Beleidsregel van de raad voor rechtsbijstand over verstrekking van een tijdelijke aanvullende vergoeding voor verleende rechtsbijstand en verrichte mediation in de jaren 2020 en 2021

Het bestuur van de raad voor rechtsbijstand,

Gelet op de artikelen 7, eerste en derde lid, 33e en 37b van de Wet op de rechtsbijstand;

BESLUIT

De volgende beleidsregel vast te stellen:

Artikel 1. Reikwijdte en werkingsduur van de beleidsregel

Deze beleidsregel heeft betrekking op:

  • a. verleende rechtsbijstand op basis van een in 2020 of 2021 afgegeven toevoeging als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de Wet op de rechtsbijstand;

  • b. in 2020 of 2021 verleende rechtsbijstand in een piketzaak; en

  • c. verrichte mediation op basis van een in 2020 of 2021 afgegeven toevoeging als bedoeld in artikel 33a van de Wet op de rechtsbijstand.

Artikel 2. Aanvullende vergoeding

  • 1. Aan een rechtsbijstandverlener of een mediator wordt op aanvraag een subsidie verstrekt van € 10,88 (exclusief omzetbelasting) vermenigvuldigd met het aantal punten, toegekend krachtens het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 of het Besluit toevoeging mediation, voor verleende rechtsbijstand of verrichte mediation als bedoeld in artikel 1. De subsidie omvat daarnaast de omzetbelasting die is verschuldigd over het in de eerste volzin bedoelde bedrag.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op de punten, toegekend op grond van de artikelen 13 en 22 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 of artikel 8, vijfde lid, van het Besluit toevoeging mediation.

Artikel 3. Vergoedingsplafond

De in artikel 2 bedoelde subsidie wordt verstrekt tot een maximum van 1.500 punten die een rechtsbijstandverlener of een mediator op grond van in het betreffende jaar afgegeven toevoegingen of verleende rechtsbijstand in piketzaken, anders dan krachtens de artikelen 13 en 22 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 en artikel 8, vijfde lid, van het Besluit toevoeging mediation, toegekend krijgt.

Artikel 4. Aanvraag

De aanvraag als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 en artikel 10 van het Besluit toevoeging mediation tot vaststelling van de vergoeding voor verrichte werkzaamheden geldt tevens als een aanvraag tot het verlenen van een subsidie als bedoeld in artikel 2.

Artikel 5. Uitbetaling

De in artikel 2 bedoelde subsidie wordt bij wijze van voorschot uitbetaald. De uitbetaling vindt zoveel mogelijk gelijktijdig plaats met de vergoeding die de rechtsbijstandverlener of mediator toegekend krijgt krachtens het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 of het Besluit toevoeging mediation, voor verleende rechtsbijstand of verrichte mediation.

Artikel 6. Vaststelling

De subsidie wordt binnen 22 weken na afloop van het jaar waarin de subsidie is verleend, ambtshalve vastgesteld.

Artikel 7. Verrekening

Onverminderd artikel 4:57, eerste, tweede en vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan het bestuur van de raad voor rechtsbijstand onverschuldigd betaalde subsidiebedragen verrekenen met een aan dezelfde rechtsbijstandverlener of mediator krachtens de Wet op de rechtsbijstand verstrekte subsidie.

Artikel 8. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

Aldus vastgesteld op 18 december 2019

Het bestuur van de raad voor rechtsbijstand, Namens deze, I.D. Nijboer Bestuurder a.i.

TOELICHTING

ALGEMEEN

Deze beleidsregel van het bestuur van de raad voor rechtsbijstand voorziet in een tijdelijke aanvullende vergoeding die advocaten, andere rechtsbijstandverleners en mediators toegekend krijgen krachtens de Wet op de rechtsbijstand (Wrb). Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de aankondiging van de tijdelijke verhoging door de Minister voor Rechtsbescherming in zijn brief aan de Tweede Kamer van 15 november 2019 inzake tijdelijke extra middelen sociale advocatuur, en het verzoek van de algemeen deken van de Nederlandse orde van advocaten (NOvA) in zijn brief van 4 september 2019.

Ten behoeve van de tijdelijke aanvullende vergoeding is door de minister voor de jaren 2020 en 2021 jaarlijks ongeveer 36,5 miljoen euro beschikbaar gesteld. In overleg met de advocatuur is afgesproken dat deze extra middelen als volgt, door middel van subsidieverstrekking, ten goede zullen komen voor krachtens de Wrb verleende rechtsbijstand en verrichtte mediations:

  • In de jaren 2020 en 2021 wordt aanvullend een bedrag van 10,88 euro (exclusief omzetbelasting) toegekend per punt die de rechtsbijstandverlener of mediator toegekend krijgt krachtens de Wrb. In 2020 leidt dit ertoe dat de puntvergoeding in totaal, na indexering, uitkomt op 121,50 euro (exclusief omzetbelasting).

  • De aanvullende vergoeding wordt toegekend tot en met 1.500 punten in elk van beide jaren. Vanaf 1.500 punten wordt de puntvergoeding toegekend zoals dat in het betreffende jaar, na indexering, komt te gelden zonder aanvullende vergoeding.

  • De aanvullende vergoeding is niet van toepassing op zogenoemde extra uren vergoedingen die de rechtsbijstandverlener of mediator mogelijk toegekend krijgt. De reden hiervoor is dat de tijdelijke aanvullende vergoeding tot doel heeft om rechtsbijstandverleners in zaken die forfaitair worden vergoed meer financiële armslag te bieden en zo ook de overgang naar een modern en financieel duurzaam stelsel voor gesubsidieerde rechtsbijstand beter te laten verlopen. In geval van extra uren-zaken vindt voor verrichte werkzaamheden boven de forfaitaire tijdgrens een vergoeding op urenbasis plaats en doet zich daarom geen discrepantie voor tussen deze vergoeding voor de tijdsbesteding en de hoogte van het forfait.

De tijdelijke aanvullende vergoeding wordt toegekend in de vorm van een afzonderlijke subsidie krachtens artikel 37b Wrb. Op grond van dat artikel kan het bestuur van de raad voor rechtsbijstand aan een rechtsbijstandverlener ten behoeve van de verlening van rechtsbijstand een subsidie verstrekken voor bijzondere doeleinden en projecten. In artikel 33e, derde lid, Wrb is een equivalente grondslagbepaling opgenomen voor mediation. De subsidieverlening zoals beschreven in de voorliggende regeling ziet op het toekennen van aanvullende vergoedingen ten behoeve van verlening van rechtsbijstand en mediation, ten behoeve van het in de voornoemde brief van de Minister voor Rechtsbescherming van 15 november 2019 beschreven bijzondere doel, namelijk om de sociale advocatuur (en de mediators) de overgang naar een modern en financieel duurzaam stelsel te laten maken.

ARTIKELGEWIJS

Artikel 1. Reikwijdte en werkingsduur

Met artikel 1 wordt de reikwijdte van de regeling beperkt tot toevoegingen voor verlening van rechtsbijstand of mediation, die zijn afgegeven in de jaren 2020 en 2021. Dit ijkpunt sluit aan bij dat van de reguliere indexering van de basisvergoeding, zoals geregeld in artikel 3, derde lid, van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000. Dit betekent bijvoorbeeld dat een toevoeging die is afgegeven in 2019, maar waarvan de vergoeding wordt vastgesteld in 2020, niet onder de reikwijdte van deze regeling valt en dus ook niet in aanmerking komt voor de aanvullende vergoeding van 10,88 euro (excl. omzetbelasting) per punt. Omgekeerd geldt dat een toevoeging die is afgegeven in 2021, maar waarvan de vergoeding wordt vastgesteld in 2022, wel onder de reikwijdte van de regeling valt. Ook piketzaken vallen onder deze regeling. Daarvoor geldt als ijkpunt het jaar waarin de eerste piketverrichting heeft plaatsgevonden.

Artikel 2. Aanvullende vergoeding

Dit artikel ziet op de toekenning van een aanvullende vergoeding van 10,88 euro (excl. omzetbelasting) per punt die een rechtsbijstandverlener of mediator toegekend krijgt krachtens de Wrb. In het tweede lid wordt geregeld dat de aanvullende vergoeding geen betrekking heeft op de zogenoemde extra-uren-vergoeding. De redenen hiervoor zijn in het algemeen deel toegelicht. De subsidie omvat, naast aanvullende vergoeding, tevens de omzetbelasting die verschuldigd is over de aanvullende vergoeding. Dit is tot uitdrukking gebracht in de tweede volzin van het eerste lid van artikel 2.

Artikel 3. Subsidieplafond

Zoals in het algemeen deel al is toegelicht, heeft de aanvullende vergoeding uitsluitend betrekking op de eerste 1.500 punten die een rechtsbijstandverlener of mediator toegekend krijgt heeft krachtens de Wrb voor in 2020 of in 2021 afgegeven toevoegingen of verleende piketrechtsbijstand. Dit is geregeld in artikel 3. Bij de telling van de grens van 1.500 punten worden de punten die toegekend worden op grond van de extra uren regeling niet meegeteld. De aanvullende vergoeding van 10,88 euro (excl. omzetbelasting) per punt is immers niet van toepassing op extra uren.

Artikelen 4 en 5. Aanvraag uitbetaling

Omwille van de eenvoud en het voorkomen van onnodige administratieve lasten, worden aanvragen om het vaststellen van de vergoeding die toegekend wordt krachtens de Wrb van rechtswege aangemerkt als verzoeken tot het verlenen van de aanvullende vergoeding als bedoeld in artikel 2. De rechtsbijstandverlener of mediator hoeft derhalve niets extra’s te doen om de aanvullende vergoeding te ontvangen; deze wordt ingevolge de voorliggende regeling van rechtswege uitgevoerd door de raad voor rechtsbijstand. De aanvullende vergoeding bij wijze van voorschot uitbetaald. De uitbetaling vindt zoveel mogelijk tegelijkertijd plaats met de gebruikelijke vergoeding die toegekend wordt krachtens de Wrb.

Artikel 6. Vaststelling

De aanvullende vergoeding wordt bij wijze van voorschot verstrekt. Dit betekent dat de in artikel 2 bedoelde subsidie pas kan worden vastgesteld nadat een advocaat of mediator de grens van 1.500 punten is gepasseerd of na afloop van het jaar waarin de aanvullende subsidie is verleend. Om uitvoeringstechnische redenen wordt ervoor gekozen om alle subsidies op grond van artikel 2 vast te stellen na afloop van het jaar waarin deze zijn verleend. Een op grond van artikel 2 in 2020 verleende subsidie wordt derhalve in 2021 vastgesteld. Omdat alle in artikel 2 bedoelde subsidies bij wijze van voorschot worden uitbetaald, kan het voorkomen dat er op enig moment meer is vergoed dan waar recht op bestaat. Voor zover er vergoedingen zijn uitbetaald boven de in artikel 3 bedoelde grens van 1.500 punten, worden deze verrekend met een andere krachtens de Wrb verstrekte subsidie, dan wel teruggevorderd op grond van artikel 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 7. Verrekening

Ter uitvoering van de grens van 1.500 punten zal de raad jaarlijks aan de hand van tellingen achteraf bezien of een rechtsbijstandverlener of mediator de grens van 1.500 punten heeft gepasseerd. Dit kan meebrengen dat een rechtsbijstandverlener of mediator, achteraf gezien, in het jaar 2020 of 2021 ook een aanvullende vergoeding van 10,88 euro (excl. omzetbelasting) per punt heeft ontvangen voor punten boven de eerdergenoemde grens van 1.500 punten. Wanneer bijvoorbeeld een rechtsbijstandverlener of mediator voor verleende rechtsbijstand op grond van in 2021 afgegeven toevoegingen recht heeft op 1.600 punten, dan zal aan hem ook over de 100 punten boven de genoemde grens per punt een aanvullende vergoeding van 10,88 euro (excl. omzetbelasting) zijn uitbetaald, achteraf gezien ten onrechte. De aanvullende vergoeding over de in het voorbeeld bedoelde 100 punten is in dat geval onverschuldigd betaald. Deze onverschuldigd betaalde vergoeding kan in beginsel op grond van artikel 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht worden teruggevorderd. Op grond van artikel 7 kan de raad evenwel teveel betaalde vergoedingen verrekenen met toekomstige vergoedingen die een rechtsbijstandverlener of mediator toegekend krijgt krachtens de Wrb. De toekomstige vergoedingen waarmee verrekend kan worden beperken zich niet tot aanspraken op de aanvullende vergoedingen ingevolge de voorliggende regeling.

Rechtsbijstandverleners en mediators dienen bij de aanvraag om vaststelling van de vergoeding er derhalve rekening mee te houden dat in geval van het passeren van de grens van 1.500 punten teveel uitbetaalde vergoedingen kunnen worden teruggevorderd of verrekend met toekomstige aanspraken op vergoedingen. Om effecten voor rechtsbijstandverleners en mediators zo klein mogelijk te houden, zal de raad voor rechtsbijstand in voorkomende gevallen zoveel mogelijk tot verrekening over gaan en pas wanneer dit niet mogelijk blijkt, kunnen besluiten tot terugvordering.

Naar boven