Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2019, 69923 | Overig |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2019, 69923 | Overig |
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op artikel 13, tweede lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, artikel 4, tweede lid, van het Besluit ex artikel 66a ANW 2014, artikel 66, zesde lid, van de Pensioenwet en artikel 78, zesde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling;
Deelt mede:
dat met ingang van 1 januari 2020 in de hierna genoemde regelgeving, de bedragen zijn gewijzigd en als volgt luiden:
Het extra bedrag aan kinderbijslag, genoemd in artikel 7a, tweede lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, bedraagt: € 2.200,64.
Deze mededeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 13 december 2019
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees
Per 1 januari 2020 worden verschillende bedragen in de SZW-regelgeving herzien. In deze mededeling worden nieuwe bedragen voor de Algemene Kinderbijslagwet, het Besluit ex artikel 66a ANW 2014, de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling bekend gemaakt. Deze mededeling volgt op de eerste verzamelmededeling, die is gepubliceerd op 3 december 2019 (Stcrt. 2019, 65478).
Deze mededeling ziet op de indexering van het extra bedrag aan kinderbijslag, genoemd in artikel 7a, tweede lid, van de Algemene Kinderbijslagwet (hierna: AKW) voor het kalenderjaar 2020. Op grond van artikel 13, tweede lid, van de AKW wordt het extra bedrag aan kinderbijslag ieder jaar met ingang van 1 januari aangepast. Dit gebeurt aan de hand van de ontwikkeling van de consumentenprijsindex in een vooraf bepaalde periode.
Het percentage waarmee het bedrag, genoemd in artikel 7a, tweede lid, van de AKW is geïndexeerd, bedraagt 1,73%.
Het basiskinderbijslagbedrag, genoemd in artikel 12, eerste lid, van de AKW wordt in 2020 niet geïndexeerd, omdat op grond van artikel XIXAB van de Verzamelwet SZW 2020 artikel 13 van de Algemene Kinderbijslagwet niet wordt toegepast in het jaar 2020 voor zover het gaat om het verhogen van het bedrag, genoemd in artikel 12, eerste lid, van de Algemene Kinderbijslagwet.
Artikel 66a, eerste en tweede lid, van de Algemene nabestaandenwet (Anw) bevat een overgangsvoorziening voor degene die niet voldoet aan de voorwaarden voor het recht op een nabestaandenuitkering, bedoeld in artikel 14, eerste lid, Anw. In het Besluit ex artikel 66a ANW zijn op grond van artikel 66a, derde lid, Anw, in afwijking van artikel 66a, eerste lid, Anw extra voorwaarden gesteld voor degene die wel aan de voorwaarden van artikel 66a, tweede lid, Anw, maar niet aan de voorwaarde van artikel 66a, eerste lid, Anw voldoet. Een van die voorwaarden is dat de persoon, die voldoet aan de voorwaarden van artikel 66a, tweede lid, Anw of diens echtgenoot vanaf 1 juli 1999 een maandelijkse bijdrage aan de Sociale verzekeringsbank heeft betaald. Het bedrag van de maandelijkse bijdrage is vastgesteld in artikel 4, tweede lid, eerste zin, van het Besluit ex artikel 66a ANW 2014 en wordt, op grond van artikel 4, tweede lid, tweede zin, van dat Besluit, jaarlijks met ingang van 1 januari gewijzigd met het percentage waarmee het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie over de maand oktober daaraan voorafgaand afwijkt van het prijsindexcijfer waarop de laatste vaststelling van de bijdrage is gebaseerd.
Met ingang van 1 januari 2019 is dit bedrag vastgesteld op € 62,16. Het afgeleide prijsindexcijfer is in oktober 2019 met 1,7% (afgerond) gestegen ten opzichte van dat van oktober 2018, zodat het bedrag per 1 januari 2020 uitkomt op € 63,22 per maand.
Kleine pensioenaanspraken kunnen op grond van de artikelen 66, eerste en tweede lid, van de Pensioenwet en 78, eerste en tweede lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, door de pensioenuitvoerder worden afgekocht. Het grensbedrag daarvoor wordt jaarlijks herzien op basis van de Consumentenprijsindex Alle Huishoudens (CPI). De herziening wordt bepaald door de procentuele wijziging die dat indexcijfer over de maand oktober voorafgaand aan de aanpassing heeft ondergaan ten opzichte van de maand oktober van het daaraan voorafgaande jaar.
De CPI van oktober 2019 is door het CBS vastgesteld op 107,16. De CPI van oktober 2018 was 104,32. Het bedrag van € 484,09, leidt na indexering met ingang van 1 januari 2020 tot een nieuwe afkoopgrens van € 497,27.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2019-69923.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.