Bijstellingsregeling directe belastingen 2020

18 december 2019

Nr. 2019-0000203012

Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken Directie Directe Belastingen

De Staatssecretaris van Financiën,

Gelet op de artikelen 10.1, 10.2a, 10.2b, 10.3, 10.5, 10.6, 10.6bis, 10.6ter, 10.6a, 10.6b, 10.7, 10bis.12 en 10a.11 van de Wet inkomstenbelasting 2001, de artikelen 12a, 18ga, 28b, 28c en 32bb van de Wet op de loonbelasting 1964, artikel 10 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, artikel 35a van de Successiewet 1956, artikelen 7 en 41a van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, artikel 8 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen, artikel 67cb van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, artikel 63c van de Invorderingswet 1990, de artikelen 10aa en 10eb van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965, artikel XXXIX van het Belastingplan 2019 en artikel 25 van de Wet inkomstenbelasting BES;

Besluit:

ARTIKEL I

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2.10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de tarieftabel vervangen door:

Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

I

II

III

IV

€ 20.711

9,00%

€ 20.711

€ 34.712

€ 1.863

10,45%

€ 34.712

€ 68.507

€ 3.326

38,10%

€ 68.507

€ 16.201

51,75%

2. In het tweede lid wordt ‘2,75%’ telkens vervangen door ‘17,15%’.

B

Artikel 2.10a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de tarieftabel vervangen door:

Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

I

II

III

IV

€ 20.711

9,00%

€ 20.711

€ 35.375

€ 1.863

10,45%

€ 35.375

€ 68.507

€ 3.395

38,10%

€ 68.507

€ 16.018

51,75%

2. In het tweede lid wordt ‘2,75%’ telkens vervangen door ‘17,15%’.

C

In artikel 3.15, eerste lid, wordt ‘€ 4.600’ vervangen door ‘€ 4.700’.

D

In artikel 3.19, tweede lid, worden de bedragen en percentages in de tabel zodanig vervangen dat die tabel komt te luiden:

meer dan

maar niet meer dan

op jaarbasis

€ 12.500

0,90% van deze waarde

€ 12.500

€ 25.000

1,15% van deze waarde

€ 25.000

€ 50.000

1,25% van deze waarde

€ 50.000

€ 75.000

1,40% van deze waarde

€ 75.000

€ 1.090.000

1,55% van deze waarde

€ 1.090.000

€ 16.895 vermeerderd met 2,35% van de woningwaarde voor zover deze uitgaat boven € 1.090.000

E

In artikel 3.41, tweede lid, worden de bedragen in de tabel zodanig vervangen dat die tabel komt te luiden:

meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek

€ 2.400

€ 0

€ 2.400

€ 58.238

28% van het investeringsbedrag

€ 58.238

€ 107.848

€ 16.307

€ 107.848

€ 323.544

€ 16.307 verminderd met 7,56% van het gedeelte van het investeringsbedrag dat de € 107.848 te boven gaat

€ 323.544

€ 0

F

In artikel 3.42, vierde lid, onderdelen a en b, wordt ‘€ 122.000.000’ vervangen door ‘€ 124.000.000’.

G

In artikel 3.47, eerste lid, wordt ‘€ 2.300’ vervangen door ‘€ 2.400’.

H

In artikel 3.68, eerste lid, wordt ‘€ 8.999’ vervangen door ‘€ 9.218’.

I

Artikel 3.77 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 12.775’ vervangen door ‘€ 12.980’.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 6.391’ vervangen door ‘€ 6.494’.

3. In het vierde lid wordt ‘€ 15.172’ vervangen door ‘€ 15.415’.

J

Artikel 3.87 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid worden de bedragen in de tabel zodanig vervangen dat die tabel komt te luiden:

bij een reisafstand per openbaar vervoer

van meer dan

maar niet meer dan

op jaarbasis

10 km

10 km

15 km

€ 463

15 km

20 km

€ 616

20 km

30 km

€ 1.028

30 km

40 km

€ 1.275

40 km

50 km

€ 1.662

50 km

60 km

€ 1.849

60 km

70 km

€ 2.050

70 km

80 km

€ 2.121

80 km

€ 2.150

2. In het vijfde lid, onderdeel b, wordt ‘€ 0,23’ vervangen door ‘€ 0,24’. Voorts wordt ‘€ 2.116’ vervangen door ‘€ 2.150’.

3. In het zesde lid wordt ‘€ 2.116’ vervangen door ‘€ 2.150’.

K

In artikel 3.97, tweede lid, onderdeel a, wordt ‘€ 5.367’ vervangen door ‘€ 5.506’.

L

Artikel 3.112 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid worden de bedragen en percentages in de tabel zodanig vervangen dat die tabel komt te luiden:

meer dan

maar niet meer dan

op jaarbasis

€ 12.500

nihil

€ 12.500

€ 25.000

0,25% van deze waarde

€ 25.000

€ 50.000

0,35% van deze waarde

€ 50.000

€ 75.000

0,50% van deze waarde

€ 75.000

€ 1.090.000

0,65% van deze waarde

€ 1.090.000

 

€ 7.085 vermeerderd met 2,35% van de eigenwoningwaarde voor zover deze uitgaat boven € 1.090.000

2. In het vijfde lid wordt ‘€ 1.080.000’ telkens vervangen door ‘€ 1.090.000’. Voorts wordt ‘€ 11.340’ vervangen door ‘€ 11.445’.

M

In artikel 3.114, eerste lid, wordt ‘€ 5.367’ vervangen door ‘€ 5.506’.

N

In artikel 3.123a, tweede lid, wordt ‘96 2/3%’ vervangen door ‘93 1/3%’.

O

In artikel 3.125, eerste lid, onderdeel c, wordt ‘€ 21.741’ vervangen door ‘€ 22.089’.

P

Artikel 3.126a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid, onderdeel a, onder 3°, wordt ‘€ 21.741’ vervangen door ‘€ 22.089’.

2. In het vijfde lid wordt ‘€ 4.404’ vervangen door ‘€ 4.475’.

Q

Artikel 3.127 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘€ 7.254’ telkens vervangen door ‘€ 7.371’. Voorts wordt ‘€ 14.322’ vervangen door ‘€ 14.552’.

2. In het derde lid wordt ‘€ 107.593’ vervangen door ‘€ 110.111’. Voorts wordt ‘€ 12.275’ vervangen door ‘€ 12.472’.

R

Artikel 3.129, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘€ 459.688’ vervangen door ‘€ 467.044’.

2. In onderdeel b wordt ‘€ 229.852’ vervangen door ‘€ 233.530’.

3. In onderdeel c wordt ‘€ 114.932’ vervangen door ‘€ 116.771’.

S

Artikel 3.133 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel d, wordt ‘€ 4.404’ vervangen door ‘€ 4.475’.

2. In het negende lid, onderdeel c, wordt ‘€ 41.132’ vervangen door ‘€ 41.791’.

T

In artikel 4.14, eerste lid, wordt ‘5,60%’ vervangen door ‘5,33%’.

U

In artikel 5.2, eerste lid, wordt ‘0,13%’ vervangen door ‘0,06%’ en wordt ‘5,60%’ vervangen door ‘5,33%’. Voorts worden de bedragen in de tabel zodanig vervangen dat die tabel komt te luiden:

Van het gedeelte van de grondslag dat meer bedraagt dan

maar niet meer dan

wordt toegerekend aan rendementsklasse I

en wordt toegerekend aan rendementsklasse II

€ 0

€ 72.797

67%

33%

€ 72.797

€ 1.005.572

21%

79%

€ 1.005.572

0%

100%

V

In artikel 5.5 wordt ‘€ 30.360’ vervangen door ‘€ 30.846’.

W

Artikel 5.10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a, onder 1° en 2°, wordt ‘€ 7.118’ telkens vervangen door ‘€ 7.232’.

2. In onderdeel d wordt ‘€ 534’ vervangen door ‘€ 543’. Voorts wordt ‘€ 1.068’ vervangen door ‘€ 1.086’.

X

In artikel 5.13 wordt ‘€ 58.540’ vervangen door ‘€ 59.477’. Voorts wordt ‘€ 117.080’ vervangen door ‘€ 118.954’.

Y

In artikel 6.17, derde lid, worden de bedragen in de tabel zodanig vervangen dat die tabel komt te luiden:

meer dan

maar niet meer dan

wordt gezinshulp geacht extra te zijn voor zover de uitgaven voor gezinshulp meer bedragen dan het in deze kolom vermelde percentage van het verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek

€ 32.252

0%

€ 32.252

€ 48.377

1%

€ 48.377

€ 64.495

2%

€ 64.495

3%

Z

Artikel 6.20 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘€ 7.739’ vervangen door ‘€ 7.863’. Voorts wordt ‘€ 133’ vervangen door ‘€ 136’.

2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ‘€ 7.739’ vervangen door ‘€ 7.863’. Voorts wordt ‘€ 41.107’ vervangen door ‘€ 41.765’.

3. In het eerste lid, onderdeel c, wordt ‘€ 41.107’ telkens vervangen door ‘€ 41.765’.

4. In het tweede lid wordt ‘€ 7.739’ vervangen door ‘€ 7.863’ en wordt ‘€ 15.478’ vervangen door ‘€ 15.726’. Voorts wordt ‘€ 133’ vervangen door ‘€ 136’ en wordt ‘€ 266’ vervangen door ‘€ 272’.

AA

In artikel 8.9, eerste lid, wordt ‘26 2/3%’ vervangen door ‘20%’.

AB

In artikel 8.10, tweede lid, wordt ‘€ 2.477’ vervangen door ‘€ 2.517’. Voorts wordt ‘5,147%’ vervangen door ‘5,672%’.

AC

Artikel 8.11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, eerste zin, onderdeel a, wordt ‘1,754%’ vervangen door ‘2,812%’. Voorts wordt ‘€ 276’ vervangen door ‘€ 279’.

2. In het tweede lid, eerste zin, onderdeel b, wordt ‘28,712%’ vervangen door ‘28,812%’ en wordt ‘€ 9.694’ vervangen door ‘€ 9.921’. Voorts wordt ‘€ 3.540’ vervangen door ‘€ 3.595.

3. In het tweede lid, eerste zin, onderdeel c, wordt ‘1,601%’ vervangen door ‘1,656%’ en wordt ‘€ 20.450’ vervangen door ‘€ 21.430’. Voorts wordt ‘€ 3.764’ vervangen door ‘€ 3.819’.

4. In het tweede lid, eerste zin, onderdeel d, en tweede zin, wordt ‘€ 34.060’ telkens vervangen door ‘€ 34.954’.

AD

Artikel 8.14a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘€ 4.993’ vervangen door ‘€ 5.072’.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 4.993’ vervangen door ‘€ 5.072’. Voorts wordt ‘€ 2.835’ vervangen door ‘€ 2.881’.

AE

In artikel 8.16a, tweede lid, wordt ‘€ 737’ vervangen door ‘€ 749’.

AF

In artikel 8.17, tweede lid, wordt ‘€ 1.596’ vervangen door ‘€ 1.622’ en wordt ‘€ 36.783’ vervangen door ‘€ 37.372’.

AG

In artikel 8.18, tweede lid, wordt ‘€ 429’ vervangen door ‘€ 436’.

AH

In artikel 9.4, eerste lid, onderdeel a, wordt ‘€ 46’ vervangen door ‘€ 47’.

AI

In artikel 10.3, achtste lid, wordt ‘0,95%-punt’ vervangen door ‘0,90%-punt’.

AJ

In artikel 10.7, zevende lid, wordt ‘€ 13.057’ vervangen door ‘€ 13.265’.

AK

In artikel 10bis.6, eerste lid, wordt ‘€ 166.000’ vervangen door ‘€ 168.500’.

ARTIKEL II

De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 12a, eerste lid, onderdeel c, wordt ‘€ 45.000’ vervangen door ‘€ 46.000’.

B

In artikel 18ga, eerste lid, wordt ‘€ 107.593’ vervangen door ‘€ 110.111’.

C

In artikel 20a, eerste lid, wordt de tarieftabel vervangen door:

Bij een belastbaar loon van meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

I

II

III

IV

€ 20.711

9,00%

€ 20.711

€ 34.712

€ 1.863

10,45%

€ 34.712

€ 68.507

€ 3.326

38,10%

€ 68.507

€ 16.201

51,75%

D

In artikel 20b, eerste lid, wordt de tarieftabel vervangen door:

Bij een belastbaar loon van meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

I

II

III

IV

€ 20.711

9,00%

€ 20.711

€ 35.375

€ 1.863

10,45%

€ 35.375

€ 68.507

€ 3.395

38,10%

€ 68.507

€ 16.018

51,75%

E

In artikel 28b, eerste lid, wordt ‘€ 1.319’ vervangen door ‘€ 1.377’.

F

In artikel 28c, eerste lid, wordt ‘€ 1.319’ vervangen door ‘€ 1.377’.

G

In artikel 32bb, tweede lid, wordt ‘€ 551.000’ vervangen door ‘€ 559.000’.

ARTIKEL III

In de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt in artikel 10, eerste lid, onderdeel j, ‘€ 572.000’ vervangen door ‘€ 581.000’.

ARTIKEL IV

De Successiewet 1956 wordt als volgt gewijzigd:

A

In de in artikel 24, eerste lid, opgenomen tabel, eerste en tweede kolom, wordt ‘€ 124.727’ vervangen door ‘€ 126.723’.

B

Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel 4°, onder a, wordt ‘€ 650.913’ vervangen door ‘€ 661.328’.

2. In het eerste lid, onderdeel 4°, onder b, wordt ‘€ 61.840’ vervangen door ‘€ 62.830’.

3. In het eerste lid, onderdeel 4°, onder c en d, wordt ‘€ 20.616’ vervangen door ‘€ 20.946’.

4. In het eerste lid, onderdeel 4°, onder e, wordt ‘€ 48.821’ vervangen door ‘€ 49.603’.

5. In het eerste lid, onderdeel 4°, onderdeel f, wordt ‘€ 2.173’ vervangen door ‘€ 2.208’.

6. In het tweede lid wordt ‘€ 168.155’ vervangen door ‘€ 170.846’.

C

Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 5° wordt ‘€ 5.428’ vervangen door ‘€ 5.515’ en wordt ‘€ 26.040’ vervangen door ‘€ 26.457’. Voorts wordt ‘€ 54.246’ vervangen door ‘€ 55.114’ en wordt ‘€ 102.010’ vervangen door ‘€ 103.643’.

2. In onderdeel 7° wordt ‘€ 2.173’ vervangen door ‘€ 2.208’. Voorts wordt ‘€ 102.010’ vervangen door ‘€ 103.643’.

D

In artikel 35b, eerste lid, onderdeel a en onderdeel b, onder 2° en 3°, wordt ‘€ 1.084.851’ vervangen door ‘€ 1.102.209’.

ARTIKEL V

De Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 7, zesde lid, wordt ‘€ 4.885’ vervangen door ‘€ 4.964’.

B

In artikel 40, eerste lid, wordt ‘€ 5.278’ vervangen door ‘€ 5.514’.

ARTIKEL VI

De Kostenwet invordering rijksbelastingen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2 wordt ‘€ 16’ vervangen door ‘€ 17’.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 42’ vervangen door ‘€ 43’. Voorts wordt ‘12.356’ vervangen door ‘12.677’.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 16’ vervangen door ‘€ 17’.

3. In het derde lid wordt ‘€ 16’ vervangen door ‘€ 17’.

C

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 58’ vervangen door ‘€ 60’ en wordt ‘€ 74’ vervangen door ‘€ 76’. Voorts wordt ‘€ 16’ vervangen door ‘€ 17’ en wordt ‘€ 29’ vervangen door ‘€ 30’.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 16’ vervangen door ‘€ 17’.

3. In het derde lid wordt ‘€ 5’ vervangen door ‘€ 6’.

ARTIKEL VII

De Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 67a, eerste lid, wordt ‘€ 5.278’ vervangen door ‘€ 5.514’.

B

Artikel 67b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 131’ vervangen door ‘€ 136’.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 1.319’ vervangen door ‘€ 1.377’.

C

In artikel 67c, eerste lid, wordt ‘€ 5.278’ vervangen door ‘€ 5.514’.

D

In artikel 67ca, eerste lid, onderdeel f, wordt ‘€ 5.278’ vervangen door ‘€ 5.514’.

ARTIKEL VIII

In de Invorderingswet 1990 wordt in artikel 63b, eerste en tweede lid, ‘€ 5.278’ vervangen door ‘€ 5.514’.

ARTIKEL IX

Het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 10aa wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 11.008’ vervangen door ‘€ 11.312’. Voorts wordt ‘€ 12.426’ vervangen door ‘€ 12.770’.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 12.456’ vervangen door ‘€ 12.800’. Voorts wordt ‘€ 14.060’ vervangen door ‘€ 14.449’.

B

Artikel 10eb wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 37.743’ vervangen door ‘€ 38.347’.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 28.690’ vervangen door ‘€ 29.149’.

ARTIKEL X

De Wet inkomstenbelasting BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘USD 12.242’ vervangen door ‘USD 12.475’.

2. In het derde lid wordt ‘USD 1.384’ vervangen door ‘USD 1.410’.

B

Artikel 24a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de tarieftabel vervangen door:

Bij een belastbare som van meer dan

doch niet meer dan

bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van de belastbare som dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

I

II

III

IV

USD 288.333

30,4%

USD 288.333

USD 87.653

35,4%

2. In het zevende lid wordt ‘USD USD 31.635’ vervangen door ‘USD 32.235’.

ARTIKEL XI

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

  • 2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel X in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba met ingang van 1 januari 2020, 00:00 uur, in werking en in het Europese deel van Nederland met ingang van 1 januari 2020, 05.00 uur.

ARTIKEL XII

Deze regeling wordt aangehaald als: Bijstellingsregeling directe belastingen 2020.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel

TOELICHTING

Algemeen

De onderhavige regeling geeft uitvoering aan de indexeringsvoorschriften die zijn opgenomen in de artikelen 10.1, 10.2a, 10.2b, 10.3, 10.5, 10.6, 10.6bis, 10.6a, 10.6b, 10.7, 10bis.12 en 10a.11 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001), de artikelen 12a, 18ga, 28b, 28c en 32bb van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964), artikel 10 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb 1969), artikel 35a van de Successiewet 1956 (SW 1956), de artikelen 7 en 41a van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), artikel 8 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen, artikel 67cb van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), artikel 63c van de Invorderingswet 1990 (IW 1990), de artikelen 10aa en 10eb van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (UBLB 1965), artikel XXXIX van het Belastingplan 2019 (BP 2019) en artikel 25 van de Wet inkomstenbelasting BES.

Bijstellingsfactoren

Toepassing tabelcorrectiefactor (artikel I, onderdelen A tot en met C, E, F, G, I, J, O tot en met S, U tot en met Z, AB tot en met AH, AJ en AK, artikel II, onderdelen A en C tot en met G, artikelen III tot en met V, artikelen VII en VIII en artikel IX, onderdeel B)

De per 1 januari 2020 toe te passen tabelcorrectiefactor van artikel 10.2 Wet IB 2001 bedraagt 1,016. De bedragen die worden aangepast ingevolge artikel I, onderdelen A tot en met C, E, F, G, I, J, O tot en met S, U tot en met Z, AB tot en met AH, AJ en AK, artikel II, onderdelen A en C tot en met G, de artikelen III tot en met V, de artikelen VII en VIII en artikel IX, onderdeel B, in de onderhavige regeling moeten (deels) worden bijgesteld op basis van deze tabelcorrectiefactor. De tabelcorrectiefactor wordt in beginsel toegepast op de bedragen zoals deze zonder de inflatiecorrectie per 1 januari 2020 zouden komen te luiden. Een aantal bedragen wijzigt nog na deze inflatiecorrectie of kent een afwijkende inflatiecorrectie. Deze bedragen worden hierna afzonderlijk toegelicht.

Door toepassing van artikel XLIV BP 2019, zoals dat ingevolge artikel XX, onderdeel L, van het Belastingplan 2020 (BP 2020) komt te luiden, worden de in artikel I, onderdelen A en B, en artikel II, onderdelen C en D, opgenomen tarieftabellen vervangen door de tarieftabellen die zijn opgenomen in artikel XX, onderdeel A, onder 1 en 3, en onderdeel E, onder 1 en 2, BP 2020 (zie hierna).

Ingevolge artikel XX, onderdeel A, onder 6, BP 2020 wordt het in artikel I, onderdeel AB, genoemde bedrag van € 2.517 vervangen door € 2.711.

Ingevolge artikel XXXIX BP 2019, zoals dat ingevolge artikel XX, onderdeel H, BP 2020 komt te luiden, wordt in artikel I, onderdeel AC, onder 1, bij de inflatiecorrectie van het in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel a, Wet IB 2001 vermelde bedrag het vóór toepassing van XX, onderdeel A, onder 7, BP 2020 in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel a, Wet IB 2001 vermelde bedrag vermenigvuldigd met de genoemde tabelcorrectiefactor en vervolgens verhoogd met het in XX, onderdeel A, onder 7, BP 2020 vermelde bedrag. Dit resulteert in het in artikel I, onderdeel AC, onder 1, genoemde bedrag van € 289.

Ingevolge artikel XXXIX BP 2019, zoals dat ingevolge artikel XX, onderdeel H, BP 2020 komt te luiden, wordt in artikel I, onderdeel AC, onder 2, bij de inflatiecorrectie van het in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel b, Wet IB 2001 als tweede vermelde bedrag het vóór toepassing van XX, onderdeel A, onder 7, BP 2020 in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel b, Wet IB 2001 vermelde bedrag vermenigvuldigd met de genoemde tabelcorrectiefactor en vervolgens verhoogd met het in XX, onderdeel A, onder 7, BP 2020 vermelde bedrag. Dit resulteert in het in artikel I, onderdeel AC, onder 2, genoemde bedrag van € 3.595.

Ingevolge artikel XXXIX BP 2019, zoals dat ingevolge artikel XX, onderdeel H, BP 2020 komt te luiden, wordt in artikel I, onderdeel AC, onder 3, bij de inflatiecorrectie van het in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel c, Wet IB 2001, dat ingevolge artikel II, onderdeel H, BP 2019, zoals dat ingevolge artikel XX, onderdeel A, onder 7, BP 2020 komt te luiden, wordt ingevoegd, als tweede vermelde bedrag verminderd met € 365 en vervolgens vermenigvuldigd met de genoemde tabelcorrectiefactor, waarna dat bedrag wordt verhoogd met € 365. Dit resulteert in het in artikel I, onderdeel AC, onder 3, genoemde bedrag van € 3.819.

Door de toegepaste afrondingsregel leidt de inflatiecorrectie bij het begin van 2020 niet tot een aanpassing van de bedragen in de artikelen van de Wet IB 2001, de Wet LB 1964 en de Kostenwet invordering rijksbelastingen die staan genoemd in de hierna opgenomen tabel 1. Als basis voor de bijstelling voor 2020 gelden in beginsel de na bijstelling voor 2019 op twee decimalen rekenkundig afgeronde bedragen.

Tarieftabellen inkomstenbelasting en loonbelasting en bijstelling tariefpercentage aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning (artikel I, onderdelen A en B, en artikel II, onderdelen C en D)

In de onderhavige regeling zijn de tarieftabellen inkomstenbelasting van de artikelen 2.10 en 2.10a Wet IB 2001 en de tarieftabellen loonbelasting van de artikelen 20a en 20b Wet LB 1964 overeenkomstig artikel XLIV BP 2019, zoals dat ingevolge artikel XX, onderdeel L, BP 2020 komt te luiden, opgenomen vóór toepassing van de in het BP 2020 opgenomen wijzigingen van die tabel. Dit houdt in dat de tarieftabellen van 2019 als uitgangspunt zijn genomen en de tabelcorrectiefactor is toegepast op de in die tabellen opgenomen bedragen met uitzondering van op het beginpunt van de hoogste tariefschijf omdat dat bedrag ingevolge het BP 2019 tot en met 2021 niet wordt geïndexeerd. Vervolgens worden de tarieftabellen vervangen door de tarieftabellen die zijn opgenomen in artikel XX, onderdeel A, onder 1 en 3, en onderdeel E, onder 1 en 2, BP 2020.

Ingevolge artikel 10.2a Wet IB 2001 wordt het percentage uit het tweede lid van de artikelen 2.10 en 2.10a Wet IB 2001 jaarlijks bijgesteld. Toepassing van artikel 10.2a Wet IB 2001, zoals dat ingevolge artikel II, onderdeel K, BP 2019 met ingang van 1 januari 2020 komt te luiden en dat ingevolge artikel XLIV BP 2019 wordt toegepast voordat artikel II, onderdeel A, onder 2, en onderdeel B, onder 2, BP 2019 wordt toegepast, leidt tot een percentage van 17,15%. Op grond van artikel II, onderdeel A, onder 2, en onderdeel B, onder 2, BP 2019, zoals dat ingevolge artikel XX, onderdeel A, onder 2 en 4, BP 2020 komt te luiden, wordt het percentage vervolgens gesteld op 3,5%.

Bijstelling van de bedragen en percentages van de bijtelling privégebruik woning, het eigenwoningforfait en de kamerverhuurvrijstelling (artikel I, onderdelen D, K tot en met M en AI)

De bijstelling van de bedragen en percentages van de bijtelling privégebruik woning (artikel 3.19 Wet IB 2001), het eigenwoningforfait (artikel 3.112 Wet IB 2001) en de kamerverhuurvrijstelling (de artikelen 3.97 en 3.114 Wet IB 2001) vindt plaats ingevolge de artikelen 10.3, 10.5 en 10.6 Wet IB 2001. Bijstelling van een deel van de in de artikelen 3.19, tweede lid, en 3.112, eerste lid, Wet IB 2001 vermelde percentages vindt plaats op basis van de verhouding van het indexcijfer woninghuren over juli 2019 tot dat cijfer over juli 2018 (factor ih) en tevens met de verhouding van het gemiddelde van de eigenwoningwaarden die betrekking hebben op 2019 en het gemiddelde van die waarden die betrekking hebben op 2020 (factor iw). De factor ih bedraagt 107,15/104,74 (een gemiddelde huurstijging over de relevante periode van 2,59%). De verhouding van het gemiddelde van de eigenwoningwaarden voor 2019 en het gemiddelde van die waarden voor 2020 bedraagt volgens opgave van de Waarderingskamer 100:108,6 (een gemiddelde waardestijging van 8,6%). De factor iw bedraagt daarmee 100/108,6.

Door toepassing van artikel XLIV, eerste lid, onderdeel e, BP 2019 zijn de voor het eigenwoningforfait geldende percentages opgenomen die resulteren na toepassing van voornoemde bijstelling en vóór toepassing van de beleidsmatige verlaging uit artikel II, onderdeel D, BP 2019. De tabel uit artikel 3.112, eerste lid, Wet IB 2001 komt na de beleidsmatige verlaging, onder overeenkomstige toepassing van artikel 10.5 Wet IB 2001, als volgt te luiden:

meer dan

maar niet meer dan

op jaarbasis

€ 12.500

nihil

€ 12.500

€ 25.000

0,20% van deze waarde

€ 25.000

€ 50.000

0,35% van deze waarde

€ 50.000

€ 75.000

0,45% van deze waarde

€ 75.000

€ 1.090.000

0,60% van deze waarde

€ 1.090.000

 

€ 6.540 vermeerderd met 2,35% van de eigenwoningwaarde voor zover deze uitgaat boven € 1.090.000

Het percentage in het vijfde lid van artikel 3.112 Wet IB 2001 van 1,05% wordt als gevolg van de beleidsmatige verlaging, onder overeenkomstige toepassing van artikel 10.5 Wet IB 2001, gewijzigd in een percentage van 1,00%.

Indexering bedragen oudedagsvoorzieningen (artikel I, onderdelen H en Q, en artikel II, onderdeel B)

Het in artikel 3.68, eerste lid, Wet IB 2001 vermelde bedrag wordt bijgesteld op basis van artikel 10.2b, eerste lid, Wet IB 2001. De bijstelling van het in artikel 3.127, derde lid, Wet IB 2001 eerstvermelde bedrag en van het in artikel 18ga, eerste lid, Wet LB 1964 vermelde bedrag vindt ingevolge artikel 10.2b, tweede lid, Wet IB 2001, onderscheidenlijk artikel 18ga, tweede lid, Wet LB 1964, plaats op basis van de contractloonontwikkelingsfactor, bedoeld in artikel 10.2b, derde lid, Wet IB 2001. De correctiefactor op grond waarvan het bedrag per 1 januari 2020 wordt bijgesteld is 1,0234.

Beperking aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld (artikel I, onderdeel N)

Op grond van artikel 10.6bis Wet IB 2001 wordt het in het kader van de uitfasering van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld met ingang van 1 januari 2019 in artikel 3.123a Wet IB 2001 genoemde percentage van 96 2/3% met ingang van 1 januari 2020 jaarlijks met 3 1/3%-punt verlaagd.

Herijking forfaitaire rendementen en grondslag box 3 en forfaitaire voordeel uit een vbi in box 2 (artikel I, onderdelen T en U)

Ingevolge artikel 10.6ter Wet IB 2001 worden de in artikel 5.2, eerste lid, eerste zin, Wet IB 2001 vermelde percentages jaarlijks herijkt. Tevens wordt op grond van genoemd artikel 10.6ter het percentage van het forfaitaire voordeel uit een vrijgestelde beleggingsinstelling (vbi) in artikel 4.14, eerste lid, Wet IB 2001 jaarlijks herijkt.

De aanpassing van het in artikel 4.14, eerste lid, Wet IB 2001 vermelde percentage vindt ingevolge artikel 10.6ter, eerste lid, Wet IB 2001 plaats op basis van het gewogen gemiddelde van de percentages, genoemd in artikel 5.2, eerste lid, eerste zin, Wet IB 2001, nadat deze zijn aangepast op basis van artikel 10.6ter, tweede tot en met zevende lid, Wet IB 2001.

De aanpassing van het in artikel 5.2, eerste lid, eerste zin, Wet IB 2001 eerstvermelde percentage vindt ingevolge artikel 10.6ter, tweede lid, Wet IB 2001 plaats op basis van het gemiddelde van de rendementen op deposito’s van huishoudens met een opzegtermijn van maximaal drie maanden, zoals gepubliceerd door De Nederlandsche Bank (DNB), van juli 2018 tot en met juni 2019.

De aanpassing van het in artikel 5.2, eerste lid, eerste zin, Wet IB 2001 als tweede vermelde percentage vindt ingevolge artikel 10.6ter, derde, vierde, vijfde en zesde lid, Wet IB 2001 plaats op basis van het meetkundige gemiddelde van het langetermijnrendement. Het langetermijnrendement wordt gesteld op het meetkundige gemiddelde van veertienmaal het langetermijnrendement van het kalenderjaar 2019 en eenmaal het rendement over het kalenderjaar 2018. De herijking van het langetermijnrendement gebeurt voor onroerende zaken, aandelen en obligaties afzonderlijk. De rendementen voor onroerende zaken worden ontleend aan de door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gepubliceerde Prijsindex Bestaande Koopwoningen, de rendementen voor aandelen aan de MSCI-index voor Europa en de rendementen voor obligaties aan de DNB-statistiek voor het rendement op de meest recente Nederlandse 10-jarige staatsobligatie.

Verhoging maximum gecombineerde heffingskorting bij minstverdienende partner (artikel I, onderdeel AA)

Het in artikel 8.9, eerste lid, Wet IB 2001 vermelde percentage wordt bijgesteld op basis van artikel 10.6a Wet IB 2001. Het percentage wordt berekend door het te vervangen percentage te verlagen met 6 2/3%-punt.

Indexering percentage algemene heffingskorting (artikel I, onderdeel AB)

Het in artikel 8.10, tweede lid, Wet IB 2001 vermelde percentage wordt bijgesteld op basis van artikel 10.6b Wet IB 2001. Het percentage wordt berekend door het in artikel 8.10, tweede lid, Wet IB 2001 vermelde bedrag te delen door het verschil tussen het in de tabel van artikel 2.10, eerste lid, Wet IB 2001 in de tweede kolom als laatste vermelde bedrag en het in die kolom als eerste vermelde bedrag.

Indexering percentages en bedragen arbeidskorting (artikel I, onderdeel AC)

De na toepassing van artikel II, onderdeel H, BP 2019 in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdelen a, b en c, Wet IB 2001 vermelde percentages, de na toepassing van artikel II, onderdeel H, BP 2019 in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdelen b, c en d, Wet IB 2001 eerstvermelde bedragen en het in artikel 8.11, tweede lid, tweede zin, Wet IB 2001 vermelde bedrag worden bijgesteld op basis van artikel 10.7 Wet IB 2001.

Aanpassing bedragen in de Kostenwet invordering rijksbelastingen (artikel VI)

De bijstelling van enkele van de in de artikelen 2, 3 en 4 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen vermelde bedragen vindt plaats op basis van de op de voet van artikel 8 van die wet bepaalde correctiefactor. Deze factor wordt berekend uit de indexcijfers van de ‘CAO-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen, CAO-sector overheid’ van het CBS. De correctiefactor op grond waarvan de bedragen per 1 januari 2020 worden bijgesteld is 1,026. Als basis voor de bijstelling voor 2020 gelden de na bijstelling voor 2019 op twee decimalen rekenkundig afgeronde bedragen.

Aanpassing bedrag van de minimaal in aanmerking te nemen AOW-inbouw in een pensioenregeling (artikel IX, onderdeel A)

De bedragen die zijn opgenomen in artikel 10aa UBLB 1965 voor de berekening van de minimaal in aanmerking te nemen AOW-inbouw in een pensioenregeling in gevallen waarin een lager opbouwpercentage per dienstjaar wordt gehanteerd dan is toegestaan op grond van artikel 18a, eerste tot en met derde lid, Wet LB 1964, worden jaarlijks bijgesteld aan de hand van de ontwikkeling van de hoogte van de AOW. De genoemde bedragen worden vermenigvuldigd met de verhouding tussen het per 1 januari 2020 geldende AOW-bedrag en het per 1 januari 2019 geldende AOW-bedrag. Dit verhoudingsgetal voor 2020 is 1,0276.

Bijstelling bedragen van enkele bestuurlijke boeten (artikel II, onderdelen E en F, artikel V, onderdeel B, artikel VII en artikel VIII)

De bijstelling van de boetebedragen in de Wet LB 1964 (artikelen 28b en 28c Wet LB 1964), in de Awir (artikel 40 Awir), in de AWR (artikelen 67a, 67b, 67c en 67ca AWR) en in de IW 1990 (artikel 63b IW 1990) vindt ingevolge de artikelen 28b en 28c Wet LB 1964, artikel 41a Awir, artikel 67cb AWR en artikel 63c IW 1990 plaats met behulp van de tabelcorrectiefactoren van de afgelopen vijf jaren. Bijstelling van deze bedragen vindt iedere vijf jaar plaats. De volgende bijstelling van deze boetebedragen vindt derhalve plaats per 1 januari 2025.

Indexering inkomstenbelasting BES (artikel X, onderdelen A en B)

De op grond van artikel 25 van de Wet inkomstenbelasting BES per 1 januari 2020 toe te passen tabelcorrectiefactor bedraagt 1,019. Met artikel X, onderdelen A en B, worden de in de artikelen 24 en 24a van de Wet inkomstenbelasting BES opgenomen bedragen bijgesteld op basis van deze tabelcorrectiefactor.

Deze wijzigingen van de Wet inkomstenbelasting BES treden ingevolge artikel XI in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba in werking met ingang van 1 januari 2020, 00.00 uur (lokale tijd), en, vanwege het tijdsverschil van vijf uur, in het Europese deel van Nederland met ingang van 1 januari 2020, 05.00 uur (lokale tijd).

Uitzonderingen op jaarlijkse bijstelling

Niet-vervangen bedragen vanwege afrondingsregel

Vanwege de toegepaste afrondingsregels leidt de inflatiecorrectie bij het begin van 2020 niet tot een aanpassing van de bedragen in de bepalingen, genoemd in de volgende tabel:

Tabel 1

wet

artikel

lid

onderdeel

zinsnede/toevoeging

Wet IB 2001

       
 

5.3

derde

 

eerste en tweede volzin

 

9.4

vijfde

   

Wet LB 1964

       
 

2

zesde

   

Kostenwet invordering rijksbelastingen

       
 

2

   

eerste bedrag

 

3

eerste

 

tweede bedrag

   

vierde

   

De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel

Naar boven