Besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 18 december 2019, 2019-0000179046, tot wijziging van de Beleidsregels toepassing Besluit onderstand BES 2019 in verband met aanpassingen in de vermogenstoets en de introductie van een pensioenvrijlating

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 6 en 18 van het Besluit onderstand BES;

Besluit:

ARTIKEL I

De Beleidsregels toepassing Besluit onderstand BES 2019 worden als volgt gewijzigd:

A

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6. In aanmerking te nemen vermogen bij middelentoets algemene onderstand

Bij de beoordeling of de persoon in zodanige omstandigheden verkeert dat hij niet de middelen kan verwerven om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien neemt de Minister mede het vermogen (bezittingen minus schulden) van belanghebbende in aanmerking.

Indien de belanghebbende vermogen heeft, dient daarop in beginsel te worden ingeteerd, waarbij de volgende vermogensvrijlating geldt als maatstaf:

 

Bonaire

Sint Eustatius

Saba

Niet AOV-gerechtigde leeftijd

     

Alleenstaande

4.380

5.300

5.230

Gehuwden

8.760

10.600

10.460

AOV-gerechtigde leeftijd

     

Alleenstaande

8.760

10.600

10.460

Gehuwden

17.520

21.200

20.920

Als vermogen wordt niet in aanmerking genomen:

  • een uitkering in verband met geleden immateriële schade voor zover dit, gelet op aard en hoogte ervan, vanuit het oogpunt van onderstandverlening verantwoord is;

  • bezittingen in natura die naar hun aard en waarde algemeen gebruikelijk zijn dan wel, gelet op de omstandigheden van persoon en gezin, gebruikelijk zijn;

  • de economische waarde van de woning die tevens hoofdverblijf is, tenzij de Minister vaststelt dat de waarde van de eigen woning in alle redelijkheid wel bij het inkomen kan worden betrokken, bijvoorbeeld in geval van beschikbaarheid van andere geschikte woonruimte;

  • voor AOV-gerechtigden die een beroep doen op de onderstand is een inkomensvrijlating voor pensioen van toepassing van USD 25 per twee weken.

Grondslag: Artikel 6 Besluit onderstand BES (individuele beoordeling in zodanige omstandigheden verkeren dat belanghebbende niet de middelen kan verwerven om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien) en artikel 18 Besluit onderstand BES (vaststelling over welke middelen belanghebbende beschikt of redelijkerwijs kan beschikken).

B

Artikel 9 vervalt.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2020.

Dit besluit zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 18 december 2019

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze: C.A. Herstel de directeur-generaal Sociale Zekerheid en Integratie

TOELICHTING

Deze wijziging van de Beleidsregels toepassing Besluit onderstand BES 2019 (hierna: de beleidsregels) bevat een aantal aanpassingen ten aanzien van de inkomens- en vermogenstoets. Het gaat om het introduceren van een ruimere vermogensvrijlating, het uitsluiten van fraudevorderingen bij de vermogenstoets en het introduceren van een pensioenvrijlating. Deze maatregelen worden hieronder toegelicht.

Ook vervalt artikel 9 van de beleidsregels. Die beleidsregel is door de introductie van de toeslag bij de AOV-gerechtigde leeftijd per 1 januari 2020 (Stb. 2019, 188) overbodig geworden.

Vermogensvrijlating

In de vorige beleidsregel werd spaargeld tot een bedrag van 10 maal het voor de persoonlijke en leefsituatie van belanghebbende toepasselijke onderstandsbedrag per twee weken vrijgelaten. Om de vermogensvrijlating in de onderstand te verduidelijken voor betrokkenen en te vereenvoudigen voor de uitvoering zijn met de wijzigingen per 1 januari 2020 standaardbedragen geïntroduceerd. Om meer recht te doen aan het spaargeld dat een betrokkene heeft opgebouwd voor na het bereiken van de AOV-gerechtigde leeftijd, gaat het om aparte bedragen voor wel en niet AOV-gerechtigden in de onderstand. De bedragen zoals opgenomen in de tabel in artikel 6 worden jaarlijks geïndexeerd.

De standaardbedragen voor de vermogensvrijlating voor niet AOV-gerechtigden zijn voor een alleenstaande gebaseerd op het maximale bedrag dat een alleenstaande zonder kinderen, die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, per 1 januari 2020 aan onderstand kan ontvangen per twee weken vermenigvuldigd met 10. Omdat een volledig en duurzaam arbeidsongeschikte in de onderstand die zelfstandig woont vanaf 1 januari 2020 uitkomt op het wettelijk minimumloon (WML), zijn de standaardbedragen tevens gelijk aan het WML per twee weken vermenigvuldigd met 10. Dit is daarmee de maximale vermogensvrijlating die bij ongewijzigd beleid op basis van de vorige beleidsregels op 1 januari 2020 toegepast zou worden. Door dit generiek toe te passen, zullen verschillende groepen een ruimere vrijlating ervaren. Géén groep krijgt te maken met een beperktere vrijlating dan waar bij ongewijzigd beleid sprake van zou zijn.

Om meer recht te doen aan AOV-gerechtigden met spaargeld zijn de bedragen voor AOV-gerechtigden ten opzichte van niet AOV-gerechtigden verdubbeld. Omdat geen betrouwbare cijfers beschikbaar zijn over het vermogen van betrokkenen, is voor de eenvoud gekozen voor een verdubbeling. De wijziging betekent een verruiming van de vermogensvrijlating voor alle AOV-gerechtigden. Hiermee wordt voorkomen dat sparen voor het pensioen ontmoedigd wordt terwijl het aantal mensen met pensioen beperkt is.

Pensioenvrijlating

Als een AOV-gerechtigde een aanvraag doet voor een aanvulling vanuit de onderstand en de betrokkene inkomen heeft uit pensioen, dan kan dat conform de systematiek in de onderstand leiden tot een lager onderstandsbedrag. Dit heeft tot gevolg dat betrokkenen die pensioen hebben opgebouwd, niet of slechts gedeeltelijk in aanmerking komen voor een aanvulling vanuit de onderstand.

Om recht te doen aan het pensioen dat de betrokkene heeft opgebouwd en om te voorkomen dat pensioenopbouw ontmoedigd wordt, is een pensioenvrijlating geïntroduceerd. Het gaat om een vrijlating per persoon van 25 dollar per twee weken. Dit is ongeveer 20 procent van de aanvulling vanuit de onderstand waarvoor een alleenstaande AOV-gerechtigde met volledige AOV maximaal in aanmerking komt. Het hanteren van een standaardbedrag in plaats van een percentage is eenvoudiger voor de uitvoering en eenvoudiger in de communicatie. Daarom wordt geen rekening gehouden met het verschil in pensioen dat betrokkenen hebben opgebouwd.

De aanpassingen van de beleidsregel treden in werking met ingang van 1 januari 2020. Dit is tegelijkertijd met de introductie van de toeslag bij de AOV-gerechtigde leeftijd.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze: C.A. Herstel de directeur-generaal Sociale Zekerheid en Integratie

Naar boven