TOELICHTING
Algemeen
De onderhavige regeling wijzigt allereerst de Regeling veiligheid zeeschepen (hierna:
de Rvz) ter implementatie van Richtlijn (EU) 2017/21081 (hierna: Richtlijn 2017/2108) en Richtlijn (EU) 2017/21102 (hierna: Richtlijn 2017/2110). Richtlijn 2017/2108 wijzigt Richtlijn nr. 2009/45/EG3 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen. Richtlijn 2017/2110
omvat een vernieuwd inspectiesysteem voor de veilige exploitatie van ro-ro-passagiersschepen
hogesnelheidspassagiersvaartuigen op geregelde diensten en trekt Richtlijn 1999/35/EG4 in.
Daarnaast wordt de Regeling voorkoming verontreiniging door schepen en een enkele
bepaling in de Rvz aangepast in verband met de toevoeging van een begripsbepaling
inzake scheepsuitrusting.
Richtlijn 2017/2108 en Richtlijn 2017/2110 vloeien voort uit een geschiktheidscontrole
in het kader van het Europese programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving
(REFIT). Hieruit is, samenvattend, geconcludeerd dat een aantal definities en verwijzingen
in Richtlijn 2009/45/EG en Richtlijn 1999/35/EG niet in overeenstemming waren met
internationale en andere Unie regelgeving. Ook is gebleken van overlappingen en doublures
die in de loop van de jaren zijn ontstaan als gevolg van de reactie op verschillende
behoeften en situaties. Teneinde de juridische duidelijkheid en samenhang te verbeteren
en gelet op het aantal wijzigingen, is Richtlijn 1999/35/EG ingetrokken.
Richtlijn 2017/2108
Richtlijn 2009/45/EG betreft gemeenschappelijke veiligheidsvoorschriften en eisen
voor passagiersschepen. Bij de geschiktheidscontrole is naast het bestaan van overlappingen
en doublures geconstateerd dat de richtlijn vereenvoudigd kon worden. Onduidelijkheid
van definities, het toepassingsgebied van de richtlijn en de procedures, leverde bij
de uitvoering van de richtlijn ook vragen op. Geconstateerd is dat een aantal belangrijke
aspecten voor kleine schepen van minder dan 24 meter niet was geharmoniseerd, omdat
de plaatselijke exploitatie-omstandigheden een grotere impact hebben voor die schepen.
Bovendien voorzag de ‘oude’ richtlijn reeds in de mogelijkheid voor de lidstaten nationale
regels toe te passen wanneer zij van oordeel waren dat de gemeenschappelijke normen
onpraktisch of onredelijk waren voor kleine schepen. In dit verband is uit de geschiktheidscontrole
gebleken dat de richtlijn slechts van toepassing was op een relatief klein aantal
kleine schepen. Voor de meeste van deze kleine schepen waren de belangrijkste veiligheidsnormen
reeds door de lidstaten zelf vastgesteld.
Een betere toepassing van Richtlijn 2009/45/EG is dan ook nodig bevonden. De richtlijn
moest uitsluitend van toepassing zijn op de passagiersschepen en -vaartuigen waarvoor
de veiligheidsnormen van die richtlijn zijn ontwikkeld.
In dat verband is met Richtlijn 2017/2108 een aantal specifieke scheepstypen waaronder
schepen ten behoeve van het transport van industrieel personeel naar bijvoorbeeld
offshore-installaties en zeilschepen, van de werking van Richtlijn 2009/45/EG uitgesloten.
Offshore-installaties worden bediend door vaartuigen die industrieel personeel vervoeren.
Dat industrieel personeel moet voldoen aan bepaalde verplichte opleidingseisen medische
geschiktheidscriteria. Dergelijke schepen moeten daarom onder andere specifieke veiligheidsvoorschriften
sorteren die buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen. Ook voor deze
schepen is het aan de lidstaten overgelaten passende nationale veiligheidsregels vast
te stellen. In Nederland worden die regels in onder meer de Rvz opgenomen. In verband
met de omvang van die veiligheidsvoorschriften is daar separaat de regelgeving, waaronder
de Rvz, voor aangepast.
Met het buiten het toepassingsbereik van de Richtlijn 2009/45/EG vallen van zeilschepen
vormt Richtlijn 2017/2108 verduidelijking van de tekst van Richtlijn 2009/45/EG. Al
jaren is onder meer Nederland van mening dat zeilschepen niet onder het bereik van
de Richtlijn vallen en voert daar ook beleid op. Met de wijziging van Richtlijn 2009/45/EG
op dit punt is het in Nederland gevoerde beleid bevestigd. Deze aanpassing van de
Richtlijn brengt daardoor geen veranderingen ten opzichte van de huidige situatie.
Zeegaande zeilschepen met een lengte van minder 24 meter die in het buitenland varen
bezitten een verklaring dat ze aan de eisen van richtlijn 2009/45/EG voldoen. Omdat
dit type zeegaande zeilschepen niet onder het Schepenbesluit 2004, maar onder het
Schepenbesluit 1965 vallen, zijn deze schepen van de werking van onderhavige regeling
en de bijbehorende bijlage 3d uitgezonderd. Voor deze zeegaande zeilschepen loopt
momenteel een apart traject voor de herziening van de betreffende regelgeving.
Ook passagiersschepen met een lengte van minder dan 24 meter worden van het toepassingsgebied
van Richtlijn 2009/45/EG uitgesloten. De ‘oude’ richtlijn voorzag immers niet in passende
normen voor deze schepen. Lidstaten kunnen eigen specifieke en meer proportionele
op deze schepen gerichte veiligheidsnormen vaststellen en toepassen. Zo zijn de lidstaten
beter in staat om te oordelen of voor die schepen bijvoorbeeld plaatselijke vaarbeperkingen
in termen van afstand tot de kust of havens en weersomstandigheden moeten worden opgelegd.
Lidstaten mogen daarbij teruggrijpen naar de eerdere gemeenschappelijke veiligheidsnormen,
mits deze proportioneel zijn, en deze in hun nationale regelgeving overeenkomstig
toepassen. In Nederland is met onderhavige regeling voor deze kleine passagiersschepen
voorzien in die meer evenredige en proportionele normen: de technische eisen voor
deze schepen zijn in een aparte bijlage bij de Rvz opgenomen.
Naast aanpassing van het toepassingsbereik is met Richtlijn 2017/2108 een aantal definities
en verwijzingen in Richtlijn 2009/45/EG in lijn gebracht met internationale en andere
Unie-regelgeving, en zijn vereenvoudigingen aangebracht in de verschillende gedefinieerde
zeegebieden waarbinnen de schepen mogen opereren.
Door de dynamische verwijzing naar Richtlijn 2009/45/EG in de Rvz is Richtlijn 2017/2108
grotendeels geïmplementeerd in de Rvz. Wel is een aantal bepalingen waar nodig aangepast.
In de artikelsgewijze toelichting is hier nader op ingegaan.
Richtlijn 2017/2110
Richtlijn 2017/2110 trekt Richtlijn 1999/35/EG in. Deze richtlijn voorzag in een aantal
soorten inspecties gericht op de bijzondere veiligheidskenmerken van ro-ro-veerboten
(roll-on roll-off-veerboten) en hogesnelheidsvaartuigen. De voorschriften van Richtlijn
1999/35/EG waren echter niet meer actueel en voldeden dan ook niet langer. De huidige
situatie is een hele andere dan die van bijna 20 jaar geleden, toen de richtlijn werd
vastgesteld. In die tijd telde de EU 15 lidstaten en voer een groot aantal ro-ro-veerboten
en hogesnelheidsvaartuigen geregeld tussen EU-landen en derde landen. Bovendien is
de havenstaatcontrole sinds die tijd versterkt, met name sinds Richtlijn 2009/16/EG5 in werking is getreden, waarbij een risico-gebaseerde inspectieregeling is ingevoerd
en de lidstaten een minimum aantal schepen met een hoog risico moeten inspecteren.
Tegenwoordig combineren de meeste lidstaten een aantal volgens Richtlijn 1999/35/EG
vereiste inspecties met onderzoeken door de vlaggenstaat of inspecties in het kader
van havenstaatcontroles, of hebben ze die vereiste inspecties daardoor vervangen.
Door het verschillende toepassingsgebied van die inspecties en de overlappende regelgeving
veroorzaakte die werkwijze problemen bij de uitvoering en handhaving van de richtlijn.
In het bijzonder kon volgens het rechtskader een inspectie in het kader van havenstaatcontroles
worden vervangen door een onderzoek volgens Richtlijn 1999/35/EG. Aangezien het toepassingsgebied
van een onderzoek volgens Richtlijn 1999/35/EG niet alle elementen van de havenstaatcontrole
omvat, veroorzaakte die overlapping een lacune in de regelgeving. Daarom is in het
kader van het REFIT besloten om de onderzoekvereisten voor ro-ro-veerboten (ro-ro-passagiersschepen)
en hogesnelheidsvaartuigen (hogesnelheidspassagiersschepen) bij te werken, te verduidelijken
en te vereenvoudigen, met behoud van hetzelfde veiligheidsniveau en de belangrijkste
uitvoeringsmechanismen. Dit om te komen tot een verdere rationalisering van de inspecties
van de nationale overheden en een maximalisering van de tijd gedurende welke het schip
commercieel kan worden geëxploiteerd. In die geest en met het oog op de duidelijkheid
en de samenhang is Richtlijn 1999/35/EG ingetrokken en vervangen door de (nieuwe)
Richtlijn 2017/2110.
Richtlijn 2017/2110 wijzigt tevens Richtlijn 2009/16/EG betreffende havenstaatcontrole.
Havenstaatcontroles zijn controles van buitenlandse schepen die een Nederlandse haven
aandoen, op de naleving van internationale verplichtingen op het gebied van veiligheid,
voorkoming van verontreiniging en de leef- en werkomstandigheden aan boord. Een havenstaatcontrole
bestaat uit een bezoek aan boord van een buitenlands schip om na te gaan of dit schip
is voorzien van de vereiste certificaten of documenten en om de toestand van het schip,
de uitrusting, de bemanning en de leef- en werkomstandigheden aan boord te inspecteren.
Zoals aangegeven combineren de meeste lidstaten waar mogelijk de verplichte onderzoeken
voor de veilige exploitatie van geregelde diensten met ro-ro-passagiersschepen reeds
met onderzoeken door de vlaggenstaat en inspecties in het kader van de havenstaatcontrole.
Om het aantal inspecties verder te verminderen en ervoor te zorgen dat het schip of
vaartuig maximaal beschikbaar is voor commerciële exploitatie, terwijl dezelfde strenge
veiligheidsnormen gehandhaafd blijven, zijn vaartuigen die onderworpen zijn aan inspecties
in het kader van de havenstaatcontrole binnen de werkingssfeer van Richtlijn 2009/16/EG
gebracht. Het toepassingsgebied van deze richtlijn is beperkt tot ro-ro-passagiersschepen
en hogesnelheidspassagiersvaartuigen die geregelde diensten verzekeren tussen havens
in een lidstaat of tussen een haven in een lidstaat en een haven in een derde land,
waarbij het schip onder de vlag van de betrokken lidstaat vaart. Op vaartuigen die
worden ingezet op geregelde diensten met ro-ro-passagiersschepen en hogesnelheidspassagiersvaartuigen
tussen een lidstaat en een derde land, is Richtlijn 2009/16/EG van toepassing indien
het vaartuig niet onder de vlag van de betrokken lidstaat vaart.
Implementatie van Richtlijn 2017/2110 voor zover deze de wijzigingen van Richtlijn
2009/16 betreft heeft separaat plaatsgevonden in de Regeling havenstaatcontrole 2011.
Met onderhavige regeling zijn de verwijzingen in de Rvz naar Richtlijn 1999/35/EG
aangepast en vervangen door Richtlijn (EU) 2017/2110. Door de dynamische verwijzing
naar Richtlijn 2017/2110 in de Rvz is deze richtlijn grotendeels geïmplementeerd in
de Rvz. Waar nodig is een enkele bepaling inhoudelijk aangepast. In de artikelsgewijze
toelichting is hier nader op ingegaan.
Er is geen noodzaak voor overgangsbepalingen. Voor passagiersschepen kleiner dan 24
meter zijn de eisen die golden onder de ‘oude’ Richtlijn 2009/45/EG grotendeels overgenomen
en van overeenkomstige toepassing verklaard. Bovendien voeren ten tijde van het vaststellen
van onderhavige regeling geen kleine passagiersschepen onder Nederlandse vlag. Ook
anderszins noopt deze regeling niet tot overgangsbepalingen.
Richtlijn 2017/2108 en Richtlijn 2017/2110 moeten uiterlijk op 21 december 2019 zijn
geïmplementeerd.
Financiële gevolgen
-
– Richtlijn 2017/2108
Met deze Richtlijn worden inhoudelijk voor passagiersschepen met een lengte van 24
meter en meer geen wijzigingen aangebracht. Ten aanzien van deze schepen heeft de
gewijzigde richtlijn en de implementatie daarvan in de Rvz dan ook geen financiële
gevolgen.
Passagiersschepen met een lengte van minder dan 24 meter, die buiten de toepassing
van Richtlijn 2009/45/EG zijn komen te vallen, waren gecertificeerd onder die richtlijn.
In Nederland zijn met onderhavige regeling voor deze kleine passagiersschepen technische
eisen in de Rvz opgenomen, waarbij deels de veiligheidsnormen van de richtlijn als
overeenkomstig toepasbaar zijn verklaard met invullingen en afwijkingen daar waar
de eisen van Richtlijn 2009/45/EG niet passend zijn. Ten tijde van de vaststelling
van onderhavige regeling voeren voor zover bekend geen passagiersschepen met een lengte
van minder dan 24 meter onder de Nederlandse vlag (voor zover die onder de werking
van deze regeling vallen). Onderhavige regeling heeft op het moment van vaststelling
dan ook geen financiële gevolgen voor de sector. Ook voor het overige leidt de implementatie
van de Richtlijn met onderhavige regeling niet tot financiële lasten voor de betreffende
sector.
-
– Richtlijn 2017/2110
De aanpassingen in de Rvz ter implementatie van deze Richtlijn, voor zover het betreft
de intrekking van Richtlijn 1999/35/EG, hebben geen financiële gevolgen voor de betreffende
sector. Eventuele financiële consequenties die volgen uit het onderdeel van Richtlijn
2017/2110 dat ziet op wijziging van Richtlijn 2009/16/EG zijn separaat bij de implementatie
in de Regeling havenstaatcontrole benoemd.
-
– Uit de overige wijzigingen vloeien evenmin financiële lasten voort voor de sector.
De ontwerpregeling is voorgelegd aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk (hierna:
ATR). De ATR deelt de analyse dat er geen gevolgen zijn voor de regeldruk en heeft
dan ook geen formeel advies uitgebracht.
Uitvoering en handhaving
De Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: ILT) houdt toezicht op de naleving
van onder meer (veiligheids)wetten en regels voor de scheepvaart en handhaaft deze.
In dat verband is deze regeling aan de Inspecteur-Generaal (hierna: IG) van de ILT
voorgelegd ter toetsing op handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid
van de bepalingen van de regeling. Eerder door de ILT aangegeven onduidelijkheden
zijn toegelicht en aangepast waar nodig. De IG heeft geconcludeerd dat de regeling
als handhaafbaar kan worden beoordeeld. Ten aanzien van de uitvoerbaarheid heeft de
IG opgemerkt dat als gevolg van het uitsluiten van zeegaande zeilschepen van de werking
van de richtlijn deze regeling naar schatting enige extra inzet benodigd. Nu deze
regeling echter niet ziet op dit type schepen, zoals in het algemeen deel van de toelichting
is opgenomen, wordt geconcludeerd dat de regeling uitvoerbaar is en geen extra capaciteit
of andere financiële middelen van de ILT vergt. Niet is gebleken en geconcludeerd
dat de regeling niet fraudebestendig is.
Internetconsultatie
Van internetconsultatie is in dit geval afgezien. Allereerst betreft het hier strikte
implementatie waarmee geen ingrijpende veranderingen teweeg worden gebracht in de
rechten en plichten van burgers en bedrijven en ook geen ingrijpende gevolgen heeft
voor de uitvoeringspraktijk. Voor wat betreft het uitsluiten van kleine passagiersschepen
van de toepassing van Richtlijn 2009/45/EG, heeft Nederland ervoor gekozen een groot
deel van de Europese regels voor deze categorie schepen in de Rvz over te nemen. Hiermee
is er weinig tot geen verandering tussen de ‘oude’ en nieuwe situatie. Omdat er geen
schepen in deze categorie onder Nederlandse vlag varen, is er in Nederland feitelijk
geen sector die hierdoor wordt geraakt. Ook dit deel van de regeling brengt dan ook
geen ingrijpende verandering teweeg in de rechten en plichten van burgers en bedrijven
en heeft evenmin ingrijpende gevolgen voor de uitvoeringspraktijk. Deze wijzigingsregeling
betreft geen situaties waarin consultatie in betekenende mate kan leiden tot aanpassing
van het voorstel. Om deze redenen is afgezien van internetconsultatie.
Deze wijzigingsregeling is wel afgestemd met de verschillende sectorpartijen, waaronder
de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders (KVNR) en de Vereniging van Waterbouwers.
De sector heeft ingestemd met de voorgestelde wijziging.
Notificatie
Het ontwerp van deze regeling is op 20 augustus 2019 gemeld aan de Europese Commissie
(notificatienummer 2019/0408/NL), ter voldoening aan artikel 5, eerste lid, van richtlijn
2015/1535/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende
een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende
de diensten van de informatiemaatschappij (codificatie) (PbEU 2015, L 241). De notificatie
heeft betrekking op artikel I, onderdeel P, van de ontwerpregeling in samenhang met
bijlage I bij de ontwerpregeling, die technische voorschriften bevat. Deze voorschriften
zijn nodig ter bevordering van de scheepvaartveiligheid en zijn evenredig aan het
met deze voorschriften beoogde doel. Hierop zijn geen reacties ontvangen.
Inwerkingtreding
Deze wijzigingsregeling treedt met ingang van 21 december 2019 in werking. Dit is
de datum waarop richtlijn nr. 2017/2108 en richtlijn nr. 2017/2110 moeten zijn omgezet.
Deze datum van inwerkingtreding brengt met zich mee dat is afgeweken van het systeem
voor Vaste Verandermomenten (Kamerstukken II 2008/09, 29 515, nr. 270 en 2009/10, 29 515, nr. 309). Hiertoe is een beroep gedaan op de vierde uitzonderingsgrond: Europese of internationale
regelgeving. Deze uitzonderingsgrond biedt de mogelijkheid om af te wijken van het
systeem voor Vaste Verandermomenten indien Europese implementatietermijnen onvoldoende
ruimte bieden voor toepassing van vaste inwerkingtredingdata.
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel A
In artikel 1 is allereerst het onderdeel ‘richtlijn 96/98/EG’ vervallen in verband
met de intrekking van deze richtlijn bij Richtlijn 2014/90/EU van het Europees Parlement
en de Raad van de Europese Unie inzake uitrusting van zeeschepen en tot intrekking
van richtlijn 96/98/EG van de Raad (PbEU L 257). Daarnaast is het onderdeel ‘richtlijn
1999/35/EG’ geschrapt in verband met de intrekking van deze richtlijn bij Richtlijn
2019/2110. Van deze laatstgenoemde richtlijn is een begripsomschrijving opgenomen
in artikel 1. Verder is de omschrijving van de SCV-Code aangepast naar een dynamische
formulering. Voor de toelichting van het ingevoegde onderdeel ‘uitvoeringsverordening’
wordt verwezen naar de toelichting van de Artikelen I, onderdeel B, en II.
Onderdeel B
Abusievelijk is artikel 41, vierde lid, van het Schepenbesluit 2004 niet als grondslag
opgenomen in de Rvz. Met de toevoeging van deze bepaling in artikel 1a is deze omissie
hersteld.
Onderdelen C, D, J
Omdat passagiersschepen met een lengte van minder dan 24 meter per 21 december 2019
niet langer onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2009/45/EG vallen, is het certificaat
voor passagiersschepen waarmee reizen worden ondernomen van of naar een haven in de
Europese Unie op grond van deze richtlijn niet langer van toepassing op deze categorie
passagiersschepen. Nederland heeft ingestemd met deze inperking van het toepassingsbereik
van de richtlijn omdat het kleine schepen betreft, met vaak een beperkt vaargebied.
Gebleken is dat lidstaten voor deze schepen veelvuldig ontheffingen hebben afgegeven.
De procedure daarvoor is omslachtig: eerst moet een aanvraag voor een ontheffing aan
de Europese Commissie worden voorgelegd, die vervolgens advies aan de European Maritime
Safety Agency (EMSA) vraagt, waarna de aanvraag aan de Committee on Safe Seas (COSS)
wordt voorgelegd. Omdat de lidstaten hier graag vanaf wilden is in Europees verband
besloten de regulering van deze kleine passagiersschepen aan de lidstaten over te
laten en de specifieke vereisten voor passagiersschepen met een lengte van minder
dan 24 meter uit de richtlijn te schrappen. Het is de lidstaten toegestaan de eisen
onder de ‘oude’ Richtlijn 2009/45/EG te blijven hanteren (in hun nationale regelgeving),
waar nodig in aangepaste vorm ten behoeve van de proportionaliteit. Deze eisen staan
hoofdzakelijk in Bijlage I van Richtlijn 2009/45/EG; deze bijlage zal op termijn door
de Commissie aangepast worden, waarmee de specifieke eisen betreffende kleine passagiersschepen
uit de bijlage geschrapt zullen worden. Nederland heeft met deze wijzigingsregeling
ervoor gekozen de eisen in Richtlijn 2009/45/EG overeenkomstig van toepassing te verklaren
op deze categorie schepen, met waar nodig invullingen en afwijkingen daarvan. Ten
behoeve van deze schepen wordt vanaf 21 december 2019 op basis van een nieuw artikel
6f, een bijzonder veiligheidscertificaat afgegeven, indien aan de toepasselijke eisen
wordt voldaan.
Onder de toepassing van de Richtlijn 2009/45 (vóór 21 december 2019) werd voor deze
kleine passagiersschepen een veiligheidscertificaat voor passagiersschepen afgegeven.
Dit certificaat was in betekenis een bijzonder veiligheidscertificaat. Nu op deze
schepen met onderhavige regeling de richtlijn deels overeenkomstig van toepassing
is, wordt ook voor deze schepen een bijzonder veiligheidscertificaat afgegeven. Er
is niet gekozen voor een nationaal veiligheidscertificaat zoals die wordt afgegeven
voor bijvoorbeeld vrachtschepen kleiner dan 24 meter, omdat kleine passagiersschepen
(kleiner dan 24 meter) qua risicoprofiel niet gelijkgesteld kunnen worden aan kleine
vrachtschepen. Opdat de veiligheid van passagiers op kleine schepen zoveel mogelijk
op gelijk niveau als die van grotere passagiersschepen moet blijven is gekozen voor
de overeenkomstige toepassing van een aantal voorschriften uit de richtlijn. In dat
verband wordt ook een bijzonder veiligheidscertificaat afgegeven en geen nationaal
veiligheidscertificaat.
Qua vaargebieden is de in de Richtlijn 2009/45 opgenomen classificering van schepen
niet meer relevant voor passagiersschepen met een lengte kleiner dan 24 meter omdat
deze uitgezonderd zijn van de richtlijn. De EU heeft het aan de lidstaten gelaten
om veiligheidsnormen te ontwikkelen en daarbij te oordelen of voor die schepen plaatselijke
vaarbeperkingen in termen van afstand tot de kust of havens en weersomstandigheden
moeten worden opgelegd. In Nederland is ervoor gekozen eisen van de richtlijn van
overeenkomstige toepassing te verklaren en daarmee dezelfde vaargebieden en classificering
te hanteren.
Deze categorie schepen, die niet de zeegaande zeilschepen omvat, is in artikel 4, tweede lid, toegevoegd aan de categorieën
schepen waarvoor geen veiligheidscertificaat voor passagiersschepen, behorend bij
richtlijn 2009/45/EG, benodigd is. De eisen waaraan deze schepen moeten voldoen voorafgaand
aan de afgifte van een bijzonder veiligheidscertificaat zijn opgenomen in bijlage
3d. In onderdeel P is dit verder toegelicht.
Onderdeel E
Hoofdstuk 1, paragraaf 2, regelt aan welke onderzoeken een schip wordt onderworpen
voor het verkrijgen of behouden van een veiligheidscertificaat. Met onderdeel E is
een nieuw artikel 9g ingevoegd waarmee is geregeld dat voor de afgifte van certificaten
die voor passagiersschepen kleiner dan 24 meter op nationale reizen benodigd zijn
en het behouden van die certificaten gedurende de geldigheidsduur daarvan, de onderzoeken
zoals voorgeschreven in bijlage 3d bij de regeling zijn voorgeschreven. In deze bijlage
is Richtlijn 2009/45/EG van overeenkomstige toepassing verklaard met inachtneming
van de, eveneens in de bijlage, opgenomen aanvullingen en beperkingen. Een van de
bepalingen van de richtlijn die van overeenkomstige toepassing is betreft onderzoekvoorschriften
ten aanzien van een schip waarvoor een bijzonder veiligheidscertificaat voor passagiersschepen
kleiner dan 24 meter benodigd is. Ter verkrijging van dat certificaat en tijdens de
geldigheidsduur daarvan wordt het schip onderworpen aan de in artikel 12 van richtlijn
2009/45/EG voorgeschreven onderzoeken.
Onderdeel F
In verband met het vervallen van de ondergrens van 3000 GT in de LY3-Code is artikel
12a gewijzigd. Abusievelijk is hier eerder geen rekening mee gehouden. Met deze aanpassing
wordt deze omissie hersteld. Het eerste en tweede lid zijn ten behoeve van de duidelijkheid
tevens enigszins geherformuleerd.
Onderdeel G
In artikel 13 is allereerst de verwijzing naar richtlijn 1995/35 vervangen door richtlijn
2017/2110, waarbij Richtlijn 1995/35/EG is ingetrokken. Daarnaast is de in deze bepaling
gehanteerde terminologie in lijn gebracht met die van richtlijn 2017/2110: veerboot
(ferry) is vervangen door passagiersschip (passenger ship). Met betrekking tot de
hogesnelheidsschepen wordt in de richtlijn de term ‘vaartuigen’ (craft) gebruikt in
plaats van ‘schepen’ (ships).
Deze bepaling is voorts aangepast in verband met de toepassing van richtlijn 2017/2110
op schepen die onder Nederlandse vlag varen naar een niet-EU lidstaat of in de Nederlandse
nationale vaart. Vaartuigen die onderworpen zijn aan inspecties in het kader van de
havenstaatcontrole vallen binnen de werkingssfeer van Richtlijn 2009/16/EG. Voorheen
vielen deze onder de werking van Richtlijn 1995/35/EG. Het toepassingsgebied van Richtlijn
2017/2110 is hiermee ten opzichte van zijn voorganger beperkt tot ro-ro-passagiersschepen
en hogesnelheidspassagiersvaartuigen die geregelde diensten uitvoeren tussen havens
in een lidstaat of tussen een haven in een lidstaat en een haven in een derde land,
waarbij het schip onder de vlag van de betrokken lidstaat vaart. Op vaartuigen die
worden ingezet op geregelde diensten met ro-ro-passagiersschepen en hogesnelheidspassagiersvaartuigen
tussen een lidstaat en een derde land, is Richtlijn 2009/16/EG van toepassing indien
het vaartuig niet onder de vlag van de betrokken lidstaat vaart. De Regeling havenstaatcontrole
2011 is separaat gewijzigd in verband met bovenstaande.
Onderdeel H
Met dit onderdeel is een nieuw artikel 17c ingevoegd ten aanzien van de geldigheidsduur
van het certificaat genoemd in artikel 6c. Voor het nieuwe bijzondere veiligheidscertificaat
is aangesloten bij de geldigheidsduur van het veiligheidscertificaat voor passagiersschepen
als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Rvz. Ingevolge het (nieuwe) artikel
17c bedraagt de geldigheidsduur een jaar.
Onderdeel I
Omdat schepen met een lengte van minder dan 24 meter niet meer onder het toepassingsbereik
van Richtlijn 2009/45/EG vallen, is artikel 19 nog enkel van toepassing op schepen
met een lengte van 24 meter en meer. In verband met de daartoe gewijzigde richtlijn
zijn de verwijzingen in het eerste lid waar nodig aangepast. Dit artikel is eveneens
gewijzigd vanwege de herdefiniëring van de verschillende zeegebieden, waarbij met
name van belang is dat precisering van een zeegebied door een lidstaat op dusdanige
wijze moet worden afgebakend dat de binnengrens van het zeegebied dat het dichtst
bij zijn kustlijn ligt wordt bepaald. De herdefiniëring in Richtlijn 2009/45/EG is
met verwijzing naar de Wet grenzen Nederlandse territoriale zee (Stb. 1985, 129) in het tweede lid van artikel 19, geïmplementeerd.
Onderdeel K
De zinsnede ‘met een lengte van minder dan 24 meter’ in het vierde lid van artikel
22, is vervallen, omdat allereerst onduidelijk was of de zinsnede op zowel de onderdeel
b als c van artikel 3a, eerste lid, betrekking had, dan wel op een van beide onderdelen.
Daarnaast is de toevoeging van de lengte van het schip overbodig gebleken voor wat
betreft onderdeel b: voor de schepen als bedoeld in onderdeel b is de lengte-specificatie
al meegenomen in onderdeel b zelf. Voor de schepen als bedoeld in onderdeel c, is
de lengte zelfs niet relevant omdat voor een schip zonder voortstuwing altijd een
nationaal veiligheidscertificaat benodigd is, onafhankelijk van de lengte (deze schepen
moeten voldoen aan de Intact Stability Code 2008, onafhankelijk van de lengte).
Onderdeel L
In het tweede lid van artikel 38 is abusievelijk verwezen naar een niet-bestaand onderdeel
2° van het eerste lid, onder b. Dit wordt met deze wijziging gecorrigeerd.
Onderdelen M en N
Artikel 13 is niet langer van overeenkomstige toepassing op buitenlandse schepen omdat
de inspecties van deze schepen onder de werkingssfeer van Richtlijn 2009/16/EG zijn
gebracht. De verwijzing naar artikel 13 in de artikelen 57 en 58 zijn geschrapt. Voor
artikel 58 betekent dit dat onderdeel b is vervallen.
Onderdeel P
De eisen waaraan passagiersschepen kleiner dan 24 meter, met uitzondering van zeegaande
zeilschepen, moeten voldoen ter verkrijging van een bijzonder veiligheidscertificaat
zijn opgenomen in de nieuwe bijlage 3d. Voor een deel is teruggegrepen naar de eisen
die onder de richtlijn (ook) golden voor deze categorie passagiersschepen. De verdere
invulling of afwijking van deze eisen zijn eveneens in bijlage 3d opgenomen.
Onderdeel Q
De categorieën zeegebieden en de verschillende klassen van passagiersschepen zijn
met Richtlijn 2017/2108 in Richtlijn 2009/45/EG geherdefinieerd. Zo is onder meer
bepaald dat elke lidstaat de binnengrens van het zeegebied dat het dichts bij de kustlijn
ligt, vaststelt. Bijlage 4 is in verband hiermee in zijn geheel vervangen.
Artikelen I, onderdelen A en O, en II
Artikel 1 Rvz en artikel 1 Rvvs
In beide regelingen is in de begripsbepaling het onderdeel ‘uitvoeringsverordening
scheepsuitrusting’ toegevoegd ter verduidelijking van de uitvoeringsverordening die
onder de richtlijn scheepsuitrusting (2014/90/EU) hangt. Ingevolge artikel 35, tweede
lid, van die richtlijn mag de Europese Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen
betreffende de vereisten met betrekking tot het ontwerp, de constructie en de prestaties
van en de beproevingsnormen voor scheepsuitrusting. Op het moment van invoegen van
deze begripsomschrijving in de regeling is uitvoeringsverordening (EU) 2018/7736 van toepassing. Er is in de respectievelijke begripsbepalingen echter geen nummer
van de uitvoeringsverordening opgenomen, omdat de uitvoeringsverordening jaarlijks
wordt vervangen door een nieuwe verordening met een nieuwe tabel. Hierdoor wordt voorkomen
dat dan ook telkens de regeling vervangen moet worden.
Artikelen 62, tweede lid, Rvz en 17, tweede lid, Rvvs
In de uitvoeringsverordening onder de richtlijn scheepsuitrusting (2014/90/EU) is
een tabel opgenomen waarin wordt gespecificeerd welke uitrusting moet voldoen aan
welke eisen. Daarbij wordt bij nieuw toegevoegde uitrusting een uitfaseringstermijn
opgenomen. In de artikelen 62, tweede lid, van de Rvz, en 17, tweede lid, van de Rvvs,
wordt daarmee overeenkomstig de uitfaseringstermijn bepaald van scheepsuitrusting
die vanaf een bepaalde datum voor het eerst moet voldoen aan geharmoniseerde vereisten.
Op deze wijze wordt voorkomen dat dergelijke uitrusting vanaf het moment van toepassen
van deze vereisten, niet meer aan boord kunnen worden geplaatst.
Artikel III
Voor de inwerkingtreding van deze regeling worden de vaste verandermomenten voor wet-
en regelgeving niet toegepast. Dit houdt verband met het feit dat gebruik gemaakt
wordt van de uitzondering voor de implementatie van internationale en Europese voorschriften.
Transponeringstabellen
In onderstaande transponeringstabellen is aangegeven in welk artikel van de Regeling
veiligheid zeeschepen of andere regelingen artikelen van de richtlijnen zijn geïmplementeerd.
Transponeringstabel 1.
Richtlijn nr. EU 2017/2108 tot wijziging van Richtlijn 2009/45/EG inzake veiligheidsvoorschriften
en -normen voor passagiersschepen
|
Bepaling EU Richtlijn 2017/2108
|
Gewijzigde bepaling Richtlijn 2009/45/EG
|
Nationale implementatie in Regeling veiligheid zeeschepen (Rvz), tenzij anders is
aangegeven
|
Toelichting
|
|
Artikel 1
|
|
|
|
|
eerste lid
|
Artikel 2
|
Artikel 1, eerste lid, juncto artikel 62
|
|
|
Artikel 1
|
|
|
|
|
tweede lid
|
Artikel 3
|
|
|
| |
lid 1
|
Artikelen 4, eerste lid, en 57, eerste lid,
|
|
| |
lid 2
|
Artikel 4, tweede lid
|
|
| |
lid 3
|
Niet van toepassing op Nederland
|
|
|
Artikel 1
|
Artikel 4
|
|
|
|
derde lid
|
lid 1
|
Artikel 19, tweede lid
|
|
| |
lid 2
|
Artikel 19, tweede lid, en
bijlage 4
|
|
| |
onderdelen a en b
|
|
| |
onderdeel c
|
Bijlage 4 bij de Regeling veiligheid zeeschepen te raadplegen op website Staatscourant
(www.wetten.nl) of ILT (www.ilent.nl)
|
|
| |
onderdeel d
|
Behoeft naar zijn aard geen implementatie
|
Betreft feitelijke handeling door of vanwege de minister
Bijlage 4 is bij implementatie van Richtlijn 2017/2108 aan de Europese Commissie meegedeeld
Richt zich tot Griekenland
|
| |
lid 3
|
Niet van toepassing/behoeft geen nadere implementatie
|
| |
lid 4
|
Artikel 19, tweede lid, en bijlage 4
|
| |
lid 5
|
Artikel 7 Schepenbesluit 2004
|
|
Artikel 1
|
|
|
|
|
vierde lid
|
Artikel 5
|
|
|
|
a
|
lid 2
|
Behoeft geen implementatie
|
|
|
b
|
lid 3
|
Artikel 57, eerste lid
|
|
|
c
|
lid 4
|
Artikelen 1 en 62, tweede lid
Artikelen 1 en 17, tweede lid, Regeling voorkoming verontreiniging door schepen
|
|
|
Artikel 1,
|
|
|
|
|
vijfde lid
|
Artikel 6
|
|
|
|
a
|
lid 1
|
Artikel 19, eerste lid
|
|
|
b
|
lid 2
|
Artikel 19, eerste lid
|
|
|
c
|
lid 3
|
Artikel 19, eerste lid
|
|
|
d
|
lid 4
|
Artikel 12, eerste lid, onderdeel a, Rvz en artikel 16 Schepenbesluit 2004
|
|
|
e
|
nieuwe leden 5, 6, en 7
|
Artikel 19, eerste lid
|
|
|
Artikel 1,
|
|
|
|
|
zesde lid
a en b
|
Artikel 7
|
Artikel 7, eerste lid
|
|
|
Artikel 1,
|
|
|
|
|
zevende lid
|
Artikel 8
|
|
|
|
a
|
|
Artikel 19, vierde lid
|
|
|
b
|
|
Behoeft geen implementatie
|
Betreft geschrapt onderdelen
|
|
Artikel 1,
|
|
|
|
|
achtste lid
|
Artikel 9
|
|
|
|
a en b
|
lid 2 en lid 4
|
Artikel 27
|
|
|
c
|
lid 5
|
Behoeft geen implementatie
|
Gericht tot de Commissie
|
|
Artikel 1,
|
|
|
|
|
negende lid
a tot en met c
|
Artikel 10
|
Behoeft geen implementatie
|
|
|
Artikel 1,
tiende lid
|
nieuw artikel 10 bis
|
Behoeft geen implementatie
|
Gericht tot Commissie – betreft bevoegdheidsdelegatie
|
|
Artikel 1,
|
|
|
|
|
elfde lid
a en b
|
Artikel 11
|
Behoeft geen implementatie
|
|
|
Artikel 1,
|
|
|
|
|
twaalfde lid,
|
Artikel 12
|
Artikel 10
|
|
|
a
|
lid 1
|
|
|
|
b
|
lid 2
|
Behoeft geen nadere implementatie
|
artikellid geschrapt
|
|
Artikel 1,
|
|
|
|
|
dertiende lid,
|
Artikel 13
|
|
|
|
a
|
lid 1
|
Artikel 4, eerste lid, en artikel 10
|
|
|
b
|
lid 3
|
Artikel 4, tweede lid, onderdeel b
|
|
|
c
|
lid 4
|
Behoeft geen implementatie
|
|
|
Artikel 1,
|
|
|
|
|
veertiende lid
|
Artikel 14
|
Behoeft geen implementatie
|
Betreft schrapping artikel 14
|
|
Artikel 1,
vijftiende lid
|
nieuw artikel 16 bis
|
Behoeft naar zijn aard geen implementatie
|
Gericht aan de Commissie
|
|
Artikel 1,
|
|
|
|
|
zestiende lid,
a en b
|
Bijlage I behorend bij artikel 6
|
Artikel 19, eerste lid
|
|
|
Artikel 2
|
|
Behoeft naar zijn aard geen implementatie
|
Betreft m.n. implementatie- en inwerkingtredingstermijn
|
|
Artikel 3
|
|
Behoeft naar zijn aard geen implementatie
|
Betreft inwerkingtredingsbepaling
|
|
Artikel 4
|
|
Behoeft naar zijn aard geen implementatie
|
Betreft adressaten richtlijn
|
Transponeringstabel 2.
Richtlijn (EU) 2017/2110 betreffende een inspectiesysteem voor de veilige exploitatie
van ro-ro-passagiersschepen en hogesnelheidspassagiersvaartuigen op geregelde diensten
en tot wijziging van Richtlijn 2009/16/EG en tot intrekking van Richtlijn 1999/35/EG
|
Bepaling EU richtlijn 2017/2110
|
Nationale implementatie in Regeling veiligheid zeeschepen (Rvz), tenzij anders is
aangegeven
|
Toelichting
|
|
Artikel 1, eerste tot en met derde lid
|
Artikel 13
|
|
|
vierde lid
|
Behoeft geen implementatie
|
Niet van toepassing; gericht tot lidstaten zonder zeehavens
|
|
Artikel 2
|
Artikel 1 juncto artikel 62
|
Valt onder definitiebepaling artikel 1
|
|
Artikel 3
|
Artikel 13
|
|
|
Artikel 4
|
Artikel 13
|
|
|
Artikel 5
|
Artikel 13
|
|
|
Artikel 6
|
Artikel 13, vierde lid
|
|
|
Artikel 7
|
Artikel 13, vierde lid
|
|
|
Artikel 8
|
Systematiek Schepenwet (Sw): artikel 18 tot en met 22 Sw,
art. 13, vierde lid, Rvz
artikelen 26, 26a en 27 Wet havenstaatcontrole
|
|
|
Artikel 9
|
Artikel 14 Wet havenstaatcontrole
|
|
|
Artikel 10
|
Artikelen 1, onderdeel q, en 11, eerste lid, Wet havenstaatcontrole
|
|
|
Artikel 11
|
Systematiek Schepenwet: artt 56 tot en met 58, en artt. 69a, 61 en 65 Schepenbesluit
2004, en art. 13 Rvz
Art. 33 Wet havenstaatcontrole
|
|
|
Artikel 12
|
Behoeft geen implementatie
|
Gericht tot de Commissie
|
|
Artikel 13
|
Behoeft geen implementatie
|
Gericht tot Commissie – betreft bevoegdheidsdelegatie
|
|
Artikel 14
|
Artikel 1 juncto artikel 11 Wet havenstaatcontrole en artikelen 1, 4, 11a en art.
22 Regeling havenstaatcontrole
|
Separate implementatie in de Regeling havenstaatcontrole
|
|
Artikel 15
|
Behoeft geen implementatie
|
Intrekking Richtlijn 1999/35/EG
|
|
Artikel 16
|
Behoeft geen implementatie
|
Gericht tot de Commissie
|
|
Artikel 17
|
Behoeft naar zijn aard geen implementatie
|
Betreft implementatie- en inwerkingtredingstermijn
|
|
Artikel 18
|
Behoeft naar zijn aard geen implementatie
|
Betreft inwerkingtredingsbepaling
|
|
Artikel 19
|
Behoeft naar zijn aard geen implementatie
|
Betreft adressaten richtlijn
|
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga