Besluit inzake het buiten de coördinatie houden van besluiten

Besluit 9 december 2019

DGKE / 19268867

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

Overwegende,

Dat Windpark Fryslân B.V. het voornemen heeft om in het IJsselmeer nabij de Afsluitdijk in de gemeente Súdwest Fryslân een windpark te realiseren, welk voornemen hierna wordt aangeduid als het project Windpark Fryslân;

Dat Windpark Fryslân wordt aangemerkt als de aanleg van een installatie voor de opwekking van duurzame elektriciteit met behulp van windenergie met inbegrip van de aansluiting van die installatie op een net, als bedoeld in artikel 9b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Elektriciteitswet 1998, zodat op de realisatie van dit project artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) van toepassing is;

Dat dit onder meer betekent dat de voorbereiding en bekendmaking van diverse voor het project benodigde besluiten worden gecoördineerd, overeenkomstig artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wro, waarbij de Minister van Economische Zaken en Klimaat met deze coördinatie is belast;

Dat Windpark Fryslân B.V. voornemens is ten behoeve van de aanleg van het windpark besluiten aan te vragen op grond van artikel 8.3 van het Bouwbesluit 2012 voor de realisatie van de windturbines in het IJsselmeer, de parkbekabeling en bouw van het transformatorstation nabij Breezanddijk;

Dat, op grond van artikel 9d, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998, gelezen in samenhang met artikel 1 van het Uitvoeringsbesluit rijkscoördinatieregeling energie-infrastructuurprojecten (hierna: het Uitvoeringsbesluit) een besluit als bedoeld in artikel 9d, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998 in ieder geval een besluit is als bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onder b van de Wro en zodoende wordt meegenomen in de hiervoor bedoelde gecoördineerde voorbereiding;

Dat op grond van artikel 9d, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998 de Minister van Economische Zaken en Klimaat kan bepalen dat het desbetreffende, hiervoor bedoelde, besluit, in afwijking van het voorgaande niet als besluit als bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wro wordt aangemerkt, en daarmee niet in de gecoördineerde voorbereiding wordt betrokken, wanneer dat besluit de gecoördineerde voorbereiding van de benodigde besluiten zou belemmeren of ernstig zou bemoeilijken;

Dat het meecoördineren van bovengenoemde besluiten de procedure bedoeld in artikel 9d, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 wordt belemmerd doordat het inpassingsplan op 18 september 2016 is vastgesteld en de benodigde overige vergunningen al zijn verleend en de betreffende vergunningen op korte termijn vereist zijn voor realisatie van het windpark zodat het wenselijk is de hiervoor bedoelde besluiten apart voor te bereiden van de overige benodigde besluiten;

Gelet op:

artikel 9d, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998

Besluit:

Artikel 1

Inzake het project Windpark Fryslân worden besluiten op grond van artikel 8.3 van het Bouwbesluit niet aangemerkt als besluit als bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking de dag na die waarop het bekend is gemaakt. Dit besluit wordt bekendgemaakt door plaatsing in de Staatscourant.

’s-Gravenhage, 9 december 2019

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, namens deze: J.M.C. Smallenbroek directeur Warmte en Ondergrond

Tegen dit besluit staat geen bezwaar of beroep open (artikel 7.1 in samenhang met artikel 8.5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 1 van bijlage 2 bij deze zelfde wet).

Naar boven