Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 13 december 2019, nr. WJZ/ 19097734, tot wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies in verband met de invoering van een subsidiemodule voor Venture Challenge

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op de artikelen 2, eerste lid, 4, 5, eerste en tweede lid, 15, 17, eerste lid, 19, tweede lid, 25, 34, eerste lid, en 44, tweede lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

In de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies wordt na titel 3.22 een titel ingevoegd, luidende:

Titel 3.23. Venture Challenge

Artikel 3.23.1. Begripsbepalingen

In deze titel wordt verstaan onder:

eigen bijdrage:

eigen bijdrage van de subsidieontvanger of subsidieontvangers in de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 3.23.5;

innovatieadviesdienstverklaring:

verklaring van een deelnemer aan een Venture Challenge samenwerkingsverband of van een Venture Challenge startup waaruit blijkt dat subsidieverlening niet zal leiden tot overschrijding van het plafond voor innovatiediensten en diensten inzake innovatieondersteuning, bedoeld in artikel 28, vierde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

Venture Challenge programma:

in opdracht van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek georganiseerde innovatieadviesdienst als bedoeld in de artikelen 2, onderdeel 94, en 28, vierde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, bestaande uit Venture Challenge bijeenkomsten waarin de deelnemende Venture Challenge teams onder begeleiding van ervaren business coaches, andere experts en ondernemers uit de sector werken aan het opzetten of aanscherpen van het venture plan van hun al dan niet toekomstige Venture Challenge startup en dit venture plan leren presenteren;

Venture Challenge samenwerkingsverband:

samenwerkingsverband, bestaande uit ten minste drie natuurlijke personen, waaronder in ieder geval de persoon die die de nieuwe technische vinding heeft gedaan of de nieuwe toepassing van een reeds bestaande technologie heeft ontdekt, en die voornemens zijn gezamenlijk een Venture Challenge startup op te richten;

Venture Challenge startup:

kleine onderneming of middelgrote onderneming die:

  • a. ten tijde van de verstrekking van de subsidie op grond van deze titel niet actief is of is geweest op een markt; en

  • b. erop gericht is een nieuw product of proces, of nieuwe dienst op de markt te brengen, gebaseerd op een nieuwe technische vinding of een nieuwe toepassing van een reeds bestaande technologie, voortkomend uit wetenschappelijk onderzoek;

Venture Challenge team:

team van ten minste drie natuurlijke personen, bestaande uit:

  • a. de oprichter of oprichters en eventuele medewerkers of adviseurs van een Venture Challenge startup, waaronder in ieder geval de persoon die de nieuwe technische vinding heeft gedaan of de nieuwe toepassing van een reeds bestaande technologie heeft ontdekt; of

  • b. de deelnemers in een Venture Challenge samenwerkingsverband;

venture plan:

beschrijving van de commerciële potentie van de al dan niet toekomstige Venture Challenge startup met het oog op exploitatie van de nieuwe technische vinding of de nieuwe toepassing van een reeds bestaande technologie en het aantrekken van financiers, inhoudend in ieder geval een beschrijving van:

  • a. het probleem;

  • b. de unieke oplossing die het nieuwe product of proces of de nieuwe dienst biedt;

  • c. het stadium van het ontwikkelingstraject van het nieuwe product of proces of de nieuwe dienst;

  • d. de financieringsbehoefte en verwachte opbrengsten van de al dan niet toekomstige Venture Challenge startup;

  • e. de belangrijkste risico’s en een plan van aanpak om deze risico’s te mitigeren.

Artikel 3.23.2. Subsidieverstrekking
  • 1. Op aanvraag verstrekt de minister subsidie voor deelname van een Venture Challenge team aan het Venture Challenge programma aan de deelnemers in een Venture Challenge samenwerkingsverband of aan een Venture Challenge startup, dat of die erop gericht is een nieuw product of proces of een nieuwe dienst op de markt te brengen dat of die past binnen de doelstellingen van de topsector Life Sciences & Health.

  • 2. Een nieuw product of proces of een nieuwe dienst als bedoeld in het eerste lid, is een nieuw medicijn of nieuwe therapie, een nieuw diagnosticum, een nieuw medisch hulpmiddel of een nieuwe technologie die mogelijkheden biedt voor het ontdekken, ontwikkelen of toedienen van geneesmiddelen.

  • 3. De subsidie, bedoeld in het eerste lid, wordt uitsluitend verstrekt, indien, na toepassing van de afwijzingsgronden, bedoeld in de artikelen 22 en 23 van het besluit en artikel 3.23.7, ten minste vijf subsidieaanvragen in aanmerking komen voor subsidie en deze aanvragen zijn ingediend gedurende de openstellingsperiode, genoemd in de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 16 van het besluit.

Artikel 3.23.3. Hoogte subsidie

De subsidie, bedoeld in artikel 3.23.2, eerste lid, bedraagt de subsidiabele kosten verminderd met de eigen bijdrage.

Artikel 3.23.4. Subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 10 van het besluit zijn de subsidiabele kosten alle kosten voor deelname van het Venture Challenge team aan het Venture Challenge programma, die verschuldigd zijn aan de derde die het Venture Challenge programma uitvoert.

Artikel 3.23.5. Eigen bijdrage

De eigen bijdrage wordt bepaald aan de hand van de opgave, bedoeld in artikel 3.23.10, tweede lid, onderdeel c, van het aantal leden van het Venture Challenge team dat deelneemt aan het Venture Challenge programma, en is vastgesteld op:

  • a. € 2000, bij deelname van drie leden;

  • b. € 2500, bij deelname van vier leden;

  • c. € 3000, bij deelname van vijf leden.

Artikel 3.23.6. Verdeling subsidieplafond

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van rangschikking van de aanvragen.

Artikel 3.23.7. Afwijzingsgronden

De minister beslist afwijzend op een aanvraag voor subsidie, indien:

  • a. de werking van het nieuwe product of proces of de nieuwe dienst onvoldoende gevalideerd is middels concrete, experimentele data;

  • b. een duidelijk concurrentievoordeel voor de al dan niet toekomstige Venture Challenge startup ontbreekt;

  • c. de al dan niet toekomstige Venture Challenge startup of het nieuwe product of proces of de nieuwe dienst onvoldoende commerciële potentie heeft;

  • d. er onvoldoende vertrouwen is dat bij elke Venture Challenge bijeenkomst minimaal twee leden van het Venture Challenge team aanwezig zijn;

  • e. een of meerdere leden van het Venture Challenge team reeds eerder met dezelfde nieuwe technologische vinding of nieuwe toepassing van een reeds bestaande technologie mee hebben gedaan aan het Venture Challenge programma of een voorloper daarvan, zonder dat deze technologie of nieuwe toepassing sterk verbeterd is;

  • f. er onvoldoende vertrouwen bestaat dat de leden van het Venture Challenge team de capaciteiten hebben om een succesvolle Venture Challenge startup op te bouwen.

Artikel 3.23.8. Rangschikkingscriteria
  • 1. De minister rangschikt de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist, hoger, naarmate:

    • a. het commerciële perspectief van het nieuwe product of proces of de nieuwe dienst groter is;

    • b. het nieuwe product of proces of de nieuwe dienst meer vernieuwend is;

    • c. de concurrentiepositie van de al dan niet toekomstige Venture Challenge startup een beter perspectief heeft;

    • d. de financieringspotentie van de al dan niet toekomstige Venture Challenge startup groter is;

    • e. de kwaliteit van het Venture Challenge team hoger is, gelet op de mate van complementariteit van de leden, de capaciteiten van de leden en de rolverdeling binnen het team;

    • f. de toegevoegde waarde van deelname aan het Venture Challenge Programma voor de al dan niet toekomstige Venture Challenge startup groter is.

  • 2. Voor de rangschikking wegen de in het eerste lid genoemde criteria even zwaar.

Artikel 3.23.9. Verplichtingen subsidieontvanger
  • 1. De subsidie wordt slechts aangewend ter dekking van de subsidiabele kosten van het Venture Challenge programma dat start op de in de beschikking tot subsidieverlening genoemde datum.

  • 2. Aan iedere Venture Challenge bijeenkomst nemen minimaal twee en maximaal vijf leden van het Venture Challenge team deel, doch nooit meer dan opgegeven bij de subsidieaanvraag.

  • 3. De leden van het Venture Challenge team houden de niet-openbare kennis van de andere deelnemende Venture Challenge teams, die gedeeld wordt tijdens het Venture Challenge programma, geheim.

  • 4. Indien de subsidieontvanger een Venture Challenge startup is, zorgt deze ervoor dat het Venture Challenge team voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in het tweede en derde lid.

Artikel 3.23.10. Informatieverplichtingen
  • 1. Een aanvraag om subsidie bevat ten minste de gegevens, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 2. Onverminderd het eerste lid bevat een aanvraag om subsidie ten minste:

    • a. indien een subsidieaanvraag wordt gedaan door een Venture Challenge startup:

      • 1°. gegevens over de Venture Challenge startup, waaronder de naam van de Venture Challenge startup, de grootte van de onderneming, het nummer waaronder de onderneming geregistreerd is bij de Kamer van Koophandel en het post- en bezoekadres;

      • 2°. gegevens van de leden van het Venture Challenge team en de contactpersoon, waaronder de namen, telefoonnummers en e-mailadressen;

    • b. indien een subsidieaanvraag wordt gedaan door deelnemers in een Venture Challenge samenwerkingsverband:

      • 1°. gegevens over de deelnemers en de contactpersoon van de penvoerder, waaronder de namen, de namen van de organisaties waar zij werkzaam zijn, de post- en bezoekadressen, telefoonnummers en e-mailadressen;

      • 2°. de werktitel van de toekomstige Venture Challenge startup;

    • c. een opgave van het aantal leden van het Venture Challenge team dat zal deelnemen aan de Venture Challenge bijeenkomsten, met een minimum van drie en een maximum van vijf leden;

    • d. een applicatieformulier, inhoudende:

      • 1°. een korte beschrijving van de verbetering die het product, proces of de nieuwe dienst beoogd te bewerkstelligen;

      • 2°. een korte beschrijving van het nieuwe product of proces of de nieuwe dienst en de achterliggende wetenschap of technologie en de mate waarin de werking van het nieuwe product of proces of de nieuwe dienst gevalideerd is middels concrete, experimentele data;

      • 3°. een inschatting van de markt;

      • 4°. een beschrijving van de uniciteit van het nieuwe product of proces of de nieuwe dienst;

      • 5°. een beschrijving van het Venture Challenge team, waaruit in ieder geval de achtergrond van, de motivatie van en de rolverdeling binnen het team blijkt;

    • e. een opgave van beschikbaarheid voor een interview als bedoeld in het derde lid;

    • f. de innovatieadviesdienstverklaring of, in geval van een Venture Challenge samenwerkingsverband, de innovatieadviesdienstverklaringen.

  • 3. Indien dit wenselijk wordt geacht voor de beoordeling van de aanvraag, kan een interview deel uitmaken van de aanvraagprocedure.

Artikel 3.23.11. Staatssteun

De subsidie, bedoeld in artikel 3.23.2, eerste lid, bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door artikel 28 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 3.23.12. Vervaltermijn

Deze titel vervalt met ingang van 1 januari 2025, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn verleend.

ARTIKEL II

In de tabel, behorende bij artikel 1 van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2020, wordt na de rijen met betrekking tot titel 3.16, vroegefasefinanciering, een rij ingevoegd, luidende:

Titel 3.23: Venture Challenge

3.23.2

Life Sciences & Health (LSH)

 

21-01-2020 t/m 25-02-2020

€ 104.000

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 13 december 2019

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

TOELICHTING

I. ALGEMEEN

1.1. Doel en aanleiding

Met het nieuwe missiegedreven innovatiebeleid1 wil het kabinet de innovatiekracht van de topsectoren gebruiken om grote maatschappelijke uitdagingen aan te pakken en de concurrentiekracht van ons land te versterken. Onder meer is het de ambitie van het kabinet dat excellent wetenschappelijk onderzoek ook daadwerkelijk benut wordt om maatschappelijke vraagstukken aan te pakken en economische groei te realiseren.

Op dit moment gebeurt dit echter nog te weinig, omdat er sprake is van een leemte in de valorisatieketen, met name in de pre-seed ontwikkelingsfase. Veel wetenschappelijke vindingen halen de markt niet omdat wetenschappers en andere onderzoekers vaak niet de ervaring en kennis hebben die nodig is om te komen tot een marktrijp product en voor het opzetten van een commerciële organisatie. Daarnaast is het te vroeg voor private investeerders en/of ervaren ondernemers om in te stappen, omdat het voor hen nog te onduidelijk is wat de businesscase is. Goede begeleiding door professionals, zoals business coaches en andere experts, van personen die voornemens zijn een nieuw product of proces of een nieuwe dienst op de markt te brengen dat of die gebaseerd is op een wetenschappelijke vinding, kan helpen om dit gat te overbruggen. Door samen met de onderzoeker en andere betrokkenen bij de (toekomstige) startup een goed doordachte businesscase te ontwikkelen, krijgen de betrokkenen inzicht in hoe zij de wetenschappelijke vinding tot de markt kunnen brengen en hoe zij investeerders kunnen aantrekken. Dit alles leidt uiteindelijk tot betere kennisbenutting.

Gelet op bovenstaande wordt de subsidiemodule Venture Challenge (VC) toegevoegd aan de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (RNES). De VC-subsidiemodule beoogt meer valorisatie van kennis door sterkere benutting van onderzoeksresultaten voor markttoepassingen via het starten van bedrijven. Met de subsidiemodule kan subsidie verstrekt worden voor teams die voornemens zijn een startup op te richten of die recent een startup hebben opgericht, voor deelname aan het Venture Challenge programma (VC-programma). Het VC-programma is een innovatieadviesdienst die in opdracht van het Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek georganiseerd wordt, en die uit meerdere bijeenkomsten bestaat, zoals bootcamps en coaching sessies, met ervaren business coaches, experts en ondernemers uit de sector, waar de teams worden klaargestoomd voor een succesvolle start van hun bedrijf.

Het doel van het VC-programma is de teams een beter beeld te geven van wat er moet gebeuren om tot een commercieel interessante propositie voor investeerders te komen. Omdat het VC-programma bedoeld is voor startups in de zeer vroege ontwikkelingsfase (in ieder geval voordat de onderneming actief is op de markt en soms zelfs nog voor de daadwerkelijke oprichting van de onderneming), moeten in bijna alle gevallen nog extra technologische validatiestappen gezet worden. In het VC-programma krijgen de teams inzicht in welke wijze van validatie voor hun (toekomstige) startup vanuit commercieel perspectief relevant is, waardoor de kans op een beter product of betere dienst toeneemt. Het voordeel van een programma waaraan meerdere teams tegelijkertijd deelnemen, is dat de teams van elkaar kunnen leren door elkaar feedback te geven en uit te dagen. Ook bouwen de teams onderling een goed netwerk op, doordat ze gezamenlijk door deze ‘pressurecooker’ gaan.

De VC-subsidiemodule wordt, bij wijze van pilot, in eerste instantie alleen voor de topsector Life Sciences & Health (hierna: LSH) opengesteld. Met name in deze sector is behoefte aan dit instrument, omdat de basis voor de meeste bedrijven zeer wetenschappelijk is en het ontwikkeltraject lang en kostbaar. Betrokkenheid van de wetenschapper is daarbij meestal essentieel om tot een succesvol resultaat te komen. Het VC-programma wordt gefinancierd vanuit middelen die al door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) gereserveerd waren voor het Topconsortium voor Kennis en Innovatie (TKI) LSH. De subsidiemodule is dermate generiek opgesteld dat de subsidiemodule in de toekomst ook kan worden opengesteld voor andere topsectoren, wanneer daar behoefte aan blijkt. Begin 2022 zal het VC-programma geëvalueerd worden en op basis daarvan zal besloten worden of het een vervolg krijgt.

1.2. Hoofdlijnen van het instrument

Het instrument richt zich op teams van ten minste drie personen die voornemens zijn een nieuwe startup op te richten of recent opgericht hebben, die er op gericht is een nieuw product of proces of nieuwe dienst op de markt te brengen, gebaseerd op een nieuwe technische vinding of een nieuwe toepassing van een reeds bestaande technologie, voortkomend uit wetenschappelijk onderzoek. Omdat de subsidiemodule (nu nog) beperkt is tot (toekomstige) startups die actief zijn binnen de topsector LSH, moet het nieuwe product of proces of de nieuwe dienst passen binnen de doelstellingen van de topsector LSH. Meer specifiek betreft het een nieuwe therapie of nieuw medicijn, nieuw diagnosticum, nieuw medisch hulpmiddel of een nieuwe technologie die mogelijkheden biedt voor het ontdekken, ontwikkelen of toedienen van geneesmiddelen.

In geval van academische spin-offs bestaat het team uit de PhD of post doctoraal onderzoeker die de wetenschappelijke vinding heeft gedaan, vergezeld door een of meerdere collega’s of een professor, eventueel aangevuld met een business developer van de betrokken Technology Transfer Office. In geval van een niet-academische starter betreft het in ieder geval de wetenschapper of onderzoeker die de wetenschappelijke vinding heeft gedaan, de (toekomstige) oprichters van de startup en eventueel de medewerkers en adviseurs.

De subsidieontvangers krijgen een subsidie voor de kosten van deelname van de teams aan het VC-programma dat bestaat uit meerdere VC-bijeenkomsten, zoals bootcamps en coaching sessies, waarin de deelnemers onder begeleiding van ervaren business coaches, aangevuld met experts en ondernemers uit het LSH veld, werken aan het opzetten en/of aanscherpen van de businesscase (venture plan) voor hun startup en waar zij worden gecoacht om dit venture plan op adequate wijze te presenteren. Ze worden getraind om een goed doordachte businesscase te ontwikkelen voor hun startup die ze vervolgens kunnen gebruiken om financiering op te halen of om klanten te overtuigen. Het venture plan dat binnen het VC-programma wordt gerealiseerd is een goed hulpmiddel voor het opstellen van een businesscase, maar niet het enige doel. Minstens zo belangrijk is ook de pitch die zij op het eind van het VC-programma kunnen neerzetten. Uiteindelijk zijn beide slechts verschillende handvatten voor het opstellen van een kwalitatief goed doordachte businesscase.

Aan het einde van het programma presenteren de VC-teams hun venture plan voor een panel in aanwezigheid van LSH investeerders. Het gehele traject van de eerste bootcamp tot de eindpresentaties duurt ongeveer twaalf weken.

Aan het eind van het VC-programma hebben de deelnemers:

  • een duidelijk beeld van de kansen en risico’s van hun (toekomstige) startup en de commerciële haalbaarheid daarvan;

  • een helder plan van aanpak voor de vervolgperiode, waaronder inzicht in de daarvoor benodigde financiering;

  • een scherpe presentatie die gebruikt kan worden voor het ophalen van financiering bij investeerders;

  • een venture plan waarin hun business case helder wordt beschreven;

  • een goede introductie bij relevante investeerders en experts uit het LSH veld.

Thans wordt voorzien dat de subsidiemodule twee keer per jaar opengesteld zal worden: een voorjaarsronde en een najaarsronde. De openstellingen worden opgenomen in de openstellingsregeling voor EZK- en LNV-subsidies, bedoeld in artikel 16 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies (hierna: Kaderbesluit). De eerste openstelling van deze subsidieregeling, opgenomen in de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2020, loopt van 21 januari 2020 tot en met 25 februari 2020, met een subsidieplafond van € 104.000,–. Hiermee kunnen naar verwachting zes subsidieaanvragen gehonoreerd worden.

De precieze data voor de bijeenkomsten van het betreffende VC-programma zullen, voor openstelling van de VC-subsidiemodule voor de betreffende ronde, bekend worden gemaakt op de website van uitvoerder de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (www.nwo.nl/venturechallenge).

1.3. Afweging ten opzichte van overige instrumenten

Het topsectorenbeleid op het terrein van LSH is erop gericht om innovatie, nieuwe bedrijvigheid én oplossingen voor patiënten te stimuleren op basis van gevalideerd wetenschappelijk onderzoek. Het EZK-subsidie-instrumentarium voorziet in de stimulering van verschillende onderdelen in de valorisatieketen. De EZK subsidie-instrumenten die het dichtst bij de VC-subsidiemodule komen zijn de subsidiemodules thematische technology transfer (TTT, opgenomen in titel 3.22 van de RNES) en Vroegefasefinanciering en haalbaarheidsstudie (VFF, opgenomen in titel 3.16 van de RNES). De wijze waarop de VC-subsidiemodule zich verhoudt tot deze instrumenten, wordt hieronder schematisch toegelicht:

 

VC-subsidiemodule

TTT subsidiemodule

VFF subsidiemodule

Doelgroep

Potentiële starters en reeds gestarte MKB-bedrijven die nog niet actief zijn op de markt. Zowel academische als niet-academische starters.

(Potentiële) starters, beperkt blijvend tot academische spin-offs.

Starters, zowel academische als niet-academisch, en gevestigde MKB-bedrijven. Deelnemers VFF kunnen het VC-programma hebben gevolgd.

Doelstelling

Business readiness voor individueel (potentieel) bedrijf.

Business readiness in samenwerking met financiers; binnen meerjarig strategisch programma gericht op thematische technologie transfer.

Haalbaarheidsstudie naar kansrijkheid van slagen op de markt van het idee.

Werkingsprincipe

Subsidie voor deelname aan het Venture Challenge programma.

Consortium van kennisinstellingen en investeerders die meerjarig strategisch samenwerken, financieel ondersteund door subsidies en leningen.

Lening.

Daarnaast is er een relatie met de subsidiemodule TKI MKB-versterking (titel 3.3 van de RNES) en de MIT-innovatie-adviesprojecten, onderdeel van de subsidiemodule MKB innovatiestimulering topsectoren (titel 3.4 van de RNES). De eerstgenoemde subsidiemodule richt zich op kennisdeling en netwerkvorming tussen midden- en klein bedrijven (MKB). De MIT-innovatie-adviesprojecten richten zich op innovatieadviesdiensten van kennisinstellingen en onafhankelijke adviesorganisaties aan MKB-bedrijven. Deze subsidiemodules hebben een bredere scope wat doelgroep en adviesactiviteiten betreft, en zijn niet specifiek gericht op (potentiële) starters.

De VC-subsidiemodule voorziet in de zeer vroege ontwikkelingsfase van een onderneming: pre-Seed, voordat de onderneming actief is op een markt, en soms zelfs vóór formele oprichting ervan. De VC-subsidiemodule richt zich op academische en niet-academische (toekomstige) startups, waarvan de (toekomstige) oprichters en eventuele andere betrokkenen bij de startups, nog weinig of geen ondernemersvaardigheden hebben ontwikkeld. Het VC-programma is een efficiënte en effectieve manier om met relatief beperkte middelen in één keer meerdere teams een business readiness programma aan te bieden. Het VC-programma werkt versterkend voor subsidie-instrumenten als VFF, doordat het venture plan als basis voor het VFF-projectplan kan dienen.

1.4. Staatssteun

De subsidie die ten behoeve van de VC-teams verstrekt wordt voor deelname aan het VC-programma is aan te merken als staatssteun in de zin van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de EU. Deze staatssteun kan geoorloofd worden verleend op grond van artikel 28 van de algemene groepsvrijstellingsverordening (AGVV), bedoeld in artikel 1.1 van de RNES. Deze subsidiemodule voldoet aan en gaat niet verder dan de voorwaarden van artikel 28 van de AGVV. Het VC-programma kwalificeert als een innovatieadviesdienst als bedoeld in de artikelen 2, onderdeel 94, en 28, vierde lid, van de AGVV. In artikel 28, vierde lid, is opgenomen dat voor innovatieadviesdiensten een subsidie tussen de 50 en 100 procent van de subsidiabele kosten verstrekt mag worden, wanneer het totale bedrag aan subsidie dat een subsidieontvanger heeft ontvangen voor innovatieadviesdiensten en diensten inzake innovatieondersteuning ten hoogste € 200.000 bedraagt over een periode van drie jaar. De subsidieontvangers dienen een klein deel van de subsidiabele kosten zelf te dragen (de eigen bijdrage, bedoeld in artikel 3.23.5). Het subsidiepercentage bedraagt naar verwachting (zie verder de toelichting bij de artikelen 3.23.3 en 3.23.4), tussen de 80 en 90 procent van de totale subsidiabele kosten. Daarom dienen de subsidieaanvragers op grond van artikel 3.23.10, tweede lid, onderdeel f, een ‘innovatieadviesdienstverklaring’ aan te leveren, waaruit moet blijken dat subsidieverlening niet zal leiden tot overschrijding van het plafond voor innovatiediensten en diensten inzake innovatieondersteuning (het eerder genoemde bedrag van € 200.000). In de innovatieadviesdienstverklaring geven de subsidieaanvragers aan hoeveel subsidie zij in de afgelopen drie belastingjaren al op grond van artikel 28 van de AGVV hebben ontvangen, waarna berekend kan worden of onderhavige subsidie nog verstrekt kan worden onder artikel 28 van de AGVV. De aanvraag om subsidie zal worden afgewezen, indien de subsidie zou leiden tot overschrijding van dit plafond (artikel 22, onderdeel b, subonderdeel 2°, van het Kaderbesluit). Ook wordt voldaan aan de algemene voorwaarden uit de AGVV. Deze zijn deels opgenomen in het Kaderbesluit (zie bijvoorbeeld de artikelen 6, eerste lid, 8, 10, zesde lid, 22, eerste lid, onderdelen b, c en d) en deels in deze subsidiemodule (zie artikel 3.23.10, eerste lid). De Europese Commissie zal door middel van een kennisgeving binnen 20 werkdagen na inwerkingtreden van de subsidiemodule op de hoogte worden gesteld, conform artikel 11, onderdeel a, van de AGVV.

1.5. Regeldruk

Deze regeling brengt regeldruk met zich mee voor de entiteiten die ervan willen profiteren: zij moeten een subsidie aanvragen voor de kosten voor deelname aan een VC-programma. Er zijn lasten bij de aanvraag van de subsidie. Ervan uitgaande dat jaarlijks 24 aanvragen worden ingediend waarvan er 12 gehonoreerd kunnen worden, is de totale regeldruk naar schatting € 7092. Afgezet tegen het totale subsidiebedrag betekent dit een regeldruk van 3,41 procent.

Deze regeldrukparagraaf is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR), maar is niet geselecteerd voor formele advisering door ATR.

1.6. Uitvoering

Deze subsidiemodule wordt namens de Minister van EZK uitgevoerd door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). De raad van bestuur van de NWO zal de uitvoering ondermandateren aan NWO-domein Toegepaste en Technische Wetenschappen (TTW). Hierover zijn afspraken gemaakt tussen EZK en NWO-Domein TTW. De aanvraag wordt daarnaast ingediend bij NWO en daar in de administratieve systemen opgeslagen en gemonitord. Bij de beoordeling van de aanvragen zal NWO op basis van de afwijzings- en rangschikkingscriteria een selectie maken. NWO zal de TKI LSH betrekken bij de uitvoering van de subsidiemodule. NWO neemt daarbij de wettelijke kaders over gegevensbescherming in acht. NWO is betrokken geweest bij het opstellen van deze regeling en acht de subsidiemodule uitvoerbaar.

II. ARTIKELEN

Artikel I (titel 3.23 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies)

Artikel 3.23.1 (begripsbepalingen)

Dit artikel bevat de omschrijving van de begrippen die in deze titel worden gebruikt. Waar nodig worden hieronder de begrippen nader toegelicht, voor zover niet al elders in de artikelsgewijze toelichting toegelicht.

Het Venture Challenge programma is bedoeld voor teams van ten minste drie natuurlijke personen (Venture Challenge teams) die voornemens zijn een Venture Challenge startup op te richten, of die recent een Venture Challenge startup hebben opgericht.

Een Venture Challenge startup (hierna: VC-startup) is een innovatieve onderneming, die erop gericht is een nieuw product of proces of een nieuwe dienst op de markt te brengen. Dit nieuwe product of proces of deze nieuwe dienst dient gebaseerd te zijn op een nieuwe technische vinding of een nieuwe toepassing van een reeds bestaande technologie, voortkomend uit wetenschappelijk onderzoek. Het moet dus gaan om een kennisintensieve technologische innovatie die baanbrekend is en waarvoor een concrete toepassing in zicht is. De VC-startup mag nog niet actief zijn of geweest zijn op een markt, dat wil zeggen dat er nog geen eerste commerciële verkoop heeft plaatsgevonden (verkopen om de markt te testen mogen wel). Hiermee wordt geborgd dat alleen ondernemingen worden geholpen in de vroegste ontwikkelingsfase. Tevens dient de onderneming te voldoen aan de definitie van een middelgrote of kleine onderneming (kmo) zoals gehanteerd in de AGVV. Een onderneming wordt als zodanig aangemerkt als het aantal werknemers en de omzet of het balanstotaal onder bepaalde grenswaarden blijven. Indien een andere onderneming in de betreffende onderneming overheersende zeggenschap heeft of ten minste over 25 procent van het kapitaal of de stemrechten daarin beschikt, is in beginsel voor de toepassing van de definitie het aantal werknemers en de omzet of het balanstotaal van beide ondernemingen bepalend.

De subsidie kan worden aangevraagd door ofwel de deelnemers in een Venture Challenge samenwerkingsverband (hierna: VC-samenwerkingsverband) indien er nog geen sprake is van een onderneming, ofwel door de VC-startup zelf (zie ook artikel 3.23.2, eerste lid). De subsidie wordt verstrekt voor de deelname van het Venture Challenge team aan het Venture Challenge programma. Het Venture Challenge team (hierna: VC-team) zijn ofwel de deelnemers in het VC-samenwerkingsverband zelf, ingeval van een subsidieaanvraag door deelnemers in een VC-samenwerkingsverband, ofwel de oprichter(s), en eventueel de medewerkers of adviseurs, van de VC-startup, in geval van een subsidieaanvraag door een VC-startup. In beide gevallen moet in ieder geval de persoon die de technische vinding heeft gedaan of de nieuwe toepassing van een reeds bestaande technologie heeft ontdekt, zoals de wetenschapper of onderzoeker, onderdeel uitmaken van het team (conform de definitie van VC-samenwerkingsverband en van VC-team). Gelet op het wetenschappelijke karakter van het nieuwe product of proces of de nieuwe dienst en het langdurige ontwikkeltraject, is betrokkenheid van de wetenschapper essentieel voor het vervolg van het traject.

Het Venture Challenge programma (hierna: VC-programma) is een in opdracht van NWO georganiseerde innovatieadviesdienst, die bestaat uit meerdere bijeenkomsten (zoals bootcamps, coaching sessies en eindpresentaties). Gedurende het VC-programma werken de VC-teams, onder begeleiding van ervaren business coaches, experts en ondernemers uit de sector, aan het opstellen of aanscherpen van hun venture plan. Daarnaast worden zij gecoacht om dit venture plan op adequate wijze te presenteren, zodat zij in bij de eindpresentaties een scherpe, korte pitch kunnen neerzetten die de teams moet helpen financiering aan te trekken voor hun (toekomstige) VC-startup.

Het venture plan geeft een omschrijving van de commerciële potentie van de (toekomstige) VC-startup en dient voldoende technische en commerciële details te bevatten om een presentatie te kunnen geven die potentiele investeerders of potentiële klanten kan overtuigen van de commerciële potentie van de VC-startup en het nieuwe product of proces of de nieuwe dienst.

Artikel 3.23.2 (subsidieverstrekking)

In het eerste lid van artikel 3.23.2 is opgenomen wie de subsidie mag aanvragen en ontvangen. Zoals reeds toegelicht onder artikel 3.23.1, zijn dit de deelnemers in een VC-samenwerkingsverband of de VC-startup. Deze vragen de subsidie aan voor de kosten voor deelname van het VC-team (zijnde het VC-samenwerkingsverband zelf, of in geval van de VC-startup, de oprichter(s) en eventuele medewerkers en adviseurs van de VC-startup) aan het VC-programma. Tevens is in dit artikel een beperking opgenomen, waarmee de sector wordt afgebakend waarbinnen de (toekomstige) VC-startup actief moet zijn. Het moet, zoals reeds toegelicht in het algemeen deel van de toelichting, gaan om een nieuw product of proces of nieuwe dienst dat of die past binnen de doelstellingen van de topsector LSH. In het tweede lid wordt nader afgebakend welke producten, processen of diensten passen binnen die doelstellingen. Het moet gaan om een nieuw medicijn of nieuwe therapie, een nieuw diagnosticum, een nieuw medische hulpmiddel of een nieuwe technologie die mogelijkheden biedt voor het ontdekken, ontwikkelen of toedienen van geneesmiddelen.

Doordat de subsidiemodule zo generiek mogelijk is opgesteld, is het mogelijk om in de toekomst de subsidiemodule ook open te stellen voor andere topsectoren. In dat geval zal alleen artikel 3.23.2 aangepast hoeven te worden.

Het organiseren van het VC-programma en het deelnemen daaraan is alleen zinvol indien er ten minste vijf teams meedoen. Daarom is in het derde lid opgenomen dat de subsidie slechts verstrekt wordt als voor de betreffende openstelling, na toepassing van de afwijzingsgronden, ten minste vijf subsidieaanvragen (en dus vijf teams) in aanmerking komen voor subsidie.

In geval een aanvraag gedaan wordt door deelnemers in een VC-samenwerkingsverband, wordt de subsidieaanvraag ingediend door een penvoerder (artikel 20 van het Kaderbesluit), die een van de deelnemers in het samenwerkingsverband is (zie artikel 1 van het Kaderbesluit). Voor samenwerkingsverbanden zijn in het Kaderbesluit nog andere specifieke bepalingen opgenomen die met name gericht zijn op lagere administratieve lasten voor de aanvragers (zie de artikelen 29, 36, 39, tweede lid, en 51 van het Kaderbesluit).

Artikelen 3.23.3 en 3.23.4 (hoogte subsidie en subsidiabele kosten)

Subsidiabel zijn, in afwijking van artikel 10 van het Kaderbesluit, slechts de kosten die verschuldigd zijn aan de derde (zijnde de partij die door de NWO is ingeschakeld voor uitvoering van het VC-programma) voor deelname van het VC-team aan het VC-programma. Omdat de derde partij die het VC-programma zal uitvoeren nog niet door NWO geselecteerd is, is nog niet bekend welk bedrag de derde partij precies in rekening zal brengen voor deelname van een VC-team aan het VC-programma, en dus wat het precieze subsidiebedrag zal zijn. Artikel 3.23.5 bepaalt daarom dat de subsidie wordt vastgesteld op de kosten die de subsidieontvanger(s) moet(en) betalen aan de derde voor deelname van het VC-team aan het VC-programma verminderd met de eigen bijdrage. De subsidieaanvragers weten dus al op voorhand dat zij zelf nooit meer zullen hoeven bijdragen in de subsidiabele kosten dan de eigen bijdrage, en die is opgenomen in artikel 3.23.5 (hieronder nader toegelicht).

Bij de aanbesteding zal in ieder geval als voorwaarde worden gesteld dat voor het beschikbare subsidieplafond plus de eigen bijdragen ten minste vijf teams moeten kunnen deelnemen (zie ook artikel 3.23.2, derde lid). Gelet op het beschikbare subsidieplafond van € 104.000,– is daarmee wel al bekend dat de subsidie per gehonoreerde aanvraag ten hoogste € 20.800,– zal bedragen.

Artikel 3.23.5 (eigen bijdrage)

De subsidieontvanger of, in geval van een VC-samenwerkingsverband, de subsidieontvangers, moet(en) voor een klein deel zelf bijdragen in de kosten van deelname aan het VC-programma door het VC-team. Deze eigen bijdrage is afhankelijk van het aantal leden van het VC-team dat deelneemt aan het VC-programma en wordt bepaald overeenkomstig de opgave, bedoeld in artikel 3.23.10, tweede lid, onderdeel c, van het aantal deelnemende leden.

Artikel 3.23.6 (verdeling subsidieplafond)

De Minister van EZK verdeelt het subsidieplafond op basis van de rangschikking van de aanvragen voor subsidie waarop niet afwijzend is beschikt. De rangschikkingscriteria zijn opgenomen in artikel 3.23.8.

Artikel 3.23.7 (afwijzingsgronden)

In dit artikel zijn de afwijzingsgronden voor een aanvraag opgenomen, aanvullend op de afwijzingsgronden zoals opgenomen in de artikelen 22 en 23 van het Kaderbesluit.

Onderdeel a ziet erop dat er een wetenschappelijke onderbouwing is voor de kennisintensieve technologische innovatie en dat er concrete bewijzen zijn dat het in de praktijk gaat werken. Is het enkel bewezen in het laboratorium (bijvoorbeeld met cellen) of zijn er ook al testen gedaan op proefdieren? En, wat is er nog aan bewijs nodig voordat op mensen getest kan worden?

Met onderdelen b en c wordt geborgd dat de (toekomstige) VC-startup zich op een positieve manier onderscheidt van andere concurrerende startups, door een duidelijk concurrentievoordeel, en dat de (toekomstige) VC-startup voldoende commerciële potentie heeft. Onder meer wordt hierbij gekeken of de betrokkenen de immateriële activa goed beschermd hebben, bijvoorbeeld middels een intellectueel eigendomsrecht, en of de (toekomstige) VC-startup voldoende vrijheid van handelen (‘freedom to operate’) heeft. Bij de commerciële potentie wordt onder meer gekeken naar de uitwerking van aanpak en methodiek, de omgang met risico’s, uitvoerbaarheid, de deelnemende partijen en de mate waarin de beschikbare middelen effectief of efficiënt worden ingezet.

Omdat de toegevoegde waarde van het VC-programma voor een (toekomstige) VC-startup grotendeels afhangt van de inzet en de mate van betrokkenheid van het VC-team bij het programma, wordt een aanvraag op grond van onderdeel d afgewezen als niet voldoende vertrouwen is dat bij iedere bijeenkomst van het VC-programma minimaal twee leden van het VC-team aanwezig zijn (van de drie tot vijf deelnemende leden, zie artikel 3.23.10, tweede lid, onderdeel c). Om de continuïteit gedurende het programma te waarborgen, is het wenselijk dat dit zoveel mogelijk dezelfde leden zijn.

Onderdeel e ziet erop dat geen subsidie wordt verstrekt wanneer een of meer leden van het VC-team al eerder aan het VC-programma hebben meegedaan met dezelfde nieuwe technologische vinding of nieuwe toepassing van een bestaande technologie, zonder dat deze sterk verbeterd is. Nogmaals deelnemen aan het VC-programma zou dan geen meerwaarde hebben. Omdat voor inwerkingtreding van deze subsidiemodule een programma, gelijksoortig aan het VC-programma, verzorgd werd door de TKI LSH, is opgenomen dat deze afwijzingsgrond ook geldt als de deelnemers met dezelfde technologische vinding of nieuwe toepassing hebben meegedaan aan een voorloper van het VC-programma.

Om een succesvolle VC-startup op te bouwen, moeten de betrokkenen de daarvoor benodigde capaciteiten in huis hebben. Daarbij is het belangrijk dat er een duidelijke rolverdeling tussen leden van het VC-team is en zij op elkaar aanvullende capaciteiten bezitten. Indien er onvoldoende vertrouwen bestaat dat de leden deze capaciteiten bezitten, wordt de aanvraag afgewezen (onderdeel f).

Artikel 3.23.8 (rangschikkingscriteria)

In het eerste lid van dit artikel zijn de rangschikkingscriteria opgenomen voor de rangschikking van de aanvragen voor subsidie.

Onderdelen, a, b en c hebben betrekking op de commerciële haalbaarheid en potentie van het nieuwe product of proces of de nieuwe dienst en de concurrentiepositie van de VC-startup. Een aanvraag wordt hoger gerangschikt naarmate er een duidelijkere marktbehoefte is voor het beoogde nieuw product of proces of de nieuwe dienst (onderdeel a). Met meer vernieuwend (onderdeel b) wordt bezien in hoeverre het beoogde product of proces of de beoogde dienst duidelijk onderscheidend, of beter is dan producten, processen of diensten die op dat moment al op de markt zijn of in ontwikkeling bij andere startups of bedrijven. Bij de beoordeling van het perspectief van de concurrentiepositie (onderdeel c) wordt onder meer gekeken naar de wijze waarop de immateriële activa worden beschermd en de handelingsvrijheid van de VC-startup.

Onderdeel d ziet op de kans dat er financiering opgehaald kan worden voor de verdere ontwikkeling van het nieuwe product of proces of de nieuwe dienst, waarbij gekeken wordt of er een goed onderbouwd voorstel ligt, dat voldoende potentie heeft investeerders te overtuigen om te investeren in die VC-startup.

Onderdeel e gaat over de kwaliteit van het VC-team: samenstelling van het team, complementariteit van de leden, de capaciteiten van de leden en de rolverdeling binnen het team. Bij de complementariteit en de capaciteiten van de leden wordt onder meer naar de achtergrond en ervaring van de leden gekeken.

Tot slot wordt een aanvraag hoger gerangschikt naarmate deelname aan het VC-programma een grotere meerwaarde heeft voor de (toekomstige) VC-startup (onderdeel f).

Conform het tweede lid weegt elk rangschikkingscriterium even zwaar bij de rangschikking. De subsidieaanvrager zal de verschillende onderdelen moeten onderbouwen in de aanvraag.

Artikel 3.23.9 (verplichtingen subsidieontvanger)

In dit artikel zijn de subsidieverplichtingen opgenomen. Zo mag de subsidie door de subsidieontvanger alleen aangewend worden voor het betalen van de subsidiabele kosten voor het VC-programma dat start op de in de subsidiebeschikking genoemde datum (eerste lid).

In de subsidieaanvraag moet aangegeven worden hoeveel leden, met een minimum van drie en een maximum van vijf, van het VC-team zullen deelnemen aan het VC-programma (artikel 3.23.10, tweede lid, onderdeel c). De toegevoegde waarde van het VC-programma voor de (toekomstige) VC-startup is grotendeels afhankelijk van actieve deelname van de VC-teams aan het programma. Om te borgen dat er voldoende leden van ieder VC-team deelnemen aan iedere VC-bijeenkomst, is daarom in het tweede lid van artikel 3.23.9 opgenomen dat aan iedere VC-bijeenkomst ten minste twee en maximaal vijf leden van het VC-team moeten deelnemen. Er mogen echter niet meer leden van een VC-team deelnemen dan opgegeven bij de subsidieaanvraag, omdat het VC-programma wordt ingericht aan de hand van het aantal opgegeven deelnemers, en ook de eigen bijdrage gebaseerd is op de opgave van het aantal deelnemende leden (zie artikel 3.23.5).

Gedurende het VC-programma zullen de VC-teams gezamenlijke bijeenkomsten hebben, waarbij zij zeer waarschijnlijk met elkaar informatie zullen delen over het door hen ontwikkelde of te ontwikkelen nieuwe product, proces of dienst en de achterliggende technologie. Dit kan concurrentiegevoelige informatie zijn, die geheim moet blijven. Dit is dan ook middels het derde lid als verplichting aan de VC-teams opgelegd.

Ingeval de subsidieontvanger een VC-startup is, dient deze er zorg voor te dragen dat het VC-team voldoet aan de verplichtingen in het tweede en derde lid.

Artikel 3.23.10 (informatieverplichtingen)

In dit artikel zijn de informatieverplichtingen bij een aanvraag opgenomen. De subsidie wordt verstrekt onder de AGVV. Daarom dient de aanvraag in ieder geval de gegevens van artikel 6, tweede lid, van de AGVV te bevatten (eerste lid). Daarnaast bevat de aanvraag ten minste de gegevens, bedoeld in het tweede lid.

Omdat de subsidie voor een innovatieadviesdienst op grond van artikel 28, vierde lid, van de AGVV alleen tussen de 50 en 100 procent mag bedragen, wanneer de totale subsidie voor innovatieadviesdiensten en diensten inzake innovatieondersteuning, inclusief onderhavige subsidie, niet meer bedraagt dan € 200.000 over een periode van drie jaar, dient de subsidieontvanger de daartoe benodigde innovatieadviesdienstverklaring aan te leveren (tweede lid, onderdeel f). In deze verklaring dient de subsidieaanvrager aan te geven hoeveel subsidie deze reeds heeft ontvangen op grond van artikel 28 van de AGVV, waarmee beoordeeld kan worden of de subsidieverlening niet leidt tot overschrijding van het in artikel 28, vierde lid, van de AGVV gestelde plafond. Indien de subsidie aangevraagd wordt door deelnemers in een VC-samenwerkingsverband, dient iedere deelnemer een aparte innovatieadviesdienstverklaring aan te leveren.

Ten behoeve van de selectie kunnen interviews worden gehouden met de aanvragers (derde lid). Het interview is uitsluitend bedoeld om de aanvraag te verduidelijken en niet bedoeld om de nieuwe informatie aan te leveren en/of de aanvraag aan te vullen. Tijdens deze interviews wordt de aanvraag gepresenteerd door het VC-team en zullen door het selectiecomité vragen gesteld worden. Bij de aanvraag dient een opgave gedaan te worden van de beschikbaarheid voor zo’n interview (tweede lid, onderdeel e).

Artikel 3.23.11 (staatssteun)

De subsidie kan worden gerechtvaardigd op grond van artikel 28 van de AGVV. De staatssteunaspecten zijn verder toegelicht in paragraaf 1.4 van het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel 3.23.12 (vervaltermijn)

Gelet op artikel 4.10, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016, vervalt deze subsidiemodule met ingang van 1 januari 2025.

Artikel II

Met dit artikel is de eerste openstelling van deze subsidieregeling opgenomen in de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2020. Deze loopt van 21 januari 2020 tot en met 25 februari 2020, met een subsidieplafond van € 104.000,–. Hiermee kunnen naar verwachting zes subsidieaanvragen gehonoreerd worden.

Artikel III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2020, een vast verandermoment. Met publicatie minder dan twee maanden voordien wordt afgeweken van het beleid inzake vaste verandermomenten, zoals opgenomen in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Dit is gerechtvaardigd, omdat de doelgroep gebaat is bij spoedige inwerkingtreding, opdat de subsidiemodule in januari 2020 voor een eerste keer opengesteld kan worden.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer


X Noot
1

Voor het eerst geschetst in Kamerstukken II 2017/18, 33 009, nr. 63.

Naar boven