Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 11 december 2019, nr. IENW/BSK-2019/255555, houdende vaststelling van regels inzake het toezicht op rechtstreeks bindende Europese regels op het gebied van de toegang tot dienstvoorzieningen en spoorbonden diensten (Regeling toezicht uitvoeringsverordening toegang tot dienstvoorzieningen en spoorbonden diensten)

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2177 van de Europese Commissie van 22 november 2017 betreffende de toegang tot dienstvoorzieningen en spoorgebonden diensten en artikel 81, eerste lid, van de Spoorwegwet;

BESLUIT:

Artikel 1

  • 1. De Autoriteit Consument en Markt is belast met het toezicht op de naleving van de artikelen 4 tot en met 13 en 15 van uitvoeringsverordening (EU) 2017/2177 van de Commissie van 22 november 2017 betreffende de toegang tot dienstvoorzieningen en spoorgebonden diensten (PbEU 2017, L 307/1).

  • 2. Artikel 76, tweede lid, van de Spoorwegwet is van toepassing op overtreding van de in het eerste lid genoemde artikelen.

Artikel 2

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2020 en werkt terug tot en met 1 juni 2019.

Artikel 3

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling toezicht uitvoeringsverordening toegang tot dienstvoorzieningen en spoorgebonden diensten.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

TOELICHTING

Inleiding

Deze regeling voorziet in de aanwijzing van de Autoriteit Consument en Markt (verder: de ACM) als toezichthouder op de uitvoeringsverordening (EU) 2017/2177 van de Commissie van 22 november 2017 betreffende de toegang tot dienstvoorzieningen en spoorgebonden diensten (PbEU 2017, L 307/1) (hierna: de uitvoeringsverordening).

Achtergrond

In de Spoorwegwet en het daarop gebaseerde Besluit implementatie richtlijn 2012/34/EU tot instelling van één Europese spoorwegruimte wordt geregeld welke spoorwegonderneming, onder welke voorwaarden en volgens welke procedures, toegang heeft tot bepaalde spoorweginfrastructuur, dienstvoorzieningen en diensten. Deze regels implementeren richtlijn 2012/34/EU van het Europees parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (PbEU 2012, L 343/32). Artikel 13, negende lid, van die richtlijn biedt de Europese Commissie de bevoegdheid om uitvoeringshandelingen vast te stellen om de voor de toegang tot dienstvoorzieningen te volgen procedure en criteria nader te bepalen. Van deze bevoegdheid heeft de Europese Commissie gebruik gemaakt door de uitvoeringsverordening vast te stellen1. Exploitanten van dienstvoorzieningen moeten aan deze uitvoeringsverordening voldoen bij het ontvangen van een verzoek van een spoorwegonderneming om toegang te krijgen tot de desbetreffende dienstvoorzieningen. In deze regeling is het toezicht van de ACM op genoemde uitvoeringsverordening geregeld, alsmede de bevoegdheid voor de ACM om bij overtreding een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom op te leggen.

Wettelijk kader

De ACM is op grond van artikel 70, eerste lid, van de Spoorwegwet aangewezen als toezichthoudende instantie, bedoeld in artikel 55 van richtlijn 2012/34/EU, en belast met de uitvoering van de taken die bij of krachtens die richtlijn aan de toezichthoudende instantie zijn toebedeeld. Op grond van die bepaling is de ACM bevoegd om vrijstellingen als bedoeld in artikel 2 van de uitvoeringsverordening te verlenen en in te trekken. Op grond van artikel 70, tweede lid, van de Spoorwegwet houdt de ACM toezicht op de bepalingen met betrekking tot dienstvoorzieningen die zijn vastgesteld in de Spoorwegwet en het Besluit implementatie richtlijn 2012/34/EU tot instelling van één Europese spoorwegruimte. Op grond van artikel 81, eerste lid, van de Spoorwegwet kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het toezicht op uitvoeringshandelingen van de Europese Commissie en handhaving daarvan.

Overleg en consultatie

Bij de voorbereiding van deze regeling en de uitvoeringsverordening is overleg gevoerd met de ACM. Tevens is ACM gevraagd om een uitvoerbaarheidstoets uit te brengen, met als doel de financiële en personele consequenties voor ACM in kaart te brengen. In haar uitvoerbaarheidstoets heeft ACM aangegeven extra middelen nodig te hebben om de taken die voortvloeien uit de uitvoeringsverordening en deze ministeriële regeling op een goede manier uit te kunnen voeren. Tevens moet, aldus ACM, in de toekomst worden bezien of deze middelen toereikend zijn, gelet op de toenemende drukte op het spoor en het feit dat de ACM op voorhand moeilijk kan inschatten hoeveel exploitanten van dienstvoorzieningen onder het toepassingsbereik van de uitvoeringsverordening vallen. In overleg met ACM is bezien hoeveel extra middelen incidenteel en structureel noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van de taken.

Voor deze regeling heeft geen internetconsultatie plaatsgevonden omdat de regeling geen directe gevolgen heeft voor burgers en bedrijven, maar enkel bevoegdheden toekent aan de ACM ter uitvoering van een rechtstreeks werkende EU-verordening.

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2020. Deze regeling had op 1 juni 2019 in werking moeten treden aangezien dat de datum is waarop de uitvoeringsverordening van toepassing is. Ten onrechte is daar niet tijdig aan voldaan. Vandaar dat de regeling terugwerkt tot 1 juni 2019.

Met de inwerkingtreding van deze regeling op 1 januari 2020 wordt gedeeltelijk voldaan aan het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten van regelgeving. Onderdeel van dat kabinetsbeleid is dat de bekendmaking van regelgeving uiterlijk 2 maanden voor inwerkingtreding geschiedt. In deze regeling wordt afgeweken van deze termijn van 2 maanden omdat deze regeling de uitvoering van Europese regels betreft. Overigens is artikel 2 van de uitvoeringsverordening al van toepassing met ingang van 1 januari 2019. De ACM kan vanaf die datum dus vrijstellingen verlenen voor exploitanten van dienstvoorzieningen, overeenkomstig dat artikel.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga


X Noot
1

De Nederlandse versie van de uitvoeringsverordening is gerectificeerd in het Publicatieblad van de Europese Unie 2018, L 13/29.

Naar boven