TOELICHTING
I. ALGEMEEN
1.1. Doel en aanleiding
Met het nieuwe missiegedreven innovatiebeleid1 wil het kabinet de innovatiekracht van de topsectoren gebruiken om grote maatschappelijke
uitdagingen aan te pakken en de concurrentiekracht van ons land te versterken. Onder
meer is het de ambitie van het kabinet dat excellent wetenschappelijk onderzoek ook
daadwerkelijk benut wordt om maatschappelijke vraagstukken aan te pakken en economische
groei te realiseren.
Op dit moment gebeurt dit echter nog te weinig, omdat er sprake is van een leemte
in de valorisatieketen, met name in de pre-seed ontwikkelingsfase. Veel wetenschappelijke
vindingen halen de markt niet omdat wetenschappers en andere onderzoekers vaak niet
de ervaring en kennis hebben die nodig is om te komen tot een marktrijp product en
voor het opzetten van een commerciële organisatie. Daarnaast is het te vroeg voor
private investeerders en/of ervaren ondernemers om in te stappen, omdat het voor hen
nog te onduidelijk is wat de businesscase is. Goede begeleiding door professionals,
zoals business coaches en andere experts, van personen die voornemens zijn een nieuw
product of proces of een nieuwe dienst op de markt te brengen dat of die gebaseerd
is op een wetenschappelijke vinding, kan helpen om dit gat te overbruggen. Door samen
met de onderzoeker en andere betrokkenen bij de (toekomstige) startup een goed doordachte
businesscase te ontwikkelen, krijgen de betrokkenen inzicht in hoe zij de wetenschappelijke
vinding tot de markt kunnen brengen en hoe zij investeerders kunnen aantrekken. Dit
alles leidt uiteindelijk tot betere kennisbenutting.
Gelet op bovenstaande wordt de subsidiemodule Venture Challenge (VC) toegevoegd aan
de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (RNES). De VC-subsidiemodule beoogt meer
valorisatie van kennis door sterkere benutting van onderzoeksresultaten voor markttoepassingen
via het starten van bedrijven. Met de subsidiemodule kan subsidie verstrekt worden
voor teams die voornemens zijn een startup op te richten of die recent een startup
hebben opgericht, voor deelname aan het Venture Challenge programma (VC-programma).
Het VC-programma is een innovatieadviesdienst die in opdracht van het Nederlandse
Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek georganiseerd wordt, en die uit meerdere
bijeenkomsten bestaat, zoals bootcamps en coaching sessies, met ervaren business coaches,
experts en ondernemers uit de sector, waar de teams worden klaargestoomd voor een
succesvolle start van hun bedrijf.
Het doel van het VC-programma is de teams een beter beeld te geven van wat er moet
gebeuren om tot een commercieel interessante propositie voor investeerders te komen.
Omdat het VC-programma bedoeld is voor startups in de zeer vroege ontwikkelingsfase
(in ieder geval voordat de onderneming actief is op de markt en soms zelfs nog voor
de daadwerkelijke oprichting van de onderneming), moeten in bijna alle gevallen nog
extra technologische validatiestappen gezet worden. In het VC-programma krijgen de
teams inzicht in welke wijze van validatie voor hun (toekomstige) startup vanuit commercieel
perspectief relevant is, waardoor de kans op een beter product of betere dienst toeneemt.
Het voordeel van een programma waaraan meerdere teams tegelijkertijd deelnemen, is
dat de teams van elkaar kunnen leren door elkaar feedback te geven en uit te dagen.
Ook bouwen de teams onderling een goed netwerk op, doordat ze gezamenlijk door deze
‘pressurecooker’ gaan.
De VC-subsidiemodule wordt, bij wijze van pilot, in eerste instantie alleen voor de
topsector Life Sciences & Health (hierna: LSH) opengesteld. Met name in deze sector
is behoefte aan dit instrument, omdat de basis voor de meeste bedrijven zeer wetenschappelijk
is en het ontwikkeltraject lang en kostbaar. Betrokkenheid van de wetenschapper is
daarbij meestal essentieel om tot een succesvol resultaat te komen. Het VC-programma
wordt gefinancierd vanuit middelen die al door het Ministerie van Economische Zaken
en Klimaat (EZK) gereserveerd waren voor het Topconsortium voor Kennis en Innovatie
(TKI) LSH. De subsidiemodule is dermate generiek opgesteld dat de subsidiemodule in
de toekomst ook kan worden opengesteld voor andere topsectoren, wanneer daar behoefte
aan blijkt. Begin 2022 zal het VC-programma geëvalueerd worden en op basis daarvan
zal besloten worden of het een vervolg krijgt.
1.2. Hoofdlijnen van het instrument
Het instrument richt zich op teams van ten minste drie personen die voornemens zijn
een nieuwe startup op te richten of recent opgericht hebben, die er op gericht is
een nieuw product of proces of nieuwe dienst op de markt te brengen, gebaseerd op
een nieuwe technische vinding of een nieuwe toepassing van een reeds bestaande technologie,
voortkomend uit wetenschappelijk onderzoek. Omdat de subsidiemodule (nu nog) beperkt
is tot (toekomstige) startups die actief zijn binnen de topsector LSH, moet het nieuwe
product of proces of de nieuwe dienst passen binnen de doelstellingen van de topsector
LSH. Meer specifiek betreft het een nieuwe therapie of nieuw medicijn, nieuw diagnosticum,
nieuw medisch hulpmiddel of een nieuwe technologie die mogelijkheden biedt voor het
ontdekken, ontwikkelen of toedienen van geneesmiddelen.
In geval van academische spin-offs bestaat het team uit de PhD of post doctoraal onderzoeker
die de wetenschappelijke vinding heeft gedaan, vergezeld door een of meerdere collega’s
of een professor, eventueel aangevuld met een business developer van de betrokken
Technology Transfer Office. In geval van een niet-academische starter betreft het
in ieder geval de wetenschapper of onderzoeker die de wetenschappelijke vinding heeft
gedaan, de (toekomstige) oprichters van de startup en eventueel de medewerkers en
adviseurs.
De subsidieontvangers krijgen een subsidie voor de kosten van deelname van de teams
aan het VC-programma dat bestaat uit meerdere VC-bijeenkomsten, zoals bootcamps en
coaching sessies, waarin de deelnemers onder begeleiding van ervaren business coaches,
aangevuld met experts en ondernemers uit het LSH veld, werken aan het opzetten en/of
aanscherpen van de businesscase (venture plan) voor hun startup en waar zij worden
gecoacht om dit venture plan op adequate wijze te presenteren. Ze worden getraind
om een goed doordachte businesscase te ontwikkelen voor hun startup die ze vervolgens
kunnen gebruiken om financiering op te halen of om klanten te overtuigen. Het venture
plan dat binnen het VC-programma wordt gerealiseerd is een goed hulpmiddel voor het
opstellen van een businesscase, maar niet het enige doel. Minstens zo belangrijk is
ook de pitch die zij op het eind van het VC-programma kunnen neerzetten. Uiteindelijk
zijn beide slechts verschillende handvatten voor het opstellen van een kwalitatief
goed doordachte businesscase.
Aan het einde van het programma presenteren de VC-teams hun venture plan voor een
panel in aanwezigheid van LSH investeerders. Het gehele traject van de eerste bootcamp
tot de eindpresentaties duurt ongeveer twaalf weken.
Aan het eind van het VC-programma hebben de deelnemers:
-
– een duidelijk beeld van de kansen en risico’s van hun (toekomstige) startup en de
commerciële haalbaarheid daarvan;
-
– een helder plan van aanpak voor de vervolgperiode, waaronder inzicht in de daarvoor
benodigde financiering;
-
– een scherpe presentatie die gebruikt kan worden voor het ophalen van financiering
bij investeerders;
-
– een venture plan waarin hun business case helder wordt beschreven;
-
– een goede introductie bij relevante investeerders en experts uit het LSH veld.
Thans wordt voorzien dat de subsidiemodule twee keer per jaar opengesteld zal worden:
een voorjaarsronde en een najaarsronde. De openstellingen worden opgenomen in de openstellingsregeling
voor EZK- en LNV-subsidies, bedoeld in artikel 16 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies
(hierna: Kaderbesluit). De eerste openstelling van deze subsidieregeling, opgenomen
in de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2020, loopt van 21 januari 2020
tot en met 25 februari 2020, met een subsidieplafond van € 104.000,–. Hiermee kunnen
naar verwachting zes subsidieaanvragen gehonoreerd worden.
De precieze data voor de bijeenkomsten van het betreffende VC-programma zullen, voor
openstelling van de VC-subsidiemodule voor de betreffende ronde, bekend worden gemaakt
op de website van uitvoerder de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
(www.nwo.nl/venturechallenge).
1.3. Afweging ten opzichte van overige instrumenten
Het topsectorenbeleid op het terrein van LSH is erop gericht om innovatie, nieuwe
bedrijvigheid én oplossingen voor patiënten te stimuleren op basis van gevalideerd
wetenschappelijk onderzoek. Het EZK-subsidie-instrumentarium voorziet in de stimulering
van verschillende onderdelen in de valorisatieketen. De EZK subsidie-instrumenten
die het dichtst bij de VC-subsidiemodule komen zijn de subsidiemodules thematische
technology transfer (TTT, opgenomen in titel 3.22 van de RNES) en Vroegefasefinanciering
en haalbaarheidsstudie (VFF, opgenomen in titel 3.16 van de RNES). De wijze waarop
de VC-subsidiemodule zich verhoudt tot deze instrumenten, wordt hieronder schematisch
toegelicht:
|
VC-subsidiemodule
|
TTT subsidiemodule
|
VFF subsidiemodule
|
Doelgroep
|
Potentiële starters en reeds gestarte MKB-bedrijven die nog niet actief zijn op de
markt. Zowel academische als niet-academische starters.
|
(Potentiële) starters, beperkt blijvend tot academische spin-offs.
|
Starters, zowel academische als niet-academisch, en gevestigde MKB-bedrijven. Deelnemers
VFF kunnen het VC-programma hebben gevolgd.
|
Doelstelling
|
Business readiness voor individueel (potentieel) bedrijf.
|
Business readiness in samenwerking met financiers; binnen meerjarig strategisch programma
gericht op thematische technologie transfer.
|
Haalbaarheidsstudie naar kansrijkheid van slagen op de markt van het idee.
|
Werkingsprincipe
|
Subsidie voor deelname aan het Venture Challenge programma.
|
Consortium van kennisinstellingen en investeerders die meerjarig strategisch samenwerken,
financieel ondersteund door subsidies en leningen.
|
Lening.
|
Daarnaast is er een relatie met de subsidiemodule TKI MKB-versterking (titel 3.3 van
de RNES) en de MIT-innovatie-adviesprojecten, onderdeel van de subsidiemodule MKB
innovatiestimulering topsectoren (titel 3.4 van de RNES). De eerstgenoemde subsidiemodule
richt zich op kennisdeling en netwerkvorming tussen midden- en klein bedrijven (MKB).
De MIT-innovatie-adviesprojecten richten zich op innovatieadviesdiensten van kennisinstellingen
en onafhankelijke adviesorganisaties aan MKB-bedrijven. Deze subsidiemodules hebben
een bredere scope wat doelgroep en adviesactiviteiten betreft, en zijn niet specifiek
gericht op (potentiële) starters.
De VC-subsidiemodule voorziet in de zeer vroege ontwikkelingsfase van een onderneming:
pre-Seed, voordat de onderneming actief is op een markt, en soms zelfs vóór formele
oprichting ervan. De VC-subsidiemodule richt zich op academische en niet-academische
(toekomstige) startups, waarvan de (toekomstige) oprichters en eventuele andere betrokkenen
bij de startups, nog weinig of geen ondernemersvaardigheden hebben ontwikkeld. Het
VC-programma is een efficiënte en effectieve manier om met relatief beperkte middelen
in één keer meerdere teams een business readiness programma aan te bieden. Het VC-programma
werkt versterkend voor subsidie-instrumenten als VFF, doordat het venture plan als
basis voor het VFF-projectplan kan dienen.
1.4. Staatssteun
De subsidie die ten behoeve van de VC-teams verstrekt wordt voor deelname aan het
VC-programma is aan te merken als staatssteun in de zin van artikel 107, eerste lid,
van het Verdrag betreffende de werking van de EU. Deze staatssteun kan geoorloofd
worden verleend op grond van artikel 28 van de algemene groepsvrijstellingsverordening
(AGVV), bedoeld in artikel 1.1 van de RNES. Deze subsidiemodule voldoet aan en gaat
niet verder dan de voorwaarden van artikel 28 van de AGVV. Het VC-programma kwalificeert
als een innovatieadviesdienst als bedoeld in de artikelen 2, onderdeel 94, en 28,
vierde lid, van de AGVV. In artikel 28, vierde lid, is opgenomen dat voor innovatieadviesdiensten
een subsidie tussen de 50 en 100 procent van de subsidiabele kosten verstrekt mag
worden, wanneer het totale bedrag aan subsidie dat een subsidieontvanger heeft ontvangen
voor innovatieadviesdiensten en diensten inzake innovatieondersteuning ten hoogste
€ 200.000 bedraagt over een periode van drie jaar. De subsidieontvangers dienen een
klein deel van de subsidiabele kosten zelf te dragen (de eigen bijdrage, bedoeld in
artikel 3.23.5). Het subsidiepercentage bedraagt naar verwachting (zie verder de toelichting
bij de artikelen 3.23.3 en 3.23.4), tussen de 80 en 90 procent van de totale subsidiabele
kosten. Daarom dienen de subsidieaanvragers op grond van artikel 3.23.10, tweede lid,
onderdeel f, een ‘innovatieadviesdienstverklaring’ aan te leveren, waaruit moet blijken
dat subsidieverlening niet zal leiden tot overschrijding van het plafond voor innovatiediensten
en diensten inzake innovatieondersteuning (het eerder genoemde bedrag van € 200.000).
In de innovatieadviesdienstverklaring geven de subsidieaanvragers aan hoeveel subsidie
zij in de afgelopen drie belastingjaren al op grond van artikel 28 van de AGVV hebben
ontvangen, waarna berekend kan worden of onderhavige subsidie nog verstrekt kan worden
onder artikel 28 van de AGVV. De aanvraag om subsidie zal worden afgewezen, indien
de subsidie zou leiden tot overschrijding van dit plafond (artikel 22, onderdeel b,
subonderdeel 2°, van het Kaderbesluit). Ook wordt voldaan aan de algemene voorwaarden
uit de AGVV. Deze zijn deels opgenomen in het Kaderbesluit (zie bijvoorbeeld de artikelen
6, eerste lid, 8, 10, zesde lid, 22, eerste lid, onderdelen b, c en d) en deels in
deze subsidiemodule (zie artikel 3.23.10, eerste lid). De Europese Commissie zal door
middel van een kennisgeving binnen 20 werkdagen na inwerkingtreden van de subsidiemodule
op de hoogte worden gesteld, conform artikel 11, onderdeel a, van de AGVV.
1.5. Regeldruk
Deze regeling brengt regeldruk met zich mee voor de entiteiten die ervan willen profiteren:
zij moeten een subsidie aanvragen voor de kosten voor deelname aan een VC-programma.
Er zijn lasten bij de aanvraag van de subsidie. Ervan uitgaande dat jaarlijks 24 aanvragen
worden ingediend waarvan er 12 gehonoreerd kunnen worden, is de totale regeldruk naar
schatting € 7092. Afgezet tegen het totale subsidiebedrag betekent dit een regeldruk
van 3,41 procent.
Deze regeldrukparagraaf is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR),
maar is niet geselecteerd voor formele advisering door ATR.
1.6. Uitvoering
Deze subsidiemodule wordt namens de Minister van EZK uitgevoerd door de Nederlandse
Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). De raad van bestuur van de NWO
zal de uitvoering ondermandateren aan NWO-domein Toegepaste en Technische Wetenschappen
(TTW). Hierover zijn afspraken gemaakt tussen EZK en NWO-Domein TTW. De aanvraag wordt
daarnaast ingediend bij NWO en daar in de administratieve systemen opgeslagen en gemonitord.
Bij de beoordeling van de aanvragen zal NWO op basis van de afwijzings- en rangschikkingscriteria
een selectie maken. NWO zal de TKI LSH betrekken bij de uitvoering van de subsidiemodule.
NWO neemt daarbij de wettelijke kaders over gegevensbescherming in acht. NWO is betrokken
geweest bij het opstellen van deze regeling en acht de subsidiemodule uitvoerbaar.
II. ARTIKELEN
Artikel I (titel 3.23 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies)
Artikel 3.23.1 (begripsbepalingen)
Dit artikel bevat de omschrijving van de begrippen die in deze titel worden gebruikt.
Waar nodig worden hieronder de begrippen nader toegelicht, voor zover niet al elders
in de artikelsgewijze toelichting toegelicht.
Het Venture Challenge programma is bedoeld voor teams van ten minste drie natuurlijke
personen (Venture Challenge teams) die voornemens zijn een Venture Challenge startup
op te richten, of die recent een Venture Challenge startup hebben opgericht.
Een Venture Challenge startup (hierna: VC-startup) is een innovatieve onderneming, die erop gericht is een nieuw
product of proces of een nieuwe dienst op de markt te brengen. Dit nieuwe product
of proces of deze nieuwe dienst dient gebaseerd te zijn op een nieuwe technische vinding
of een nieuwe toepassing van een reeds bestaande technologie, voortkomend uit wetenschappelijk
onderzoek. Het moet dus gaan om een kennisintensieve technologische innovatie die
baanbrekend is en waarvoor een concrete toepassing in zicht is. De VC-startup mag
nog niet actief zijn of geweest zijn op een markt, dat wil zeggen dat er nog geen
eerste commerciële verkoop heeft plaatsgevonden (verkopen om de markt te testen mogen
wel). Hiermee wordt geborgd dat alleen ondernemingen worden geholpen in de vroegste
ontwikkelingsfase. Tevens dient de onderneming te voldoen aan de definitie van een
middelgrote of kleine onderneming (kmo) zoals gehanteerd in de AGVV. Een onderneming
wordt als zodanig aangemerkt als het aantal werknemers en de omzet of het balanstotaal
onder bepaalde grenswaarden blijven. Indien een andere onderneming in de betreffende
onderneming overheersende zeggenschap heeft of ten minste over 25 procent van het
kapitaal of de stemrechten daarin beschikt, is in beginsel voor de toepassing van
de definitie het aantal werknemers en de omzet of het balanstotaal van beide ondernemingen
bepalend.
De subsidie kan worden aangevraagd door ofwel de deelnemers in een Venture Challenge samenwerkingsverband (hierna: VC-samenwerkingsverband) indien er nog geen sprake is van een onderneming,
ofwel door de VC-startup zelf (zie ook artikel 3.23.2, eerste lid). De subsidie wordt
verstrekt voor de deelname van het Venture Challenge team aan het Venture Challenge
programma. Het Venture Challenge team (hierna: VC-team) zijn ofwel de deelnemers in het VC-samenwerkingsverband zelf, ingeval
van een subsidieaanvraag door deelnemers in een VC-samenwerkingsverband, ofwel de
oprichter(s), en eventueel de medewerkers of adviseurs, van de VC-startup, in geval
van een subsidieaanvraag door een VC-startup. In beide gevallen moet in ieder geval
de persoon die de technische vinding heeft gedaan of de nieuwe toepassing van een
reeds bestaande technologie heeft ontdekt, zoals de wetenschapper of onderzoeker,
onderdeel uitmaken van het team (conform de definitie van VC-samenwerkingsverband
en van VC-team). Gelet op het wetenschappelijke karakter van het nieuwe product of
proces of de nieuwe dienst en het langdurige ontwikkeltraject, is betrokkenheid van
de wetenschapper essentieel voor het vervolg van het traject.
Het Venture Challenge programma (hierna: VC-programma) is een in opdracht van NWO georganiseerde innovatieadviesdienst,
die bestaat uit meerdere bijeenkomsten (zoals bootcamps, coaching sessies en eindpresentaties).
Gedurende het VC-programma werken de VC-teams, onder begeleiding van ervaren business
coaches, experts en ondernemers uit de sector, aan het opstellen of aanscherpen van
hun venture plan. Daarnaast worden zij gecoacht om dit venture plan op adequate wijze
te presenteren, zodat zij in bij de eindpresentaties een scherpe, korte pitch kunnen
neerzetten die de teams moet helpen financiering aan te trekken voor hun (toekomstige)
VC-startup.
Het venture plan geeft een omschrijving van de commerciële potentie van de (toekomstige) VC-startup
en dient voldoende technische en commerciële details te bevatten om een presentatie
te kunnen geven die potentiele investeerders of potentiële klanten kan overtuigen
van de commerciële potentie van de VC-startup en het nieuwe product of proces of de
nieuwe dienst.
Artikel 3.23.2 (subsidieverstrekking)
In het eerste lid van artikel 3.23.2 is opgenomen wie de subsidie mag aanvragen en
ontvangen. Zoals reeds toegelicht onder artikel 3.23.1, zijn dit de deelnemers in
een VC-samenwerkingsverband of de VC-startup. Deze vragen de subsidie aan voor de
kosten voor deelname van het VC-team (zijnde het VC-samenwerkingsverband zelf, of
in geval van de VC-startup, de oprichter(s) en eventuele medewerkers en adviseurs
van de VC-startup) aan het VC-programma. Tevens is in dit artikel een beperking opgenomen,
waarmee de sector wordt afgebakend waarbinnen de (toekomstige) VC-startup actief moet
zijn. Het moet, zoals reeds toegelicht in het algemeen deel van de toelichting, gaan
om een nieuw product of proces of nieuwe dienst dat of die past binnen de doelstellingen
van de topsector LSH. In het tweede lid wordt nader afgebakend welke producten, processen
of diensten passen binnen die doelstellingen. Het moet gaan om een nieuw medicijn
of nieuwe therapie, een nieuw diagnosticum, een nieuw medische hulpmiddel of een nieuwe
technologie die mogelijkheden biedt voor het ontdekken, ontwikkelen of toedienen van
geneesmiddelen.
Doordat de subsidiemodule zo generiek mogelijk is opgesteld, is het mogelijk om in
de toekomst de subsidiemodule ook open te stellen voor andere topsectoren. In dat
geval zal alleen artikel 3.23.2 aangepast hoeven te worden.
Het organiseren van het VC-programma en het deelnemen daaraan is alleen zinvol indien
er ten minste vijf teams meedoen. Daarom is in het derde lid opgenomen dat de subsidie
slechts verstrekt wordt als voor de betreffende openstelling, na toepassing van de
afwijzingsgronden, ten minste vijf subsidieaanvragen (en dus vijf teams) in aanmerking
komen voor subsidie.
In geval een aanvraag gedaan wordt door deelnemers in een VC-samenwerkingsverband,
wordt de subsidieaanvraag ingediend door een penvoerder (artikel 20 van het Kaderbesluit),
die een van de deelnemers in het samenwerkingsverband is (zie artikel 1 van het Kaderbesluit).
Voor samenwerkingsverbanden zijn in het Kaderbesluit nog andere specifieke bepalingen
opgenomen die met name gericht zijn op lagere administratieve lasten voor de aanvragers
(zie de artikelen 29, 36, 39, tweede lid, en 51 van het Kaderbesluit).
Artikelen 3.23.3 en 3.23.4 (hoogte subsidie en subsidiabele kosten)
Subsidiabel zijn, in afwijking van artikel 10 van het Kaderbesluit, slechts de kosten
die verschuldigd zijn aan de derde (zijnde de partij die door de NWO is ingeschakeld
voor uitvoering van het VC-programma) voor deelname van het VC-team aan het VC-programma.
Omdat de derde partij die het VC-programma zal uitvoeren nog niet door NWO geselecteerd
is, is nog niet bekend welk bedrag de derde partij precies in rekening zal brengen
voor deelname van een VC-team aan het VC-programma, en dus wat het precieze subsidiebedrag
zal zijn. Artikel 3.23.5 bepaalt daarom dat de subsidie wordt vastgesteld op de kosten
die de subsidieontvanger(s) moet(en) betalen aan de derde voor deelname van het VC-team
aan het VC-programma verminderd met de eigen bijdrage. De subsidieaanvragers weten
dus al op voorhand dat zij zelf nooit meer zullen hoeven bijdragen in de subsidiabele
kosten dan de eigen bijdrage, en die is opgenomen in artikel 3.23.5 (hieronder nader
toegelicht).
Bij de aanbesteding zal in ieder geval als voorwaarde worden gesteld dat voor het
beschikbare subsidieplafond plus de eigen bijdragen ten minste vijf teams moeten kunnen
deelnemen (zie ook artikel 3.23.2, derde lid). Gelet op het beschikbare subsidieplafond
van € 104.000,– is daarmee wel al bekend dat de subsidie per gehonoreerde aanvraag
ten hoogste € 20.800,– zal bedragen.
Artikel 3.23.5 (eigen bijdrage)
De subsidieontvanger of, in geval van een VC-samenwerkingsverband, de subsidieontvangers,
moet(en) voor een klein deel zelf bijdragen in de kosten van deelname aan het VC-programma
door het VC-team. Deze eigen bijdrage is afhankelijk van het aantal leden van het
VC-team dat deelneemt aan het VC-programma en wordt bepaald overeenkomstig de opgave,
bedoeld in artikel 3.23.10, tweede lid, onderdeel c, van het aantal deelnemende leden.
Artikel 3.23.6 (verdeling subsidieplafond)
De Minister van EZK verdeelt het subsidieplafond op basis van de rangschikking van
de aanvragen voor subsidie waarop niet afwijzend is beschikt. De rangschikkingscriteria
zijn opgenomen in artikel 3.23.8.
Artikel 3.23.7 (afwijzingsgronden)
In dit artikel zijn de afwijzingsgronden voor een aanvraag opgenomen, aanvullend op
de afwijzingsgronden zoals opgenomen in de artikelen 22 en 23 van het Kaderbesluit.
Onderdeel a ziet erop dat er een wetenschappelijke onderbouwing is voor de kennisintensieve
technologische innovatie en dat er concrete bewijzen zijn dat het in de praktijk gaat
werken. Is het enkel bewezen in het laboratorium (bijvoorbeeld met cellen) of zijn
er ook al testen gedaan op proefdieren? En, wat is er nog aan bewijs nodig voordat
op mensen getest kan worden?
Met onderdelen b en c wordt geborgd dat de (toekomstige) VC-startup zich op een positieve
manier onderscheidt van andere concurrerende startups, door een duidelijk concurrentievoordeel,
en dat de (toekomstige) VC-startup voldoende commerciële potentie heeft. Onder meer
wordt hierbij gekeken of de betrokkenen de immateriële activa goed beschermd hebben,
bijvoorbeeld middels een intellectueel eigendomsrecht, en of de (toekomstige) VC-startup
voldoende vrijheid van handelen (‘freedom to operate’) heeft. Bij de commerciële potentie
wordt onder meer gekeken naar de uitwerking van aanpak en methodiek, de omgang met
risico’s, uitvoerbaarheid, de deelnemende partijen en de mate waarin de beschikbare
middelen effectief of efficiënt worden ingezet.
Omdat de toegevoegde waarde van het VC-programma voor een (toekomstige) VC-startup
grotendeels afhangt van de inzet en de mate van betrokkenheid van het VC-team bij
het programma, wordt een aanvraag op grond van onderdeel d afgewezen als niet voldoende
vertrouwen is dat bij iedere bijeenkomst van het VC-programma minimaal twee leden
van het VC-team aanwezig zijn (van de drie tot vijf deelnemende leden, zie artikel
3.23.10, tweede lid, onderdeel c). Om de continuïteit gedurende het programma te waarborgen,
is het wenselijk dat dit zoveel mogelijk dezelfde leden zijn.
Onderdeel e ziet erop dat geen subsidie wordt verstrekt wanneer een of meer leden
van het VC-team al eerder aan het VC-programma hebben meegedaan met dezelfde nieuwe
technologische vinding of nieuwe toepassing van een bestaande technologie, zonder
dat deze sterk verbeterd is. Nogmaals deelnemen aan het VC-programma zou dan geen
meerwaarde hebben. Omdat voor inwerkingtreding van deze subsidiemodule een programma,
gelijksoortig aan het VC-programma, verzorgd werd door de TKI LSH, is opgenomen dat
deze afwijzingsgrond ook geldt als de deelnemers met dezelfde technologische vinding
of nieuwe toepassing hebben meegedaan aan een voorloper van het VC-programma.
Om een succesvolle VC-startup op te bouwen, moeten de betrokkenen de daarvoor benodigde
capaciteiten in huis hebben. Daarbij is het belangrijk dat er een duidelijke rolverdeling
tussen leden van het VC-team is en zij op elkaar aanvullende capaciteiten bezitten.
Indien er onvoldoende vertrouwen bestaat dat de leden deze capaciteiten bezitten,
wordt de aanvraag afgewezen (onderdeel f).
Artikel 3.23.8 (rangschikkingscriteria)
In het eerste lid van dit artikel zijn de rangschikkingscriteria opgenomen voor de
rangschikking van de aanvragen voor subsidie.
Onderdelen, a, b en c hebben betrekking op de commerciële haalbaarheid en potentie
van het nieuwe product of proces of de nieuwe dienst en de concurrentiepositie van
de VC-startup. Een aanvraag wordt hoger gerangschikt naarmate er een duidelijkere
marktbehoefte is voor het beoogde nieuw product of proces of de nieuwe dienst (onderdeel
a). Met meer vernieuwend (onderdeel b) wordt bezien in hoeverre het beoogde product
of proces of de beoogde dienst duidelijk onderscheidend, of beter is dan producten,
processen of diensten die op dat moment al op de markt zijn of in ontwikkeling bij
andere startups of bedrijven. Bij de beoordeling van het perspectief van de concurrentiepositie
(onderdeel c) wordt onder meer gekeken naar de wijze waarop de immateriële activa
worden beschermd en de handelingsvrijheid van de VC-startup.
Onderdeel d ziet op de kans dat er financiering opgehaald kan worden voor de verdere
ontwikkeling van het nieuwe product of proces of de nieuwe dienst, waarbij gekeken
wordt of er een goed onderbouwd voorstel ligt, dat voldoende potentie heeft investeerders
te overtuigen om te investeren in die VC-startup.
Onderdeel e gaat over de kwaliteit van het VC-team: samenstelling van het team, complementariteit
van de leden, de capaciteiten van de leden en de rolverdeling binnen het team. Bij
de complementariteit en de capaciteiten van de leden wordt onder meer naar de achtergrond
en ervaring van de leden gekeken.
Tot slot wordt een aanvraag hoger gerangschikt naarmate deelname aan het VC-programma
een grotere meerwaarde heeft voor de (toekomstige) VC-startup (onderdeel f).
Conform het tweede lid weegt elk rangschikkingscriterium even zwaar bij de rangschikking.
De subsidieaanvrager zal de verschillende onderdelen moeten onderbouwen in de aanvraag.
Artikel 3.23.9 (verplichtingen subsidieontvanger)
In dit artikel zijn de subsidieverplichtingen opgenomen. Zo mag de subsidie door de
subsidieontvanger alleen aangewend worden voor het betalen van de subsidiabele kosten
voor het VC-programma dat start op de in de subsidiebeschikking genoemde datum (eerste
lid).
In de subsidieaanvraag moet aangegeven worden hoeveel leden, met een minimum van drie
en een maximum van vijf, van het VC-team zullen deelnemen aan het VC-programma (artikel
3.23.10, tweede lid, onderdeel c). De toegevoegde waarde van het VC-programma voor
de (toekomstige) VC-startup is grotendeels afhankelijk van actieve deelname van de
VC-teams aan het programma. Om te borgen dat er voldoende leden van ieder VC-team
deelnemen aan iedere VC-bijeenkomst, is daarom in het tweede lid van artikel 3.23.9
opgenomen dat aan iedere VC-bijeenkomst ten minste twee en maximaal vijf leden van
het VC-team moeten deelnemen. Er mogen echter niet meer leden van een VC-team deelnemen
dan opgegeven bij de subsidieaanvraag, omdat het VC-programma wordt ingericht aan
de hand van het aantal opgegeven deelnemers, en ook de eigen bijdrage gebaseerd is
op de opgave van het aantal deelnemende leden (zie artikel 3.23.5).
Gedurende het VC-programma zullen de VC-teams gezamenlijke bijeenkomsten hebben, waarbij
zij zeer waarschijnlijk met elkaar informatie zullen delen over het door hen ontwikkelde
of te ontwikkelen nieuwe product, proces of dienst en de achterliggende technologie.
Dit kan concurrentiegevoelige informatie zijn, die geheim moet blijven. Dit is dan
ook middels het derde lid als verplichting aan de VC-teams opgelegd.
Ingeval de subsidieontvanger een VC-startup is, dient deze er zorg voor te dragen
dat het VC-team voldoet aan de verplichtingen in het tweede en derde lid.
Artikel 3.23.10 (informatieverplichtingen)
In dit artikel zijn de informatieverplichtingen bij een aanvraag opgenomen. De subsidie
wordt verstrekt onder de AGVV. Daarom dient de aanvraag in ieder geval de gegevens
van artikel 6, tweede lid, van de AGVV te bevatten (eerste lid). Daarnaast bevat de
aanvraag ten minste de gegevens, bedoeld in het tweede lid.
Omdat de subsidie voor een innovatieadviesdienst op grond van artikel 28, vierde lid,
van de AGVV alleen tussen de 50 en 100 procent mag bedragen, wanneer de totale subsidie
voor innovatieadviesdiensten en diensten inzake innovatieondersteuning, inclusief
onderhavige subsidie, niet meer bedraagt dan € 200.000 over een periode van drie jaar,
dient de subsidieontvanger de daartoe benodigde innovatieadviesdienstverklaring aan
te leveren (tweede lid, onderdeel f). In deze verklaring dient de subsidieaanvrager
aan te geven hoeveel subsidie deze reeds heeft ontvangen op grond van artikel 28 van
de AGVV, waarmee beoordeeld kan worden of de subsidieverlening niet leidt tot overschrijding
van het in artikel 28, vierde lid, van de AGVV gestelde plafond. Indien de subsidie
aangevraagd wordt door deelnemers in een VC-samenwerkingsverband, dient iedere deelnemer
een aparte innovatieadviesdienstverklaring aan te leveren.
Ten behoeve van de selectie kunnen interviews worden gehouden met de aanvragers (derde
lid). Het interview is uitsluitend bedoeld om de aanvraag te verduidelijken en niet
bedoeld om de nieuwe informatie aan te leveren en/of de aanvraag aan te vullen. Tijdens
deze interviews wordt de aanvraag gepresenteerd door het VC-team en zullen door het
selectiecomité vragen gesteld worden. Bij de aanvraag dient een opgave gedaan te worden
van de beschikbaarheid voor zo’n interview (tweede lid, onderdeel e).
Artikel 3.23.11 (staatssteun)
De subsidie kan worden gerechtvaardigd op grond van artikel 28 van de AGVV. De staatssteunaspecten
zijn verder toegelicht in paragraaf 1.4 van het algemeen deel van deze toelichting.
Artikel 3.23.12 (vervaltermijn)
Gelet op artikel 4.10, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016, vervalt deze subsidiemodule
met ingang van 1 januari 2025.
Artikel II
Met dit artikel is de eerste openstelling van deze subsidieregeling opgenomen in de
Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2020. Deze loopt van 21 januari 2020 tot
en met 25 februari 2020, met een subsidieplafond van € 104.000,–. Hiermee kunnen naar
verwachting zes subsidieaanvragen gehonoreerd worden.
Artikel III
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2020, een vast verandermoment.
Met publicatie minder dan twee maanden voordien wordt afgeweken van het beleid inzake
vaste verandermomenten, zoals opgenomen in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor
de regelgeving. Dit is gerechtvaardigd, omdat de doelgroep gebaat is bij spoedige
inwerkingtreding, opdat de subsidiemodule in januari 2020 voor een eerste keer opengesteld
kan worden.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
M.C.G. Keijzer