Regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 20 december 2019, nr. WJZ/ 19245579, tot wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies in verband met wijziging van de subsidiemodule Investeringssubsidie duurzame energie (ISDE)

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op de artikelen 2, 4, 5 en 25 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4.5.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De begripsbepaling ‘installatie voor de productie van duurzame energie’ komt te luiden:

installatie voor de productie van duurzame energie:

installatie die bijdraagt aan de Nederlandse doelstelling voor de productie van hernieuwbare energie en die energie produceert door middel van een:

  • a. ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp als bedoeld in bijlage I, onderdeel 3 of onderdeel 4, van Verordening (EU) nr. 811/2013, niet zijnde een lucht-luchtwarmtepomp;

  • b. waterverwarmingstoestel met warmtepomp als bedoeld in artikel 2, zeventiende lid, van Verordening (EU) nr. 812/2013; of

  • c. zonneboiler als bedoeld in artikel 4.5.5;

2. De begripsbepalingen ‘Verordening (EU) 2015/1185’ en ‘Verordening (EU) 2015/1189’ vervallen.

B

De artikelen 4.5.6, 4.5.7, 4.5.10 en 4.5.11 vervallen.

C

Artikel 4.5.8, eerste en tweede lid komen te luiden:

  • 1. De subsidie voor een verwarmingstoestel als bedoeld in artikel 4.5.4 met een lucht-waterwarmtepomp bedraagt bij een thermisch vermogen bij bivalente temperatuur:

    • a. tot 1 kW € 500; en

    • b. vanaf 1 kW: € 1.100 vermeerderd met € 100 voor elke kW thermisch vermogen bij bivalente temperatuur vanaf 1 kW.

  • 2. De subsidie voor een verwarmingstoestel als bedoeld in artikel 4.5.4 met een grond-waterwarmtepomp of met een waterwaterwarmtepomp bedraagt bij een thermisch vermogen:

    • a. tot 1 kW: € 500;

    • b. vanaf 1 kW tot en met 10 kW: € 2.500; en

    • c. van meer dan 10 kW: € 2.500 vermeerderd met € 100 voor elke kW thermisch vermogen hoger dan 10 kW.

D

Artikel 4.5.12 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel g door een puntkomma, worden aan het eerste lid twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • h. de omgevingsvergunning voor het bouwwerk waarvoor de installatie is bestemd is aangevraagd na 30 juni 2018;

  • i. de aanvraag betrekking heeft op een pelletkachel als bedoeld in artikel 4.5.6 of een op houtachtige biomassa gestookte ketel als bedoeld in artikel 4.5.7, die na 31 december 2019 geïnstalleerd is.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. De afwijzingsgrond, bedoeld in het eerste lid, onderdeel h, is niet van toepassing op een aanvraag indien deze aanvraag betrekking heeft op een installatie voor de productie van duurzame energie die voor 1 januari 2020 aangeschaft is en voor 1 juli 2020 geïnstalleerd is.

E

In artikel 4.5.12, eerste lid vervalt onderdeel i, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel h door een punt.

F

Artikel 4.5.12, derde lid vervalt.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2020, met uitzondering van de onderdelen A, B en E van artikel I, die in werking treden met ingang van 1 juli 2020 en onderdeel F van artikel I, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 20 december 2019

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

TOELICHTING

Algemeen deel

1. Doel en Aanleiding

Met de onderhavige regeling wordt de subsidiemodule Investeringssubsidie duurzame energie (hierna: ISDE), die is opgenomen in titel 4.5 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (hierna: RNES), gewijzigd. De ISDE beoogt de productie van duurzame energie te stimuleren ten behoeve van de realisatie van de duurzame energiedoelstelling uit het Energieakkoord. Het gaat daarbij met name om relatief kleine productie-installaties die om goede redenen geen gebruik kunnen maken van de exploitatiesubsidie, die wordt verstrekt op grond van het Besluit stimulering duurzame energieproductie (hierna: SDE+).

Via onderhavige wijzigingsregeling worden de volgende wijzigingen doorgevoerd:

  • a. Beëindigen van de subsidie voor pelletkachels en op biomassa gestookte ketels;

  • b. Toevoegen van de voorwaarde dat subsidie alleen wordt verstrekt als de installatie of installaties waarvoor subsidie wordt aangevraagd zijn bestemd voor een bouwwerk waarvoor de omgevingsvergunning is aangevraagd voor 1 juli 2018;

  • c. Aanpassing van de hoogte en berekening van subsidiebedrag verwarmingstoestel met warmtepomp met een thermisch vermogen tot 1 kW.

2. Inhoudelijke wijzigingen

2.1 Beëindigen van de subsidie voor pelletkachels en op biomassa gestookte ketels

In het voorstel voor een Klimaatakkoord, dat de Minister van Economische Zaken en Klimaat met een brief van 28 juni 20191 heeft aangeboden aan de Tweede Kamer, is aangegeven dat het kabinet als onderdeel van de evaluatie van de ISDE kritisch zal kijken naar de wenselijkheid van verdere stimulering van kleinschalige verbranding van biomassa (pelletkachels en installaties <0,5 MW). Uit de evaluatie die inmiddels is uitgevoerd door SEO Economisch Onderzoek (hierna: SEO) blijkt dat de negatieve effecten van de uitstoot van koolmonoxide, fijnstof en stikstof bij de inzet van via de ISDE gesubsidieerde pelletkachels en biomassaketels in totaal hoger zijn dan het positieve effect van de CO2-reductie. SEO concludeert dat het welvaartbevorderend zou zijn om de subsidie voor biomassaketels en pelletkachels af te schaffen. In lijn met dit advies wordt met de onderhavige wijzigingsregeling de mogelijkheid om subsidie aan te vragen voor genoemde categorieën installaties, beëindigd. Bij dit besluit is ook overwogen dat biomassaketels in een aantal gevallen worden ingezet wanneer andere verduurzamingsopties niet of beperkt beschikbaar zijn. De genoemde negatieve effecten op de lokale luchtkwaliteit en het milieu wegen in deze afweging echter zwaarder.

Om hier invulling aan te geven wordt een afwijzingsgrond toegevoegd aan artikel 4.5.12. Het nieuwe onderdeel i van artikel 4.5.12, eerste lid, bepaalt dat een subsidieaanvraag voor een pelletkachel of een biomassaketel, die na 31 december 2019 is geïnstalleerd, zal worden afgewezen. Dat betekent dat zakelijke aanvragers vanaf 1 januari 2020 geen mogelijkheid meer hebben om subsidie aan te vragen voor deze installaties. Voor zakelijke aanvragers geldt immers dat zij subsidie moeten aanvragen voordat de installatie is aangeschaft. Voor particulieren aanvragers geldt echter dat zij pas ISDE mogen aanvragen nadat de installatie is geïnstalleerd. Zij hebben vanaf dat moment zes maanden de tijd om subsidie aan te vragen. Dat maakt het mogelijk dat particulieren voor 1 januari 2020 een installatie uit één van de twee te schrappen categorieën hebben geïnstalleerd, waarvoor pas na 1 januari 2020 een subsidieaanvraag wordt ingediend. Daarom voorziet de hiervoor genoemde afwijzingsgrond er in dat er na 31 december 2019 nog aanvragen kunnen worden ingediend voor installaties die voor 1 januari 2020 geïnstalleerd zijn. Hiervoor is een termijn vastgesteld van zes maanden, die overeenkomt met de aanvraagtermijn die op grond van artikel 4.5.12, eerste lid, onderdeel f, geldt voor particuliere aanvragers. Vanaf 1 juli 2020 zal dus ook voor particulieren de mogelijkheid vervallen om subsidie aan te vragen voor pelletkachels of biomassaketels.

Om het volledig vervallen van de mogelijkheid om subsidie aan te vragen voor pelletkachels en biomassaketels op 1 juli 2020 te regelen, wordt de begripsomschrijving installatie voor de productie van duurzame energie in artikel 4.5.1 aangepast. De pelletkachel en de op biomassa gestookte ketel worden met ingang van 1 juli 2020 uit de begripsomschrijving verwijderd. Deze installaties komen daardoor op grond van artikel 4.5.2 niet meer voor subsidie in aanmerking. In samenhang daarmee komen met ingang van 1 juli 2020 ook de artikelen die de technische vereisten en de hoogte en berekening van de subsidiebedragen voor de pelletkachel en de op biomassa gestookte ketel bevatten te vervallen (de artikelen 4.5.6, 4.5.7, 4.5.10 en 4.5.11). De nieuwe afwijzingsgrond in artikel 4.5.12, eerste lid, onderdeel i komt dan ook te vervallen.

Als een aanvraag van een particulier wordt afgewezen vanwege uitputting van het budget kan hij met toepassing van artikel 4.5.12, tweede lid een hernieuwde aanvraag doen als er nieuw budget beschikbaar komt. Aanvragen voor een pelletkachel of biamassaketel die in 2019 afgewezen worden vanwege uitputting van het budget kunnen op grond van het bovengenoemde artikel een hernieuwde aanvraag indienen in 2020. Echter, vanwege het vervallen van de relevante artikelen op 1 juli 2020 heeft een aanvrager niet de volledige twaalf maanden de tijd om een hernieuwde aanvraag in te dienen maar heeft hij tot en met uiterlijk 30 juni 2020 de tijd.

2.2 Inperking tot bouwwerken waarvan de omgevingsvergunning voor het bouwwerk is aangevraagd voor 1 juli 2018

Op dit moment worden met de ISDE kleinschalige alternatieven voor de inzet van aardgas ten behoeve van de warmtevoorziening gestimuleerd. Met de wijziging van de Gaswet die op 1 juli 2018 van kracht is geworden, zijn netbeheerders niet langer verplicht om een nieuw te bouwen bouwwerk te voorzien van een gasaansluiting. Er is daarom geen reden meer om de installatie van alternatieve duurzame technieken in bouwwerken waarvoor genoemde aansluitplicht is komen te vervallen, te blijven stimuleren. Daarom wordt middels de onderhavige wijzigingsregeling bepaald dat installaties alleen voor subsidie in aanmerking komen als deze zijn bestemd voor een bouwwerk waarvoor de omgevingsvergunning is aangevraagd voor de datum waarop de aansluitplicht is vervallen, i.c. 1 juli 2018. Dit sluit aan bij artikel XVa van de Wet van 9 april 2018 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (voortgang energietransitie), waarin is bepaald dat het vervallen van de genoemde aansluitplicht, zoals geregeld in artikel 10, zevende lid, van de Gaswet niet van toepassing is op verzoeken om een aansluiting voor een bouwwerk waarvoor de aanvraag voor een omgevingsvergunning is ingediend voor het moment van inwerkingtreding van deze bepaling, i.c. 1 juli 2018. Het vervallen van de aansluitplicht is dus van toepassing indien de aanvraag voor een omgevingsvergunning op of na 1 juli 2018 is ingediend. Er is daarbij geen reden om een uitzondering te maken voor situaties waarin een gemeente gebruik heeft gemaakt van de uitzonderingsmogelijkheid in de Gaswet. Gelet op de voorwaarden (‘zwaarwegende redenen’) die in de Gaswet worden gesteld aan het gebruik van die uitzondering zal het dan gaan om woningen waarvoor een alternatief voor aardgas in de praktijk zeer moeilijk te realiseren is en waarbij niet verwacht mag worden dat subsidie vanuit de ISDE deze situatie zal wijzigen.

Het bovenstaande wordt geregeld met het toevoegen van een afwijzingsgrond in artikel 4.5.12, eerste lid, onderdeel h. Hier wordt geregeld dat aanvragen voor bouwwerken met een omgevingsvergunning die is aangevraagd na 30 juni 2018 worden afgewezen.

Ook voor deze wijziging wordt een overgangsperiode geregeld voor particulieren omdat zij pas ISDE kunnen aanvragen nadat ze een installatie hebben geïnstalleerd. In afwijking van de in paragraaf 2.1 toegelichte overgangsbepaling is als ijkmoment het moment van aanschaf gekozen. Hiervoor is gekozen om particulieren tegemoet te komen die voor 1 januari 2020 al een installatie hebben aangeschaft maar deze nog niet hebben kunnen installeren. Particulieren blijven tot 1 januari 2021 in aanmerking komen voor subsidie voor installaties die zijn bestemd voor een bouwwerk waarvoor de omgevingsvergunning is aangevraagd na 30 juni 2018 als die installaties voor 1 januari 2020 aangeschaft zijn en voor 1 juli geïnstalleerd zijn. Dit wordt geregeld door de introductie van een uitzondering op de afwijzingsgrond in artikel 4.5.12, eerste lid, onderdeel h. De uitzondering in artikel 4.5.12, derde lid regelt de hierboven beschreven overgangsperiode voor particulieren. Na de overgangsperiode van twaalf maanden vervalt artikel 4.5.12, derde lid op 1 januari 2021.

Zoals in paragraaf 2.1 wordt toegelicht kunnen particulieren een hernieuwde aanvraag doen bij een afwijzing vanwege uitputting van het budget. Dit geldt ook voor een installatie die bestemd is voor een bouwwerk waarvoor de omgevingsvergunning is aangevraagd na 30 juni 2018. Particulieren kunnen tot uiterlijk 1 januari 2021 een hernieuwde aanvraag doen.

2.3 Wijziging subsidiebedrag warmtepompen van < 1 kW ten behoeve van verwarming van tapwater

Via onderhavige wijzigingsregeling wordt de hoogte en berekening van het subsidiebedrag voor verwarmingstoestellen met warmtepomp in artikel 4.5.8 aangepast. In de ISDE zijn forfaitaire bedragen opgenomen op basis waarvan de hoogte van het subsidiebedrag voor de desbetreffende productie-installatie bepaald wordt. Deze bedragen zijn afhankelijk van technische parameters, zoals bij warmtepompen het thermisch vermogen van de installatie. Uitgangspunten van de ISDE zijn dat de subsidiehoogte tussen circa 20% en 30% van de investeringskosten bedraagt en de maximale steunintensiteit uit de algemene groepsvrijstellingsverordening2 niet wordt overschreden.

Uit een analyse van de marktprijzen in de ontvangen subsidieaanvragen uit 2019 is gebleken dat het subsidiebedrag voor warmtepompen die in de praktijk uitsluitend bedoeld zijn voor het bereiden van warm tapwater niet aansluit bij bovengenoemde uitgangspunten van de ISDE. Daarnaast bestaat in bepaalde gevallen de kans dat de maximale steunintensiteit die geldt op grond van de algemene groepsvrijstellingsverordening, wordt overschreden. In de praktijk gaat het dan om warmtepompen met een thermisch vermogen tot 1 kW. Om het subsidiebedrag voor deze groep in lijn te brengen met bovengenoemde uitganspunten wordt het bedrag voor zowel de lucht-waterwarmtepomp als de grond-waterwarmtepomp met een thermisch vermogen tot 1 kW vastgesteld op € 500.

Voor warmtepompen met een hoger thermisch vermogen is er geen aanleiding om de subsidiebedragen te wijzigen.

3. Regeldruk

De onderhavige wijzigingsregeling voorziet in het schrappen van de mogelijkheid om voor een pelletkachel en een op houtachtige biomassa gestookte ketel (paragraaf 2.1) en voor een installatie die bestemd is voor een bouwwerk waarvoor de omgevingsvergunning is aangevraagd na 30 juni 2018 (paragraaf 2.2) subsidie aan te vragen. Daarnaast voorziet de wijzigingsregeling in een verlaging van subsidiebedragen van een beperkt deel van de categorie warmtepompen.

Deze wijzigingen in de ISDE leiden niet tot wijziging van informatieverplichtingen en daarom ook niet tot een toe- of afname van de regeldruk bij de gebruikers van deze subsidiemodule. Een concept van de regeling is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk en is niet geselecteerd voor formele advisering.

Artikelsgewijs

Artikel I

onderdeel A

Artikel 4.5.1 bevat begripsbepalingen die specifiek voor titel 4.5 gelden. De begripsomschrijving van installatie voor de productie van duurzame energie wordt gewijzigd om pelletkachels en op houtachtige biomassa gestookte ketels uit te sluiten van subsidie. Voor een toelichting wordt verwezen naar paragraaf 2.1.

Verder vervallen de begripsbepalingen ‘Verordening (EU) 2015/1185’ en ‘Verordening (EU) 2015/1189’ die zien op respectievelijk pelletkachels en biomassa gestookte ketels.

onderdeel B

De artikelen 4.5.6 en 4.5.7 bevatten de technische vereisten van respectievelijk een pelletkachel en een op houtachtige biomassa gestookte ketel. Artikelen 4.5.10 en 4.5.11 bevatten de hoogte en berekening van het subsidiebedrag van respectievelijk een pelletkachel en een op houtachtige biomassa gestookte ketel. Met het vervallen van de mogelijkheid subsidie aan te vragen voor deze installaties vervalt ook de noodzaak voor deze artikelen. Voor een toelichting wordt verwezen naar paragraaf 2.1.

onderdeel C

Artikel 4.5.8 bevat de hoogte en berekening van het subsidiebedrag voor verwarmingstoestellen met warmtepomp. Het bedrag voor zowel de lucht-waterwarmtepomp als de grond-waterwarmtepomp met een thermisch vermogen tot 1 kW wordt vastgesteld op € 500. Voor een toelichting op dit onderdeel wordt verwezen naar paragraaf 2.3

onderdeel D

Artikel 4.5.12 bevat de afwijzingsgronden voor een aanvraag om subsidie op grond van deze titel. Hier worden twee afwijzingsgronden toegevoegd. Ten eerste dat de aanvraag afgewezen wordt als de omgevingsvergunning voor het bouwwerk waarvoor de installatie is bestemd is aangevraagd na 30 juni 2018. Ten tweede dat de aanvraag afgewezen wordt als de aanvraag betrekking heeft op een pelletkachel of een op houtachtige biomassa gestookte ketel die na 31 december 2019 geïnstalleerd is. Voor een toelichting wordt verwezen naar respectievelijk paragraaf 2.1 en 2.2.

onderdeel E

Met deze wijzigingen komt artikel 4.5.12, eerst lid, onderdeel i met betrekking tot pelletkachels en op biomassa gestookte ketels definitief te vervallen. Voor een toelichting wordt verwezen naar paragraaf 2.1.

onderdeel F

Met deze wijzigingen komt artikel 4.5.12, derde lid, met betrekking tot het overgangsrecht voor aanvragen voor bouwwerken waarvan de omgevingsvergunning voor het bouwwerk is aangevraagd voor 1 juli 2018 definitief te vervallen. Voor een toelichting wordt verwezen naar paragraaf 2.2.

Artikel II

Dit artikel regelt de inwerkingtreding. De regeling treedt op een tweetal onderdelen (C en D) in werking met ingang van 1 januari 2020, op een drietal onderdelen met ingang van 1 juli 2020 (A, B en E) en op één onderdeel met ingang van 1 januari 2021 (F). Ten aanzien van deze data van inwerkingtreding zijn de vaste verandermomenten voor regelgeving aangehouden. Wel geldt dat voor de onderdelen C en D de minimale invoertermijn van twee maanden tussen het moment van publicatie en moment van inwerkingtreding niet in acht is genomen. Dat kan in dit geval worden gerechtvaardigd doordat de voorgenomen wijzigingen van de ISDE door de Minister van Economische Zaken en Klimaat per Kamerbrief aan de Tweede Kamer zijn gestuurd en daarnaast ook breed extern gedeeld. Voor particulieren aanvragers geldt dat zij ISDE aanvragen doen nadat ze een installatie hebben geïnstalleerd. Dat maakt het mogelijk dat voor de inwerkingtreding van de wijziging er een investering is gedaan in een te schrappen categorie. Om te bereiken dat particulieren geen of een lagere subsidie krijgen dan waar zij op het moment van installeren op basis van de toen geldende regeling voor in aanmerking kwamen, is er voorzien in een overgangsperiode. Met latere inwerkingtreding van artikel I, onderdelen A, B, E en F, komen de artikelen met betrekking tot pelletkachels en op biomassa gestookte ketels en het overgangsrecht definitief te vervallen. Voor een toelichting wordt verwezen naar paragrafen 2.1 en 2.2.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes


X Noot
1

Kamerstukken II 2018/19, 32 813, nr. 342.

X Noot
2

Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187).

Naar boven