Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 7 februari 2019, nr. 2019-0000061656 tot wijziging van de Regeling minimumbijdrage verhuis- en inrichtingskosten bij renovatie (indexering minimumbijdrage 2019)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de artikelen 220, zesde lid, en 275, vierde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;

Besluit:

ARTIKEL I

In artikel 1 van de Regeling minimumbijdrage verhuis- en inrichtingskosten bij renovatie wordt ‘€ 5.993’ vervangen door ‘€ 6.095’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 28 februari 2019.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

TOELICHTING

Op grond van de artikelen 220, zesde lid, en 275, vierde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is in de Regeling minimumbijdrage verhuis- en inrichtingskosten bij renovatie de minimumbijdrage vastgesteld die de verhuurder in bepaalde gevallen verschuldigd is aan de huurder voor verhuis- en inrichtingskosten.

Diezelfde bepalingen bevatten de opdracht om dat bedrag jaarlijks vóór 1 maart te wijzigen, voor zover de consumentenprijsindex daartoe aanleiding geeft. Sinds de vaststelling in 2010 van de Regeling minimumbijdrage verhuis- en inrichtingskosten bij renovatie is het bedrag van de minimumbijdrage ieder jaar geïndexeerd met het percentage van de consumentenprijsindex van het voorgaande kalenderjaar. Ook in 2019 is dat weer het geval.

Deze regeling schept geen nieuwe rechten of plichten voor burgers of bedrijven en heeft dus geen gevolgen voor de regeldruk.

Artikel I

In 2018 bedroeg de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek 1,7 procent. Dat betekent dat het bedrag van de minimumbijdrage, € 5.993, met dat percentage is verhoogd, waardoor het uitkomt op € 6.095.

Artikel II

De inwerkingtredingsdatum wijkt af van het systeem van vaste verandermomenten en minimuminvoeringstermijnen omdat de artikelen 7:220, zesde lid, en 7:275, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek voorschrijven dat aanpassing van het bedrag van de minimumbijdrage, geschiedt voor 1 maart en het Consumentenprijsindexcijfer pas in januari door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt vastgesteld. Om partijen nog enige tijd te geven om zich op deze wijziging voor te bereiden, treedt deze regeling in werking op het laatst mogelijke moment, zijnde 28 februari 2019.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Naar boven