Besluit van de Directeur-Generaal Belastingdienst van 17 december 2019, nr. 2019-0000073040 houdende wijziging van het Mandaatbesluit Directoraat-Generaal Belastingdienst 2018

De Directeur-Generaal Belastingdienst,

Handelende in overeenstemming met de Secretaris-Generaal van het Ministerie van Financiën;

Gelet op artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 4, 10, 11, 14, 20, 20a, 20c en 20d van het Organisatie- en mandaatbesluit Ministerie van Financiën 2015;

Besluit:

ARTIKEL I

Het Mandaatbesluit Directoraat-Generaal Belastingdienst 2018 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Bij tijdelijke afwezigheid of verhindering van de gemandateerde worden diens taken volledig uitgeoefend door een aangewezen plaatsvervanger. De aanwijzing van een plaatsvervanger geschiedt door de mandaatgever met inachtneming van het Organisatiebesluit directoraat-generaal Belastingdienst 2018 en in overeenstemming met de algemene leiding DGBD ten aanzien van de directeuren van de topstructuur DGBD.

    De aanwijzing van een plaatsvervanger anders dan plaatsvervanger voor de directeuren van de topstructuur DGBD, geschiedt door de directeur van de topstructuur DGBD van het betreffende organisatieonderdeel met inachtneming van het Organisatiebesluit directoraat-generaal Belastingdienst 2018.

B

Het derde lid van artikel 7 vervalt.

C

Aan artikel 8 wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • 4. Verplichtingen van of boven de € 50.000,– exclusief BTW worden alleen aangegaan mits er goedkeuring is van de controller van de concerndirectie Control & Financiën.

D

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Raamovereenkomsten/overige verplichtingen: de budgethouder is bevoegd tot het aangaan van raamovereenkomsten zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012, alsmede tot het aangaan van andere financiële verplichtingen volgend uit de aanbestedingsprocedures zoals bedoeld in de Aanbestedingswet 2012. Het gunningsbesluit wordt door de budgethouder vastgesteld waarbij tevens machtiging wordt verleend aan de functionaris van SSO Centrum voor Facilitaire Dienstverlening conform de bevoegdheden genoemd in het derde, vierde en vijfde lid.

2. Aan artikel 9 wordt een derde tot en met vijfde onderdeel toegevoegd, luidende:

  • 3. Overeenkomsten voortkomend uit een Europese aanbesteding (ongeacht het bedrag) worden ondertekend door directeur SSO Centrum voor Facilitaire Dienstverlening, met uitzondering van diegenen die voortkomen uit Categoriemanagement. Het gunningsbesluit wordt door de budgethouder vastgesteld waarbij tevens machtiging wordt verleend aan de functionaris van SSO Centrum voor Facilitaire Dienstverlening.

  • 4. Overeenkomsten uit onderhandse aanbestedingen, mini-competities en contractmutaties worden ondertekend door het afdelingshoofd of de teammanager Inkoopuitvoeringscentrum (IUC) na akkoord van de budgethouder. Een teammanager is bevoegd te ondertekenen tot het bedrag van een Europese aanbesteding. Overeenkomsten uit onderhandse aanbestedingen, mini-competities en contractmutaties met een bedrag hoger dan het bedrag van de Europese aanbesteding worden ondertekent door het afdelingshoofd IUC.

  • 5. Procesgerelateerde stukken worden door het afdelingshoofd of de teammanager IUC getekend.

E

Aan artikel 12 wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • 3. De functionaris die bevoegd is tot het aanstellen, benoemen en plaatsen in een bepaalde functie is ook bevoegd tot het verlenen van ontslag aan de in die functie aangestelde ambtenaar, tenzij deze bevoegdheid vanwege de grond voor het ontslag elders ligt.

F

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef komt te luiden:

Met inachtneming van hetgeen is bepaald in voorgaande artikelen en in hoofdstuk 5 van het Organisatie- en mandaatbesluit Ministerie van Financiën 2015 zijn de directeuren van de topstructuur DGBD bevoegd om ten aanzien van het tot het eigen organisatieonderdeel behorende personeel namens de Staatssecretaris de in het eerste tot en met achtste onderdeel en tiende tot en met dertiende onderdeel genoemde rechtspositionele handelingen en besluiten te verrichten of te nemen en ten aanzien van het tot het Directoraat-Generaal Belastingdienst behorende personeel namens de Staatssecretaris de in het negende onderdeel genoemde rechtspositionele handeling te verrichten.

2. Het vierde onderdeel komt te luiden:

  • 4. Toekennen van buitengewoon verlof van lange duur op grond van de artikelen 32b of 34 tot en met 34g ARAR;

3. Het negende onderdeel komt te luiden:

  • 9. Het afnemen van de eed of de belofte voor medewerkers van het Directoraat-Generaal Belastingdienst.

4. Onder vernummering van het tiende tot en met dertiende onderdeel tot elfde tot en met veertiende onderdeel, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • 10. Over het toekennen van studiefaciliteiten als bedoeld in artikel 59 ARAR ten aanzien van ambtenaren met schaal 15 of hoger BBRA 1984, of vanaf een bedrag van € 5.000,–.

G

Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het zesde tot en met drieëntwintigste onderdeel tot achtste tot en met vijfentwintigste onderdeel worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

  • 6. Het beslissen ten aanzien van schadeloosstelling op grond van artikel 69 ARAR tot € 5.000,–, inclusief besluitvorming over schadevergoeding die voortvloeit uit door de rechter vernietigde besluiten;

  • 7. Het toekennen van maatregelen van sociaal flankerend beleid, uitgezonderd de toekenning van een stimuleringspremie op grond van artikel 49tt ARAR;

H

Het achtste onderdeel van artikel 20 vervalt onder vernummering van het negende tot en met vijftiende onderdeel tot achtste tot en met veertiende onderdeel.

I

Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde onderdeel komt te luiden:

  • 3. Ten aanzien van vakantie en verlof als bedoeld in hoofdstuk V van het ARAR;

2. Onder vernummering van het vierde tot en met zesde onderdeel tot vijfde tot en met zevende onderdeel wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • 4. Over het toekennen van studiefaciliteiten als bedoeld in artikel 59 ARAR ten aanzien van ambtenaren tot en met schaal 14 BBRA 1984, tot een bedrag van € 5.000,–.

J

Bijlage 1 komt te luiden:

Bijlage 1

Maximumbedragen in euro’s en exclusief btw voor het aangaan van financiële verplichtingen, als bedoeld in artikel 8:

Functionaris

Grensbedrag in euro’s

Algemeen directeur directie Informatie-Voorziening

5.000.000

Directeuren van de topstructuur DGBD

1.000.000

Directeuren niet behorende tot de topstructuur DGBD

Directeur Caribisch Nederland1

144.0002

Afdelingshoofden

50.0003

Teamleiders

5.000

X Noot
1

Het maximumbedrag voor de directeur Caribisch Nederland is 200.000 US Dollar (is omgerekend het equivalent van het maximumbedrag in euro’s, koersbepaling op 31 augustus 2018).

X Noot
2

Drempelbedrag voor Europese aanbestedingen inzake dienstverlening.

X Noot
3

Bij opdrachten tussen 33.000–50.000 exclusief btw dient meervoudige uitvraag plaats te vinden.

Periodiek zal de indexatie van de opgenomen grensbedragen worden bezien.

Daar waar de functionaris niet is benoemd in de organisatie, geldt de regel dat het mandaat hoger in de organisatie is belegd en daarmee voorbehouden aan de hoger genoemde functionaris.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Directeur-Generaal Belastingdienst, J.J.M. Uijlenbroek

TOELICHTING

Algemeen

De Belastingdienst werkt inmiddels ruim een kwartaal in de nieuw vormgegeven Topstructuur en conform de daarbij behorende verdeling van bevoegdheden. Dit wijzigingsbesluit strekt tot optimalisatie van het Mandaatbesluit Directoraat-Generaal Belastingdienst 2018. Daarmee wordt tevens voorkomen dat de algemene leiding van het Directoraat-Generaal Belastingdienst onnodig wordt belast. Voorliggend wijzigingsbesluit strekt tot wijziging van het Mandaatbesluit Directoraat-Generaal Belastingdienst 2018, dat op 15 december 2018 inwerking is getreden.

De belangrijkste wijzigingen van dit mandaatbesluit zijn de volgende:

Artikelsgewijs

Artikel I

Onder A

De achterliggende gedachte voor de aanwijzing van de plaatsvervanger is dat de mandaatgever één plaatsvervanger aanwijst voor de directeuren topstructuur DGBD. Voor de lagen onder de directeuren topstructuur DGBD wijst de directeur topstructuur binnen het eigen organisatieonderdeel de plaatsvervanger van een leidinggevende aan. Dit om te voorkomen dat de Directeur-Generaal Belastingdienst alle plaatsvervangers zelf moet gaan aanwijzen als mandaatgever. Daarbij is afgesproken dat de plaatsvervanger aangewezen wordt in de eigen managementlaag (horizontale vervanging) met uitzondering van de directeuren topstructuur DGBD en moet de plaatsvervanger zijn vastgelegd in het mandaatregister. Voor iedere gemandateerde kan dus maar één plaatsvervanger aangewezen worden. Hiermee is beoogd elke onduidelijkheid weg te nemen aangaande plaatsvervanging.

Onder C

Het woord ‘uitgeven’ wordt in de toelichting op het artikel aangepast in ‘verplichten’; dit geldt voor het gehele mandaatbesluit. Immers, het mandaatbesluit gaat over wie welke verplichtingen mag aangaan.

Onder E

Ten aanzien van de functionaris die bevoegd is tot aanstellen, benoemen en plaatsen van ambtenaren geldt dat deze ook bevoegd is tot het ontslaan van die ambtenaren tenzij die bevoegdheid op basis van de grond voor ontslag elders is belegd. De mogelijkheid tot ontslaan was niet geregeld zodat deze bevoegdheid in lijn met de overige bevoegdheden geregeld wordt.

Onder F

De vervanging van de verwijzing naar artikel 39g door artikel 34g heeft te maken met een abusievelijk eerder opgenomen onjuiste verwijzing. Daarbij is de toevoeging ‘voor zover het buitengewoon verlof niet wordt verleend voorafgaand aan het ontslag’ vervallen.

Het afnemen van de eed of belofte was slechts voor het eigen dienstonderdeel belegd bij de directeuren topstructuur DGBD. In de praktijk leverde dit het probleem op dat bij afwezigheid van de directeur en diens plaatsvervanger er geen eed of belofte afgelegd kon worden. Gezien de huidige instroom van nieuwe Belastingdienstmedewerkers is dat niet wenselijk omdat de nieuwe medewerkers onder meer middels het afleggen van de eed of belofte bewust gemaakt worden van de geldende integriteitsnormen. Met deze wijziging wordt het mogelijk voor de directeuren topstructuur DGBD om ook de eed of belofte af te nemen bij medewerkers van andere dienstonderdelen.

Ook worden de directeuren van de topstructuur Directoraat-Generaal Belastingdienst bevoegd om rechtspositionele handelingen te verrichten en besluiten te nemen ten aanzien van het toekennen van studiefaciliteiten voor ambtenaren vanaf schaal 15 BBRA 1984 of een bedrag van € 5.000,– of meer.

Onder G

De overige directeuren of vergelijkbare leidinggevende functionarissen worden bevoegd ten aanzien van het beslissen over een schadeloosstelling tot € 5.000,– op grond van artikel 69 ARAR en het toekennen van maatregelen van sociaal flankerend beleid met uitzondering van de stimuleringspremie ex artikel 49tt ARAR.

Onder H

De bevoegdheid tot het toekennen van maatregelen van sociaal flankerend beleid is nu in lijn met artikel 20d van het Organisatie- en Mandaatbesluit Ministerie van Financiën 2015 (geldend vanaf 1 juli 2018). Deze bevoegdheid was op een te laag niveau belegd in het Mandaatbesluit Directoraat-Generaal Belastingdienst 2018.

Onder I

Besluiten ten aanzien van het verlof zoals opgenomen in hoofdstuk V ARAR onder de noemer calamiteitenverlof, verlof bij non-activiteit en verlof voor het bekleden van een functie in een publiekrechtelijk college worden belegd bij teamleiders of vergelijkbare leidinggevende functionarissen. De gedachte hierbij is dat de teamleider bevoegd moet zijn om besluiten te nemen aangaande het overgrote deel van de in hoofdstuk V ARAR opgenomen soorten verlof omdat dit ingrijpt in de dagelijkse bedrijfsvoering waarvoor de teamleider verantwoordelijk is.

Bij de teamleiders of de daarmee vergelijkbare leidinggevende functionarissen wordt ook de bevoegdheid neergelegd om besluiten te nemen aangaande de toekenning van studiefaciliteiten van ambtenaren tot en met salarisschaal 14 BBRA 1984 tot een bedrag van € 5.000,–. Hierdoor kunnen gebruikelijke opleidingen voor de onder hen ressorterende medewerkers via een besluit toegekend worden.

Artikel II

Artikel II regelt dat het wijzigingsbesluit de dag na plaatsing in de Staatscourant in werking treedt.

De Directeur-Generaal Belastingdienst, J.J.M. Uijlenbroek

Naar boven