De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
Gelet op Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2177 van de Europese Commissie van 22 november
2017 betreffende de toegang tot dienstvoorzieningen en spoorgebonden diensten en artikel
81, eerste lid, van de Spoorwegwet;
BESLUIT:
TOELICHTING
Inleiding
Deze regeling voorziet in de aanwijzing van de Autoriteit Consument en Markt (verder:
de ACM) als toezichthouder op de uitvoeringsverordening (EU) 2017/2177 van de Commissie
van 22 november 2017 betreffende de toegang tot dienstvoorzieningen en spoorgebonden
diensten (PbEU 2017, L 307/1) (hierna: de uitvoeringsverordening).
Achtergrond
In de Spoorwegwet en het daarop gebaseerde Besluit implementatie richtlijn 2012/34/EU
tot instelling van één Europese spoorwegruimte wordt geregeld welke spoorwegonderneming,
onder welke voorwaarden en volgens welke procedures, toegang heeft tot bepaalde spoorweginfrastructuur,
dienstvoorzieningen en diensten. Deze regels implementeren richtlijn 2012/34/EU van
het Europees parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese
spoorwegruimte (PbEU 2012, L 343/32). Artikel 13, negende lid, van die richtlijn biedt
de Europese Commissie de bevoegdheid om uitvoeringshandelingen vast te stellen om
de voor de toegang tot dienstvoorzieningen te volgen procedure en criteria nader te
bepalen. Van deze bevoegdheid heeft de Europese Commissie gebruik gemaakt door de
uitvoeringsverordening vast te stellen1. Exploitanten van dienstvoorzieningen moeten aan deze uitvoeringsverordening voldoen
bij het ontvangen van een verzoek van een spoorwegonderneming om toegang te krijgen
tot de desbetreffende dienstvoorzieningen. In deze regeling is het toezicht van de
ACM op genoemde uitvoeringsverordening geregeld, alsmede de bevoegdheid voor de ACM
om bij overtreding een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom op te leggen.
Wettelijk kader
De ACM is op grond van artikel 70, eerste lid, van de Spoorwegwet aangewezen als toezichthoudende
instantie, bedoeld in artikel 55 van richtlijn 2012/34/EU, en belast met de uitvoering
van de taken die bij of krachtens die richtlijn aan de toezichthoudende instantie
zijn toebedeeld. Op grond van die bepaling is de ACM bevoegd om vrijstellingen als
bedoeld in artikel 2 van de uitvoeringsverordening te verlenen en in te trekken. Op
grond van artikel 70, tweede lid, van de Spoorwegwet houdt de ACM toezicht op de bepalingen
met betrekking tot dienstvoorzieningen die zijn vastgesteld in de Spoorwegwet en het
Besluit implementatie richtlijn 2012/34/EU tot instelling van één Europese spoorwegruimte.
Op grond van artikel 81, eerste lid, van de Spoorwegwet kunnen regels worden gesteld
met betrekking tot het toezicht op uitvoeringshandelingen van de Europese Commissie
en handhaving daarvan.
Overleg en consultatie
Bij de voorbereiding van deze regeling en de uitvoeringsverordening is overleg gevoerd
met de ACM. Tevens is ACM gevraagd om een uitvoerbaarheidstoets uit te brengen, met
als doel de financiële en personele consequenties voor ACM in kaart te brengen. In
haar uitvoerbaarheidstoets heeft ACM aangegeven extra middelen nodig te hebben om
de taken die voortvloeien uit de uitvoeringsverordening en deze ministeriële regeling
op een goede manier uit te kunnen voeren. Tevens moet, aldus ACM, in de toekomst worden
bezien of deze middelen toereikend zijn, gelet op de toenemende drukte op het spoor
en het feit dat de ACM op voorhand moeilijk kan inschatten hoeveel exploitanten van
dienstvoorzieningen onder het toepassingsbereik van de uitvoeringsverordening vallen.
In overleg met ACM is bezien hoeveel extra middelen incidenteel en structureel noodzakelijk
zijn voor het uitvoeren van de taken.
Voor deze regeling heeft geen internetconsultatie plaatsgevonden omdat de regeling
geen directe gevolgen heeft voor burgers en bedrijven, maar enkel bevoegdheden toekent
aan de ACM ter uitvoering van een rechtstreeks werkende EU-verordening.
Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2020. Deze regeling had op
1 juni 2019 in werking moeten treden aangezien dat de datum is waarop de uitvoeringsverordening
van toepassing is. Ten onrechte is daar niet tijdig aan voldaan. Vandaar dat de regeling
terugwerkt tot 1 juni 2019.
Met de inwerkingtreding van deze regeling op 1 januari 2020 wordt gedeeltelijk voldaan
aan het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten van regelgeving. Onderdeel van
dat kabinetsbeleid is dat de bekendmaking van regelgeving uiterlijk 2 maanden voor
inwerkingtreding geschiedt. In deze regeling wordt afgeweken van deze termijn van
2 maanden omdat deze regeling de uitvoering van Europese regels betreft. Overigens
is artikel 2 van de uitvoeringsverordening al van toepassing met ingang van 1 januari
2019. De ACM kan vanaf die datum dus vrijstellingen verlenen voor exploitanten van
dienstvoorzieningen, overeenkomstig dat artikel.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga