeelt in portefeuilles. Deze portefeuilleverdeling kan ook wenselijk zijn in verband met de specifieke expertise van de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter, waarbij de plaatsvervangend voorzitter onder meer over bedrijfseconomische expertise en competenties beschikt. De voorzitter beschikt onder meer over juridische kennis, conform artikel 3b, tweede lid van de Uhw. Er is voor gekozen om deze portefeuilleverdeling niet vast te leggen in dit bestuursreglement om redenen van flexibiliteit.

§2 Besluitvorming bestuur
Artikel 6

De Uhw kent het bestuur van de Huurcommissie gezamenlijk een aantal bevoegdheden toe. De Uhw bepaalt echter niet op welke wijze de voorzitter en plaatsvervangend voorzitter tot besluiten komen. Artikel 6 legt vast dat het uitgangspunt van besluitvorming consensus is. Mochten zij echter niet tot consensus kunnen komen, dan is de voorzitter bevoegd te beslissen.

Hoofdstuk 4. Vergaderingen van het bestuur en de zittingsvoorzitters

Het bestuur en de zittingsvoorzitters komen tezamen om onder meer te besluiten over de uniforme regels, bedoeld in artikel 3a, derde lid van de Uhw. Dit is het uitvoeringsbeleid van de Huurcommissie. Hiertoe komen zij in een beleidsvergadering bijeen. In de artikelen van dit hoofdstuk wordt de werkwijze bij het opstellen van de regels, de vergaderingen en besluitvorming in een beleidsvergadering vastgelegd.

§1: Werkwijze opstellen van regels
Artikel 7

De uitspraken, adviezen en verklaringen van de Huurcommissie, die bedoeld worden in artikel 3, derde lid, van de Uhw, zijn als zodanig geen besluiten in de zin van artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Het bestuur en de zittingsvoorzitters hebben overeenkomstig artikel 3, derde lid, van de Uhw tot taak om binnen de Huurcommissie de eenheid en de kwaliteit van de uitspraken, adviezen en verklaringen te bevorderen. Hiertoe kunnen zij regels stellen. Artikel 7 richt zich op het opstellen van die regels.

Artikel 7, tweede lid, formuleert de hoofddoelen waartoe de regels tot stand worden gebracht. Dit betreft een uniforme interpretatie van bepalingen en termen in wetgeving en regelgeving en een gelijke beoordeling van gelijke dan wel nagenoeg gelijke gevallen. Er is bewust gekozen voor het formuleren van deze doelen van de uniforme regels, omdat het van belang is dat de Huurcommissie, die in steeds wisselende samenstelling in zittingscommissies bijeenkomt, met één mond spreekt.

Veel van de uniforme regels die in de beleidsvergadering door het bestuur en de zittingsvoorzitters worden vastgesteld, zijn te kwalificeren als beleidsregels, conform artikel 1:3, vierde lid, Awb.

Artikel 1:3, vierde lid, Awb bepaalt dat onder beleidsregel wordt verstaan

‘een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan.’

Het is alleen mogelijk van deze beleidsregels af te wijken indien handelen overeenkomstig de beleidsregel ‘voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen’ (artikel 4:84 Awb). Gezien het belang van het naleven van het uitvoeringsbeleid van de Huurcommissie door de zittingscommissie (tenzij afwijking dus noodzakelijk moet worden geacht), is dit beginsel, zowel voor beleidsregels als voor overige regels, in het bestuursreglement verankerd (artikel 7, derde lid). Verder is het van belang dat, indien afwijking noodzakelijk is, dit wordt gesignaleerd. Dit kan namelijk mogelijk betekenen dat het uitvoeringsbeleid dient te worden bijgesteld. Ook deze signalering is verankerd in het bestuursreglement (artikel 7, vierde lid).

§2: Beleidsvergaderingen en besluitvorming
Artikel 8

Artikel 3a, derde lid, van de Uhw, bepaalt dat het bestuur en de zittingsvoorzitters samen de regels vaststellen om de eenheid en kwaliteit van de uitspraken, adviezen en verklaringen te bevorderen. Artikel 8 legt de hoofdlijnen van de vergaderprocedure vast om tot deze regels te komen. Daartoe gaat dit artikel in op de frequentie van vergaderen, het leiden van de vergaderingen, het indienen van agendavoorstellen en de vaststelling van de agenda, de verslaglegging van de vergaderingen en het informeren van de zittingsleden en de Raad van Advies over de besluiten die in de beleidsvergadering genomen zijn.

Artikel 9

De eerste twee leden van dit artikel zien op de besluitvorming wanneer bestuur en zittingsvoorzitters bijeenkomen in een beleidsvergadering. Daarmee is dit artikel een nadere uitwerking van artikel 3a, vierde lid van de Uhw, waarin staat bepaald dat indien ten aanzien van het stellen van regels tussen het bestuur enerzijds en de zittingsvoorzitters anderzijds een verschil van mening bestaat, het bestuur beslist. Indien binnen het bestuur een verschil van mening bestaat, beslist de voorzitter. Indien binnen de kring van zittingsvoorzitters een verschil van mening bestaat, wordt onderling bij meerderheid van stemmen beslist, waarbij bij een staking van de stemmen binnen die kring het bestuur beslist.

In het eerste lid is vastgelegd dat ten minste de helft van de vergadergerechtigden aanwezig dient te zijn, om tot besluitvorming over regels zoals bedoeld in artikel 7 eerste lid over te kunnen gaan. Tevens is bepaald dat, gezien de wijze van besluitvorming als vastgelegd in artikel 3a, derde lid, Uhw, altijd ten minste de voorzitter of de plaatsvervangend voorzitter aanwezig dient te zijn. Met deze bepaling is gewaarborgd dat te allen tijde door een voldoende representatief aantal vergadergerechtigden tot besluitvorming over wordt gegaan.

Het tweede lid van dit artikel formaliseert het streven naar consensus in de beleidsvergadering. Dit laat onverlet dat indien niet tot consensus kan worden gekomen, de procedure zoals hiervoor geschetst, geldt.

Het derde lid van dit artikel biedt de mogelijkheid om een nadere uitwerking van de orde van de beleidsvergadering, vast te leggen in een vergaderstatuut. Onder meer om redenen van flexibiliteit en het feit dat in het bestuursreglement alleen de hoofdlijnen van de organisatie van de Huurcommissie worden geformaliseerd, is ervoor gekozen hiertoe de mogelijkheid te bieden in een ander document. Er is gekozen voor een tweederde meerderheid om een voldoende representatief besluit over het vergaderstatuut te kunnen nemen. Gezien het feit dat een vergaderstatuut doorgaans zelden aanpassing behoeft, staat de besluitvorming bij tweederde meerderheid van stemmen een efficiënte besluitvorming in de praktijk niet in de weg.

Hoofdstuk 5. De vergaderingen van de huurcommissie

Dit hoofdstuk regelt op hoofdlijnen de orde rondom een vergadering van de Huurcommissie. Een vergadering van de Huurcommissie is niet in de Uhw opgenomen. Daarmee is het geen orgaan van de Huurcommissie en kent zodoende geen wettelijke bevoegdheden.

Al in het oude stelsel van de Huurcommissie bestonden er vergaderingen van de Huurcommissie. Het bestuur heeft ervoor gekozen deze vergaderingen in stand te houden. Aan het bestaan van deze vergaderingen ligt de wens ten grondslag dat zittingsleden en zittingsvoorzitters een adviserende rol hebben op die terreinen waar zij niet over bevoegdheden beschikken.

§1 Advisering tijdens vergaderingen van de huurcommissie
Artikel 10

Het eerste lid van dit artikel bepaalt wie deelnemers aan de vergaderingen van de Huurcommissie kunnen zijn. Dit zijn het bestuur, de zittingsvoorzitters en de zittingsleden. Ook wordt bepaald dat zij ten minste tweemaal per jaar bijeen komen in een vergadering van de huurcommissie.

Het tweede lid bepaalt dat zittingsleden gezamenlijk dan wel individueel of met een gedeelte van de zittingsleden aan het bestuur en aan de zittingsvoorzitters advies kunnen uitbrengen over de uniforme regels die het bestuur en de zittingsvoorzitters in een beleidsvergadering vast kunnen stellen. Aangezien de zittingsvoorzitters, gezamenlijk met het bestuur, over bevoegdheden beschikken ten aanzien van deze uniforme regels, zijn het de zittingsleden die advies kunnen uitbrengen. Vanuit een oogpunt van praktische werkbaarheid, is advisering daarover door de zittingsleden wenselijk. Er is gekozen voor de formulering ‘kunnen adviseren’ om advisering niet verplicht te stellen, maar daartoe wel de mogelijkheid te geven.

Het derde lid legt vast dat de zittingsleden aan het bestuur adviezen uit kunnen brengen over de concept-versies van het jaarplan en het jaarverslag. Het bestuur heeft de bevoegdheden om voornoemde stukken (in concept) vast te stellen. Daarmee is het bestuur van de Huurcommissie het gremium om advies aan uit te brengen.

In het vierde lid is de ondersteuning van de vergaderingen van de Huurcommissie door het bestuur gecodificeerd. Om hun adviserende taken naar behoren uit te kunnen voeren, is het van belang dat de zittingsleden onder meer tijdig over voldoende informatie beschikken. Naast informatie waar de zittingsleden om hebben gevraagd, betreft het hier ook overige, ongevraagde, informatie, die van belang kan zijn voor hun taakuitoefening.

§2 Wijze van vergadering
Artikel 11

Dit artikel legt op hoofdlijnen de vergaderwijze van de vergaderingen van de Huurcommissie vast. Het bestuur zorgt voor voldoende ondersteuning van de vergaderingen van de Huurcommissie. Dit is vastgelegd in artikel 10, vijfde lid. Enkele leden van dit artikel zijn een nadere uitwerking daarvan. Zo bepaalt bijvoorbeeld het tweede lid dat de voorzitter de vergaderingen bijeen roept en een vergaderschema bekend maakt en is in het vijfde lid vastgelegd dat de voorzitter van de vergadering zorg draagt voor een goede verslaglegging.

Aangezien dit artikel op hoofdlijnen de vergaderprocedure van de vergaderingen van de Huurcommissie vastlegt, kunnen nadere bepalingen aangaande de orde van de vergaderingen worden vastgelegd in een vergaderstatuut (artikel 11, zesde lid). Het gaat hier bijvoorbeeld om de wijze van woordvoering tijdens de vergadering. Het zevende lid legt de wijze van besluitvorming over dit vergaderstatuut vast. Tot besluitvorming over het vergaderstatuut kan worden overgegaan indien tweederde meerderheid van de vergadergerechtigden ter vergadering aanwezig is. Er is gekozen voor een tweederde meerderheid om een voldoende representatief besluit te kunnen nemen. Gezien het feit dat een vergaderstatuut doorgaans zelden aanpassing behoeft, staat de besluitvorming bij tweederde meerderheid van stemmen een efficiënte besluitvorming in de praktijk niet in de weg. Het is niet noodzakelijk geacht tevens vast te leggen dat er binnen die tweederde meerderheid een evenredig aantal zittingsleden afkomstig uit de kring van huurders dan wel verhuurders aanwezig dient te zijn. De reden hiervoor is gelegen in het feit dat het vergaderstatuut met name een technisch document is over de orde tijdens vergaderingen van de Huurcommissie. Er worden geen beleidsinhoudelijke dan wel politiek getinte onderwerpen in vastgelegd, waarover zittingsleden afkomstig uit de kring van huurders dan wel verhuurders met elkaar van mening zouden kunnen verschillen.

Hoofdstuk 6. De Raad van Advies

De Uhw bepaalt dat de Huurcommissie een Raad van Advies kent die het bestuur adviseert over algemene aspecten van de huurgeschillenbeslechting en dat de Raad van Advies het bestuur op verzoek dan wel uit eigen beweging in kennis kan stellen van de binnen de Raad levende standpunten (artikel 3g Uhw). De Raad van Advies wordt gehoord over de benoeming, herbenoeming en het ontslag (met uitzondering van ontslag als gevolg van bereiken pensioengerechtigde leeftijd) van de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter. Artikel 3g, vierde lid, van de Uhw bepaalt verder dat in het bestuursreglement nadere regels worden gesteld omtrent de uitoefening van de taken en de bevoegdheden van de Raad van Advies en de wijze waarop het bestuur met de Raad van Advies overleg voert. In dit hoofdstuk van het bestuursreglement wordt hieraan uitvoering gegeven.

§1: Verkiezing voorzitter Raad van Advies
Artikel 12

De Raad van Advies bestaat uit leden die in gelijke mate afkomstig zijn uit organisaties die de belangen van de huurders kunnen behartigen, organisaties die de belangen van de verhuurders kunnen behartigen en daarnaast uit leden die afkomstig zijn uit onafhankelijke organisaties of op persoonlijke titel. Met deze laatste categorie wordt gedoeld op personen of organisaties die noch de belangen van de huurders, noch de belangen van de verhuurders vertegenwoordigen. Het eerste lid bepaalt dat de voorzitter van de Raad van Advies afkomstig is uit de categorie van onafhankelijke organisaties of personen. Het tweede lid legt vast dat de Raad van Advies, bij afwezigheid van de voorzitter, één van de onafhankelijke leden kiest als plaatsvervangend voorzitter.

§2: Advisering en vergadering
Artikel 13

Dit artikel stelt nadere regels over de uitoefening van de taken en bevoegdheden van de Raad van Advies en de wijze waarop het bestuur met de Raad van Advies overleg voert.

Het eerste lid specificeert wat in artikel 3g, vijfde lid van de Uhw, als taak van de Raad van Advies wordt genoemd, namelijk het adviseren over algemene aspecten van de Huurcommissie. Dit eerste lid specificeert die aspecten door vast te leggen dat de Raad van Advies adviseert over de uitvoering van de wettelijke taken van de Huurcommissie en daarbij in het bijzonder aandacht besteedt aan de laagdrempeligheid, de toegankelijkheid, waaronder de digitale toegankelijkheid, en de kwaliteit van de huurgeschillenbeslechting.

In het tweede lid wordt geregeld dat de Raad van Advies van informatie wordt voorzien om zich inhoudelijk een mening te kunnen vormen over (het voornemen tot het vaststellen van) regels voor uitvoeringsbeleid. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat het bestuur veel waarde hecht aan advisering door de Raad van Advies over deze regels en specifiek de effecten van het uitvoeringsbeleid.

In het derde lid wordt bepaald dat de Raad van Advies ten minste viermaal per jaar in een gezamenlijke vergadering met het bestuur bijeenkomt. Het derde lid legt verder een aantal onderwerpen vast die van dusdanig belang zijn dat het wenselijk is dat de Raad van Advies hierover adviezen verstrekt. Het betreft hier de meerjarenbeleidsstrategie, de ontwerpbegroting, het concept-jaarplan, de conceptjaarrekening en het conceptjaarverslag.

Het vierde, vijfde, zesde en zevende lid bevatten procedurele regels ten aanzien van de advisering door de Raad van Advies. Om haar adviserende taken naar behoren uit te kunnen voeren, is het van belang dat de Raad van Advies onder meer tijdig over voldoende informatie beschikt. Naast informatie waar de Raad van Advies om heeft gevraagd, betreft het hier ook overige, ongevraagde, informatie, die van belang kan zijn voor haar taakuitoefening en ook verdere ondersteuning.

Artikel 14

In het licht van de zelfstandige positie van de Raad van Advies, is het niet wenselijk in dit bestuursreglement de gehele orde van vergadering van de Raad van Advies tot in detail vast te leggen. Om een effectieve en efficiënte Raad van Advies te organiseren, is het echter wel wenselijk dat de procedures nader worden bepaald. Om die reden legt artikel 14 de Raad van Advies de verplichting op een vergaderstatuut op te stellen waarin in ieder geval oproeping tot vergaderingen en vergaderfrequentie, besluitvorming tijdens vergaderingen en quorum, regels van orde voor vergaderingen en verslaglegging van de vergadering aan de orde komen.

Hoofdstuk 7. Transparantie, openbaarheid en overige bepalingen

Dit hoofdstuk gaat in op verplichtingen en overige regels die volgen uit de Wet openbaarheid van bestuur en de Wet bescherming persoonsgegevens. Voor het overige is dit hoofdstuk gewijd aan de integriteitscode, klokkenluidersregeling en de behandeling van klachten en bezwaar.

§1: Openbaarheid stukken en besluitvorming
Artikel 15

De Wet openbaarheid van bestuur (Wob) geeft regels voor de openbaarheid van door de overheid opgestelde stukken. De Wob gaat uit van het algemeen belang van de openbaarheid van informatie en geeft kaders in welke gevallen informatie al dan niet openbaar is. Artikel 3, eerste lid van de Wob bepaalt dat ‘een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid kan richten tot een bestuursorgaan (in dit geval de Huurcommissie) of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.’ Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om de besluitenlijst van de besluiten genomen door het bestuur en de zittingsvoorzitters tijdens een beleidsvergadering of een beleidsnotitie, maar in feite om bijna alle documenten. Het Wob-verzoek dient aan bepaalde vereisten te voldoen. Het bestuursorgaan, de Huurcommissie, neemt vervolgens een besluit of de gevraagde informatie al dan niet openbaar is en dus of deze informatie wordt verstrekt. Dit besluit dat het bestuursorgaan neemt, is een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep open staat.

In dit artikel is het uitgangspunt vastgelegd dat het bestuur besluit op binnengekomen Wob-verzoeken. Om een goede behandeling van deze zogenaamde Wob-verzoeken te garanderen, bepaalt artikel 16 dat het bestuur nadere regels stelt voor de afhandeling van deze verzoeken.

§2: Wet Bescherming Persoonsgegevens en integraal veiligheidsbeleid
Artikel 16

De Wet bescherming persoonsgegevens geeft een raamwerk voor de verwerking van persoonsgegevens. Onder persoonsgegevens verstaat de Wet bescherming persoonsgegevens in artikel 1, onder a: ‘elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon.’ Het uitgangspunt hierbij is dat verwerking van persoonsgegevens niet mogelijk is, tenzij er toestemming voor is gegeven in de zin van een melding bij of voorafgaand onderzoek door het College Bescherming Persoonsgegevens. Het is van groot belang zorgvuldig met persoonsgegevens om te gaan. Op grond van artikel 41 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, draagt de Huurcommissie op de voet van de ter zake voor de Rijksdienst geldende voorschriften zorg voor de nodige technische en organisatorische voorzieningen ter beveiliging van zijn gegevens tegen verlies of aantasting en tegen onbevoegde kennisneming, wijziging en verstrekking van die gegevens.

§3: Integriteitscode en klokkenluidersregeling
Artikel 17

Van de overheid, en zodoende ook van de Huurcommissie, mag worden verwacht dat zij integer handelt. Duidelijkheid en zekerheid omtrent het integriteitsbeleid van de Huurcommissie is van belang en verhoogt de kans op integer gedrag. Om die reden stelt artikel 17, eerste lid, dat het bestuur een Integriteitscode Huurcommissie vaststelt. Deze geldt voor de leden van de Huurcommissie.

Artikel 18

In geval van (vermeende) misstanden, is het belangrijk dat er volgens een correcte procedure ten opzichte van de Huurcommissie wordt gehandeld. Om die reden bepaalt dit artikel dat het bestuur een klokkenluidersregeling Huurcommissie vaststelt. Deze geldt voor de leden van de Huurcommissie.

§3: Klachten en bezwaar
Artikel 19

Dit artikel betreft de behandeling van klachten. Artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat ‘een ieder het recht heeft om over de wijze waarop een bestuursorgaan zich in een bepaalde aangelegenheid jegens hem of een ander heeft gedragen, een klacht in te dienen bij dat bestuursorgaan (in dit geval de Huurcommissie). Een gedraging van een persoon, werkzaam onder de verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan, wordt aangemerkt als een gedraging van dat bestuursorgaan.’ Dit artikel is van toepassing op de Huurcommissie en betekent dat het dus zowel klachten over een gedraging van bestuur, zittingsvoorzitters en zittingsleden kan betreffen, als klachten over gedragingen van functionarissen van de administratieve ondersteuning. Artikel 9:2 van de Awb verplicht vervolgens het bestuursorgaan, in dit geval de Huurcommissie, zorg te dragen voor een behoorlijke behandeling van mondelinge en schriftelijke klachten over zijn gedragingen en over gedragingen van bestuursorganen die onder zijn verantwoordelijkheid werkzaam zijn. Tegen een besluit inzake de behandeling van een klacht over een gedraging van een bestuursorgaan kan geen beroep worden ingesteld (artikel 9:3 Awb). Dientengevolge bestaat tevens geen mogelijkheid tot het maken van bezwaar. Vanwege het belang van een zorgvuldige afhandeling van klachten, is vastgelegd dat het bestuur besluit op klachten. Tevens stelt het bestuur regels voor de wijze van behandeling van de klachten. Er is gekozen voor een afzonderlijke regeling vanwege het gedetailleerde karakter van een dergelijke regeling.

Artikel 20

Dit artikel betreft de behandeling van bezwaar. De Awb staat ten aanzien van de bevoegdheid tot beslissen op bezwaar (artikel 7:11 Awb) in beginsel de verlening van mandaat toe. Een van de uitzonderingen op deze regel is dat niet is toegestaan mandaat ten aanzien van het beslissen op bezwaar te verlenen aan diegene, die ook de beslissing in eerste aanleg op basis van mandaat heeft genomen (artikel 10:3, derde lid Awb). Tevens mag degene die de beslissing op bezwaar neemt hiërarchisch niet ondergeschikt zijn aan degene die het besluit in primo heeft genomen. Artikel 20 legt vast dat het bestuur toeziet op hetgeen onder a tot en met c is genoemd, om een procedure voor de afhandeling van bezwaarschriften te garanderen die aan voornoemde regels uit de Awb voldoet. Ook in dit geval is er vanwege het gedetailleerde karakter van een dergelijke regeling, voor gekozen deze niet vast te leggen in dit bestuursreglement, maar in een aparte regeling.

Het bestuur van de huurcommissie, Voorzitter van de huurcommissie A.A. van Heur

Plaatsvervangend voorzitter van de huurcommissie C.J. van Wijk

Naar boven