Reglement voor het Veterinair Beroepscollege

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit reglement wordt verstaan onder:

a. de Wet:

de Wet dieren;

b. het College:

het Veterinair Beroepscollege;

c. de voorzitter:

de voorzitter van het College;

d. de secretaris:

de secretaris van het College;

e. de leden:

de leden van het College;

f. de appellant:

degene die beroep heeft ingesteld;

g. de verweerder:

degene tegen wie het beroep is gericht;

h. de klachtambtenaar:

de persoon als bedoeld in artikel 8:15, tweede lid, onderdeel b van de Wet;

i. het VTC:

het Veterinair Tuchtcollege.

Artikel 2

De voorzitter bepaalt de werkzaamheden van het College, zulks met inachtneming van de bepalingen van de Wet en van dit reglement.

§ 2. Aanvang van de zaak en schriftelijke fase

Artikel 3

Processtukken dienen in de Nederlandse taal te worden opgesteld en in tweevoud te worden ingediend, per post of door afgifte op het secretariaat van het College (tegen bewijs van ontvangst). Indiening per fax is toegestaan, mits gevolgd door onverwijlde indiening van de originele stukken per reguliere post. Het is niet mogelijk om processtukken of procedurele verzoeken per e-mail in te dienen.

Artikel 4

  • 1. Het beroepschrift dient ondertekend en gedagtekend te worden ingediend bij het College. Het dient de redenen te bevatten voor het beroep. De uitspraak van het VTC, waarvan beroep, dient te worden meegezonden.

  • 2. Als tijdstip van indiening geldt het tijdstip van ontvangst op het secretariaat van het College.

  • 3. Indien het beroepschrift wordt ingediend door een gemachtigde, niet zijnde een advocaat, dient het beroepschrift tevens te zijn vergezeld van een deugdelijke machtiging.

  • 4. Indien het beroepschrift is ingediend door iemand die niet als partij kan worden aangemerkt of indien het beroepschrift niet ontvankelijk dan wel kennelijk ongegrond is, kan het College schriftelijk op het beroepschrift beslissen zonder verder onderzoek.

  • 5. Als blijkt dat het beroepschrift onvolledig en/of onduidelijk is, nog aanvullende gegevens dienen te worden verstrekt dan wel dat het beroepschrift niet voldoet aan de vereisten van artikel 8.35, derde lid, van de Wet, nodigt de secretaris de klager schriftelijk, bij aangetekend te verzenden brief uit om het verzuim te herstellen, binnen een termijn van maximaal dertig dagen.

Artikel 5

  • 1. Indien de voorzitter van oordeel is dat:

    • a. het beroepschrift niet tijdig door appellant is ingediend en/of

    • b. het beroepschrift is ingediend door iemand die daartoe niet bevoegd is en/of

    • c. het beroepschrift kennelijk ongegrond is en

    • d. het verzuim ondanks toepassing van artikel 4, vijfde lid, van dit reglement niet of niet tijdig door de appellant is hersteld, legt hij de zaak aan het College voor om te beslissen over het beroep.

  • 2. Het College beslist in raadkamer, zonder nadere oproeping van partijen. De beslissing van het College wordt op schrift gesteld en door de secretaris bij aangetekende brief aan de appellant gezonden. Tegen deze beslissing staat geen verdere voorziening open.

Artikel 6

  • 1. Tenzij het beroepschrift zich, naar het oordeel van de voorzitter, aanstonds leent voor afdoening als bedoeld in artikel 5 van dit reglement, zendt de secretaris een afschrift van het beroepschrift toe aan de verweerder zulks met vermelding dat gedurende een termijn van maximaal dertig dagen hierop schriftelijk gereageerd kan worden.

  • 2. In spoedeisende gevallen dan wel in gevallen waarin zwaarwegende belangen daartoe aanleiding geven kan de voorzitter aan de verweerder een kortere termijn stellen voor het indienen van een verweerschrift.

  • 3. De voorzitter kan ambtshalve of op verzoek van verweerder aan verweerder een nadere termijn stellen voor het indienen van een reactie.

Artikel 7

  • 1. Tenzij het beroep zich naar het oordeel van de voorzitter, aanstonds leent voor afdoening met toepassing van artikel 5 van dit reglement, vraagt de secretaris het betrokken dossier van het VTC op bij het VTC. Na ontvangst van dat dossier maakt de inhoud onderdeel uit van het dossier van het beroep bij het VBC.

  • 2. Het College kan, in elke stand van de procedure zelf aanvullende gegevens bij (één van) partijen opvragen, alvorens op het beroep te beslissen. Deze informatie zal in dat geval aan ook aan de wederpartij worden verstrekt en onderdeel uitmaken van het procesdossier.

  • 3. Het College kan aan partijen vragen stellen en hen uitnodigen die vragen te beantwoorden, hetzij schriftelijk voorafgaand aan een mondelinge behandeling hetzij mondeling tijdens die mondelinge behandeling.

Artikel 8

Eventuele adreswijzigingen dient de partij die het betreft zo spoedig mogelijk schriftelijk door te geven aan de secretaris.

Artikel 9

Een beroep kan in elke stand van de beroepsprocedure schriftelijk door de appellant worden ingetrokken, mits voor de einduitspraak van het College. Ter zitting kan het beroep ook mondeling worden ingetrokken.

Artikel 10

  • 1. Eventuele nadere stukken dienen tijdig voorafgaand aan de zitting aan het College te worden toegezonden, onder gelijktijdige toezending van een afschrift daarvan aan de andere partijen.

  • 2. Nadere stukken die later dan de elfde dag voor de zitting door het College worden ontvangen worden in beginsel niet meer door het College in behandeling genomen en aan de indiener geretourneerd.

  • 3. Nadere stukken die weliswaar tijdig voorafgaand aan de zitting zijn ingediend, kunnen ambtshalve dan wel op verzoek van de andere partij worden geweigerd indien de goede procesorde dit vanwege de omvang of niet eenvoudige aard van die stukken naar het oordeel van het College met zich brengt.

Artikel 11

Partijen en hun gemachtigden kunnen desgewenst het onder het College berustende dossier inzien. Indien zij dat wensen dienen zij daarvoor een afspraak te maken met het secretariaat van het College.

Artikel 12

  • 1. Na afronding van de schriftelijke fase zullen partijen door de secretaris worden uitgenodigd voor de mondelinge behandeling van het beroep.

  • 2. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling zal de secretaris partijen vragen om opgave van hun verhinderdata.

  • 3. Bij de bepaling van de datum van de mondelinge behandeling zal het College indien mogelijk en voor zover het zittingsschema dat toelaat, rekening houden met de verhinderdata van partijen. De voorzitter bepaalt de dag en het uur waarop de mondelinge behandeling zal plaatsvinden.

  • 4. Indien partijen op eenparig verzoek vragen om op het beroep te beslissen zonder mondelinge behandeling en het College evenmin een mondelinge behandeling noodzakelijk acht, kan het College besluiten om op het beroep te beslissen op basis van het dossier.

§ 3. De mondelinge behandeling

Artikel 13

  • 1. De secretaris stelt partijen uiterlijk vier weken voor de mondelinge behandeling bij aangetekende brief in kennis van de dag en het uur waarop het beroep door het College zal worden behandeld, en roept hen op ter zitting te verschijnen.

  • 2. De mondelinge behandeling vindt plaats in één van de zittingszalen van de Raad van State aan de Kneuterdijk 22 te Den Haag. In voorkomende gevallen kan het College besluiten de mondelinge behandeling elders te laten plaatsvinden.

  • 3. Voor de mondelinge behandeling van het beroep worden in beginsel 45 minuten gereserveerd.

  • 4. Wanneer een partij verhinderd is om de mondelinge behandeling bij te wonen, maar deze niettemin mondeling wenst te worden gehoord, dan kan hij tijdig voorafgaand aan de mondelinge behandeling schriftelijk verzoeken om uitstel. Het verzoek dient te zijn onderbouwd.

  • 5. Uitstel van een mondelinge behandeling wordt uitsluitend verleend bij aanwezigheid van gewichtige redenen, door de voorzitter te beoordelen.

Artikel 14

In de oproepingsbrief worden partijen in ieder geval geïnformeerd over:

  • a. dag, tijd, plaats van de mondelinge behandeling en de samenstelling van het College en de volgorde van behandeling van het beroep ter zitting.

  • b. de onderwerpen zoals genoemd in artikel 10, artikel 11, artikel 15, derde, vierde, vijfde en achtste lid, in artikel 16, eerste lid en artikel 17 van dit reglement;

  • c. het al dan niet ambtshalve toepassing geven aan artikel 8.27 van de Wet ten aanzien van het oproepen van getuigen en deskundigen.

In de oproeping wordt voorts verwezen naar het reglement en de vindplaats van het reglement.

Artikel 15

  • 1. De voorzitter opent, leidt en sluit de mondelinge behandeling. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft het College het dossier grondig bestudeerd.

  • 2. De voorzitter stelt partijen in ieder geval in de gelegenheid om, zo zij dit wensen, hun standpunten kort nader mondeling toe te lichten gedurende ieder maximaal tien minuten, al dan niet aan de hand van door partijen aan het College en de wederpartij te verstrekken schriftelijke aantekeningen.

  • 3. Tijdens de mondelinge behandeling worden in beginsel geen nadere stukken van partijen aangenomen. Het tonen van foto’s en/of korte filmopnamen is toegestaan, mits partijen tijdig voorafgaand aan de mondelinge behandeling daartoe een gemotiveerd verzoek hebben ingediend bij de secretaris en dat verzoek door de voorzitter wordt toegestaan.

  • 4. Nadat partijen gebruik hebben kunnen maken van de gelegenheid hun standpunten toe te lichten zal het College beginnen met het stellen van vragen.

  • 5. Na afloop van de vragenronde zal de voorzitter partijen in de gelegenheid stellen om eventuele slotopmerkingen te maken. De partij, die de aangeklaagde beroepsbeoefenaar is, heeft het recht het laatst het woord te voeren.

  • 6. Indien het College zich na de slotopmerkingen voldoende geïnformeerd acht om tot een beslissing te komen, wordt het onderzoek gesloten en een termijn bepaald waarbinnen uitspraak wordt gedaan.

  • 7. De voorzitter beslist over alle tijdens de mondelinge behandeling voorkomende geschillen betreffende de wijze van behandeling en geeft, indien nodig, de nodige bevelen ter handhaving van de orde.

  • 8. Indien een partij in afwijking van het bepaalde in het tweede lid van dit artikel een langere spreektijd wenst dient hij dit tijdig voorafgaand aan de mondelinge behandeling schriftelijk te verzoeken, onder opgave van redenen.

Artikel 16

  • 1. Indien partijen zich bij de mondelinge behandeling willen doen vergezellen door getuigen en/of deskundigen dienen zij dit tijdig voorafgaand aan de mondelinge behandeling schriftelijk aan de secretaris te berichten, onder opgave van de namen van de getuigen en/of deskundigen. Partijen worden in de oproeping voor de mondelinge behandeling gewezen op de mogelijkheid om zich te doen vergezellen door getuigen en/of deskundigen.

  • 2. De getuigen en/of deskundigen geven, vóór hun verhoor, hun naam, voornamen, beroep en woonplaats op.

  • 3. Zij worden door de voorzitter ondervraagd.

  • 4. Ook de leden van het College en partijen hebben het recht vragen te stellen aan de getuige en/of deskundige. Vragen van partijen aan de getuige en/of deskundige verlopen via de voorzitter. De voorzitter kan de getuige en/of deskundige beletten de vragen te beantwoorden.

Artikel 17

Wanneer een van de partijen de bijstand van een tolk nodig heeft, dient de partij die zodanige bijstand behoeft, in beginsel zelf zorg te dragen voor de aanwezigheid van een tolk ter terechtzitting.

Artikel 18

  • 1. De mondelinge behandeling is openbaar, tenzij het College om gewichtige redenen beveelt dat de behandeling van de zaak geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren zal plaatsvinden.

  • 2. Het bevel daartoe houdt de overwegingen in waarop het steunt.

Artikel 19

De voorzitter kan, ambtshalve of op verzoek van partijen, de mondelinge behandeling schorsen tot een nader te bepalen tijdstip.

Artikel 20

Het maken van geluidopnamen tijdens de mondelinge behandeling is niet toegestaan. Ook het maken van foto’s of filmopnamen is niet toegestaan.

Artikel 21

  • 1. Indien het College daartoe aanleiding ziet, wordt het onderzoek na sluiting van de mondelinge behandeling heropend. De secretaris informeert partijen in dat geval schriftelijk omtrent de heropening van het onderzoek en de redenen die daartoe aanleiding hebben gegeven.

  • 2. Het College kan onder andere besluiten tot heropening van het onderzoek als:

    • a. nadere informatieverstrekking en/of bewijslevering nodig is;

    • b. het College een schriftelijk advies van een deskundige aangewezen acht, alvorens op het beroep te beslissen.

  • 3. In het in het vorige lid, onderdeel b, genoemde geval beslist het College niet over de persoon van de deskundige en over de vragen die aan deze deskundige worden voorgelegd dan nadat partijen schriftelijk in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze te geven, zowel ten aanzien van de persoon van de te benoemen deskundige als ten aanzien van de aan hem te stellen vragen.

§ 4. De beslissing

Artikel 22

  • 1. Het College beslist binnen acht weken na afloop van de mondelinge behandeling op het beroep. Indien de beslissing een beslissing is waarbij op het beroep wordt beslist wordt zij in het openbaar uitgesproken.

  • 2. Indien het College niet binnen de in het vorige lid bepaalde termijn van acht weken een beslissing kan geven, doet de secretaris daarvan schriftelijk mededeling aan partijen zulks onder vermelding van de nieuwe termijn waarbinnen zal worden beslist.

Artikel 23

De secretaris zendt een afschrift van elke beslissing van het College- niet zijnde een beslissing als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van dit reglement- aan partijen, alsmede aan de andere in artikel 8.40, tweede lid, onderdelen c en d, van de Wet genoemde instanties. Tegen deze beslissing staat geen verdere voorziening open.

§ 5. Slotbepalingen

Artikel 24

  • 1. In gevallen waarin dit reglement niet voorziet beslist de voorzitter.

  • 2. Indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven kan de voorzitter van dit reglement afwijken.

  • 3. De voorzitter draagt de secretaris op te bevorderen dat partijen en hun gemachtigden op eenvoudige wijze kennis kunnen nemen van het reglement.

  • 4. Dit reglement wordt gepubliceerd in de Staatscourant.

Artikel 25

Dit reglement treedt in werking op 16 maart 2019.

’s-Gravenhage, 1 februari 2019

mr. E.A. Minderhoud voorzitter van het Veterinair Beroepscollege

mr. drs. F.H.H. Wieringa secretaris van het Veterinair Beroepscollege

Naar boven