Besluit van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 11 december 2019, nr. IENW/BSK-2019/255828, tot vaststelling van het Besluit mandaat CBR met betrekking tot de afgifte, opschorting en intrekking van vaarbewijzen, Rijnpatenten, radarpatenten en de afgifte van het ICC 2019 (Besluit mandaat CBR 2019)

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 10:3 en 10:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 1.9, eerste lid, 1.18, eerste lid, 7.6, tweede lid, 7.7, derde tot en met het achtste lid, 7.9, derde lid, 7.18, eerste en vierde lid, 7.25 van de Binnenvaartregeling, artikel 26 van de Binnenvaartwet en de artikelen 7.09, eerste lid, 7.14, eerste lid, 7.15, 7.17, tweede lid, 7.18, eerste lid, 7.19, eerste lid, 8.02, eerste lid, van het Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn;

Gezien de instemming van de gemandateerde blijkens de brief van 22 januari 2019, nr. CDS20190011, van de directeur bedrijfsvoering van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen en de brief van 12 juli 2019, kenmerk IENW/BSK-2019/120782, van de loco-secretaris-generaal van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat aan het CBR;

BESLUIT:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

CBR:

het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen te Rijswijk;

ICC:

Internationaal Certificaat van Competentie als bedoeld in artikel 7.1 van de Binnenvaartregeling;

minister:

de Minister van Infrastructuur en Waterstaat.

Artikel 2

Aan de algemeen directeur van het CBR wordt mandaat verleend ten aanzien van:

Artikel 3

Aan de gemandateerde wordt machtiging verleend om handelingen te verrichten die verband houden met de in artikel 2 genoemde bevoegdheden.

Artikel 4

De directeur Maritieme Zaken van het Directoraat-Generaal Luchtvaart en Maritieme Zaken kan de gemandateerde ten aanzien van de in artikel 2 genoemde bevoegdheden per geval of in het algemeen instructies geven ter zake van de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid. De gemandateerde oefent zijn bevoegdheden uit met inachtneming van deze instructies.

Artikel 5

De gemandateerde kan, ten aanzien van de aan hem op grond van dit besluit verleende bevoegdheden, ondermandaat verlenen aan een of meer onder hem ressorterende functionarissen.

Artikel 6

De gemandateerde voert bij de aan hem toegekende bevoegdheid een ordentelijke en voor de minister transparante administratie en verschaft de minister desgevraagd alle inlichtingen die betrekking hebben op de uitoefening van de aan hem toegekende bevoegdheid.

Artikel 7

De gemandateerde neemt geen beslissing op een bezwaarschrift, ingediend tegen een krachtens zijn mandaat genomen besluit, of een verzoek als bedoeld in artikel 7:1a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

Artikel 9

Het Besluit mandaat VAMEX en CBR met betrekking tot de afgifte, opschorting en intrekking vaarbewijzen, Rijnpatenten en radarpatenten 2009 (Besluit mandaat CBR en VAMEX 2009) en het Besluit tot mandatering van de Stichting VAMEX ten aanzien van de afgifte van het ICC (Besluit mandaat afgifte ICC), worden ingetrokken.

Artikel 10

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit mandaat CBR 2019.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

Bezwaar

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan een belanghebbende tegen dit besluit binnen zes weken na de dag waarop dit is bekendgemaakt een bezwaarschrift indienen.

Het bezwaarschrift moet worden gericht aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, ter attentie van Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, sector Algemeen Bestuurlijk-Juridische Zaken, postbus 20906, 2500 EX Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en ten minste het volgende te bevatten:

  • a. naam en adres van de Indiener;

  • b. de dagtekening;

  • c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt (datum en nummer of kenmerk);

  • d. een opgave van de redenen waarom men zich met het besluit niet kan verenigen;

  • e. zo mogelijk een afschrift van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt. Het niet voldoen aan deze eisen kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het bezwaarschrift.

TOELICHTING

Als gevolg van het rapport van de commissie-De Leeuw (Herpositionering zbo’s)1 en de brief van het kabinet van 16 mei 20142 is besloten dat de taken van de Stichting Vaarbewijzen en Marifoonexamens (VAMEX) voor de afgifte van de bijbehorende vaarbewijzen ondergebracht worden bij het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR).

Uit de brief van de loco-secretaris-generaal van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat aan het CBR van 12 juli 2019 en de brief van 22 januari 2019 van de directeur bedrijfsvoering van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, waarin de uitvoeringstoets en het antwoord daarop van de taakoverdracht van de VAMEX aan het CBR staat beschreven, blijkt de instemming van het CBR.

Dit besluit voorziet in de mandatering van de bevoegdheid aan het CBR, ten aanzien van de afgifte van een aantal vaarbewijzen, waarvan de bevoegdheid tot afgifte van het klein vaarbewijs, het groot pleziervaartbewijs en het ICC tot 1 januari 2020 aan de VAMEX was gemandateerd. Daarnaast voorziet dit besluit in de mandatering van de in artikel 7.18, vierde lid, van de Binnenvaartregeling bedoelde beoordeling van de vaartijd en een aantal bevoegdheden uit het Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn (Rsp). Deze aan het CBR opgedragen taken worden uitgevoerd binnen de divisie CCV en maken integraal onderdeel uit van het CBR takenpakket.

De bevoegdheden met betrekking tot de vaarbewijzen waren ondergebracht in twee mandaatbesluiten, te weten: het Besluit mandaat VAMEX en CBR met betrekking tot de afgifte, opschorting en intrekking vaarbewijzen, Rijnpatenten en radarpatenten 2009 (Besluit mandaat CBR en VAMEX 2009) en het Besluit tot mandatering van de Stichting VAMEX ten aanzien van de afgifte van het ICC (Besluit mandaat afgifte ICC). Van de gelegenheid is gebruikt gemaakt om deze twee mandaatbesluiten samen te voegen in één mandaatbesluit. Als gevolg daarvan zijn de twee voorgenoemde mandaatbesluiten komen te vervallen.

Overigens worden voor het verkrijgen van bovenstaande vaarbewijzen examens afgenomen. Ook die bevoegdheid tot het afnemen van de examens is per 1 januari 2020 ondergebracht bij het CBR. Deze bevoegdheid is geregeld in het Besluit tot aanwijzing van exameninstellingen voor de binnenvaart 2019, dat reeds gepubliceerd is.

Behalve de overgang van de bevoegdheden van de VAMEX naar het CBR hebben er geen inhoudelijke wijzigingen plaatsgevonden in de desbetreffende taken. Wel is er van de gelegenheid gebruik gemaakt een artikel voor de definitiebepalingen vorm te geven en is de opsomming van verschillende vaarbewijzen aangepast. In artikel 2, onder b, zijn daarbij de verwijzingen naar de artikelen van het Patentreglement Rijn vervangen voor de verwijzingen naar de desbetreffende artikelen van het daarvoor in de plaats getreden Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn. Verder geldt dat de tarieven voor de genoemde examens en vaarbewijzen uit de Regeling tarieven scheepvaart 2005 van toepassing blijven, behoudens de jaarlijkse indexering. Dit geldt voor zowel de examens als de vaarbewijzen.

Aangezien het onderhavige mandaat een mandaat aan niet-ondergeschikten betreft, wordt in de aanhef verwezen naar de stukken waaruit de op grond van artikel 10:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, vereiste instemming van betrokkenen blijkt.3 Uit de brief van de loco-secretaris-generaal van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat aan het CBR van 12 juli 2019, waarin de uitvoeringstoets van de taakoverdracht van de VAMEX staat beschreven, blijkt de instemming van het CBR.

Administratieve lasten en regeldruk

Er zijn geen gevolgen voor de administratieve lasten en nalevingskosten.

Vaste verandermomenten

De regeling treedt conform de vaste verandermomenten in werking per 1 januari 2020. Omdat deze regeling niet voor 1 november 2019 is gepubliceerd, zal wat betreft de vereiste invoeringstermijn worden afgeweken van de daarvoor geldende twee maanden (art. 4.17, vijfde lid, onder a, van de Aanwijzingen voor de regelgeving). De reden hiervoor is dat vertraging van de inwerkingtreding van de regeling leidt tot nadelige financiële gevolgen voor het CBR. Verder zijn de aanverwante noodzakelijke wijzigingen van de Binnenvaartregeling reeds gepubliceerd. Deze wijzigingen treden met ingang van 1 januari 2020 in werking. Voor het aanvragen en afgeven van een vaarbewijs door het CBR dient het besluit daarom ook uiterlijk met ingang van 1 januari 2020 in werking te treden.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga


X Noot
2

Kamerstukken I, 2013/2014, 25 268, nr. 83.

X Noot
3

Brief van 12 juli 2019, houdende de uitvoeringstoets taakoverdracht VAMEX, kenmerk: IENW/BSK-2019/120782.

Naar boven