Kennisgeving voornemen milieueffectrapport aardolie en gaswinning F17 Noordzee, oprichting platforms F17, Ministerie van Economische Zaken en Klimaat

Van maandag 16 december 2019 tot en vrijdag met 10 januari 2020 ligt de Mededeling voornemen milieueffectrapportage, of wel de onderzoeksopzet voor het toekomstig milieueffectrapport voor het voornemen tot aardolie en gaswinning in blok F17-a door Wintershall Noordzee B.V. (hierna: WINZ) ter inzage. Iedereen kan hierop reageren met een zienswijze.

Locatie

WINZ is voornemens twee platforms op te richten voor het winnen van aardolie en aardgas in blok F17-a van het Nederlandse deel van het continentaal plat. De platforms komen ongeveer 120 kilometer afstand ten noorden van Den Helder te liggen en worden op circa 5–10 kilometer afstand van het Natura 2000-gebied het Friese Front gesitueerd.

Project en procedure

In 2012 heeft WINZ in blok F17 op het Nederlandse deel van het Continentaal Plat in de Noordzee de succesvolle boring F17-10 uitgevoerd en olie aangetroffen. Het veld is later verder in kaart gebracht door de boringen F17-11, F17-12 en F17-13X. In 2016 heeft de Minister van Economische Zaken en Klimaat een winningsvergunning afgegeven voor de twee hier aangetroffen olievelden: Vermeer en Rembrandt. Deze beide olievelden liggen circa 120 kilometer ten noorden van Den Helder en op 7–10 kilometer ten noorden van het Natura 2000-gebied het Friese Front.

WINZ is voornemens om 2 platforms op te richten (genaamd Vermeer en Rembrandt) en vanaf deze platforms diepboringen uit te voeren naar aardolie en aardgas. Het Vermeer platform betreft een volledig bemand olie- en gasverwerkend productieplatform waar vanaf twee diepboringen (Vermeer East en Vermeer West) uitgevoerd zullen worden. Het Rembrandt platform betreft een onbemand productieplatform, waar aansluiting zal plaatsvinden op de bestaande put genaamd F17-13X en waar mogelijk in de toekomst een extra diepboring zal worden uitgevoerd. Nabij het te realiseren productieplatform Vermeer wordt een olietankerverlaadplaats gerealiseerd (onderwater aanmeer- en verlaadpunt). Bij de platforms Rembrandt en Vermeer zal eveneens een waterinjectieput worden geboord.

WINZ verwacht een aardolieproductie van maximaal 20.000 vaten olie per dag (circa 3.200 m3) en een aardgasproductie van 150.000 Nm3 per dag. In een gesloten systeem zal, door injectie van aardgas in de putten ter bevordering van de olieproductie, maximaal 500.000 Nm³ per dag aardgas circuleren (gas lift). Het gewonnen gas wordt per pijpleiding getransporteerd. De geproduceerde olie wordt in een onderwaterolieopslagtank opgeslagen die in het begin van de productieperiode wekelijks door een tankerschip geleegd wordt. De olieopslagtank is dusdanig ontworpen dat het eenvoudig verwijderd kan worden. Voor het oprichten van het platform met een productiecapaciteit van circa 3.200 m3 aardolie en 150.000 Nm3 aardgas per dag, het uitvoeren van diepboringen, het aanleggen van pijpleidingen en het toepassen van waterinjectie zijn vergunningen benodigd van de Minister van Economische Zaken en Klimaat. Ter voorbereiding op deze vergunningverlening wordt een milieueffectrapport (MER) opgesteld om potentiele effecten op het milieu gedegen te onderzoeken. De eerste stap in dit proces is het indienen van de Mededeling voornemen milieueffectrapportage door WINZ. De mededeling bevat de onderzoeksopzet voor het toekomstig milieueffectrapport. Hierin staat beschreven van hoe het milieuonderzoek wordt uitgevoerd en hoe dit in het MER moet worden opgenomen.

In mei 2017 heeft WINZ reeds de procedure van de onderhavige milieueffectrapportage gestart met het indienen van de “Mededeling”. WINZ heeft in een eerdere fase een zogenoemde Voortoets uitgevoerd in het kader van de Wet Natuurbescherming. De Voortoets concludeerde dat geen effecten op de instandhoudingsdoelen van dit gebied dat kwalificeert onder de Vogelrichtlijn zijn te verwachten. Dit betekende, gelet op ook de andere aspecten van het project, dat het project onder de reikwijdte van artikel 7:24, eerste lid Wet Milieubeheer viel. Dit wordt ook wel de ‘beperkte’ project-mer-procedure genoemd. Dit uitgangspunt was mede gebaseerd op de eveneens begin 2017 uitgevoerde stikstofdepositieberekeningen. Conclusie van deze berekeningen was dat op geen van de Natura 2000-gebieden, opgenomen in het Programma Aanpak Stikstof (PAS), als gevolg van het project F17 Noordzee de stikstofdepositie hoger was dan 0,05 mol N/ha/jaar (de toenmalige drempelwaarde). Dit betekende dat het project toen niet meldings- of vergunningsplichtig was in het kader van de Wet natuurbescherming.

De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 29 mei een uitspraak over het PAS gedaan (ECLI:NL:RVS:2019:1603). Het PAS mag niet meer als basis voor toestemming voor activiteiten worden gebruikt. Dat heeft tot gevolg dat iedere extra depositie van stikstof bij voorbaat een passende beoordeling en vergunning vereist.

Dit betekent vooralsnog, in afwachting van de ontwikkeling van vervangend beleid, dat aangetoond moet worden dat het project geen significant negatieve effecten heeft op stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden. Gelet hierop is voor de realisatie van het F17 project wél een passende beoordeling nodig en dit houdt in dat op grond van de Wet milieubeheer (artikel 7:24, lid 4a) de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing is voor de onderhavige milieueffectrapportage. Hierom is besloten om de eerdere mededeling uit 2017 te actualiseren en opnieuw in te dienen. De onderhavige mededeling voorziet hierin.

Ter inzage legging en zienswijzen

De Mededeling voornemen milieueffectrapportage “F17 project Noordzee aardoliewinning in blok F17-a” van WINZ en andere relevante stukken liggen met ingang van maandag 16 december 2019 tot en met 10 januari 2020 ter inzage bij het Informatiecentrum van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, aan de Bezuidenhoutseweg 73, te Den Haag.

Inzage is mogelijk op werkdagen tijdens kantooruren.

Tot en met 10 januari 2020 kan een ieder zienswijzen met betrekking tot de onderzoeksopzet schriftelijk of mondeling kenbaar maken aan:

Ministerie van Economische Zaken en Klimaat

DG Klimaat en Energie, Directie Warmte en Ondergrond

t.a.v. dhr. L. van Ruiten (tel. 070 -379 77 68)

Postbus 20101

2500 EC DEN HAAG

Ook voor inlichtingen kunt u zich wenden tot dhr. L. van Ruiten

In uw zienswijze kunt u ingaan op de onderzoeksopzet. U kunt hierbij denken aan:

  • redelijke alternatieven;

  • te onderzoeken milieueffecten;

  • het toetsingskader.

Wat gebeurt er met uw zienswijze?

De onderzoeksopzet wordt ook voorgelegd aan adviseurs met een wettelijke taak. De zienswijzen en adviezen worden betrokken in het advies reikwijdte en detailniveau dat het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat aan WINZ stuurt. Mede op basis van dit advies wordt het MER opgesteld. Het toekomstig MER zal ter advies aan de Commissie voor de milieueffectrapportage worden voorgelegd. De Passende Beoordeling zal te zijner tijd gelijktijdig met het toekomstig MER ter inzage worden gelegd.

Naar boven