Beleidsregel van de Minister voor Basis-en Voortgezet Onderwijs en Media van 26 november 2019, nr. WJZ/17738219(11075), over het beoordelen van verzoeken tot schadevergoeding op grond van artikel 2.148a Mediawet 2008 (Beleidsregel schadevergoeding landelijke publieke mediadienst 2018–2019)

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, en artikel 2.148a, derde en vierde lid, van de Mediawet 2008;

Besluit:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

budget:

formeel aan de NPO of een landelijke publieke media-instelling toegekende bedrag voor organisatiekosten;

minister:

de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media;

organisatiekosten:

kosten zoals omschreven in de bijlage bij de Regeling financiële verantwoording landelijke publieke media-instellingen en NPO 2016;

reorganisatie:

programma zoals bedoeld in richtlijn 121.314 van de Richtlijnen voor de Jaarverslaglegging 2018/2019;

reorganisatiekosten:

kosten zoals bedoeld in richtlijnen 252.412 tot en met 252.417 van de Richtlijnen voor de Jaarverslaglegging 2018/2019, ten behoeve van een structurele verlaging van de organisatiekosten.

Artikel 2 Toepassingsbereik

Deze beleidsregel is van toepassing op verzoeken tot schadevergoeding op grond van artikel 2.148a, vierde lid, van de Mediawet 2008, die voortkomen uit de wijziging van het budget op grond van artikel 2.148a, derde lid, van de Mediawet 2008, in 2019.

Artikel 3 Procedure

  • 1. De NPO en landelijke publieke media-instellingen kunnen een verzoek tot schadevergoeding indienen bij de minister. De NPO of landelijke publieke media-instelling die het verzoek indient, stuurt een afschrift daarvan gelijktijdig naar het Commissariaat.

  • 2. Het Commissariaat brengt binnen drie weken na ontvangst van het verzoek tot schadevergoeding een advies uit aan de minister over de toewijsbaarheid van het verzoek. De minister beslist niet op het verzoek tot schadevergoeding dan na ontvangst van het advies van het Commissariaat.

Artikel 4 Schade

  • 1. Voor vergoeding als schade komen de volgende kosten in aanmerking:

    • a. eenmalige reorganisatiekosten, gemaakt in boekjaar 2018 en/of 2019, die het onvermijdbare gevolg zijn van de wijziging van het budget op grond van artikel 2.148a, derde lid, van de Mediawet 2008, in 2019, en die tot doel en als effect hebben om de organisatiekosten structureel te verlagen;

    • b. kosten, in redelijkheid gemaakt in verband met het indienen van het verzoek tot schadevergoeding.

  • 2. Kosten als bedoeld in het eerste lid, onder a, die het gevolg zijn van voortijdige beëindiging van financiële verplichtingen, komen alleen voor vergoeding in aanmerking indien die verplichtingen vóór 1 december 2017 zijn aangegaan.

Artikel 5 Verzoek

  • 1. Een verzoek tot schadevergoeding bevat in ieder geval:

    • a. een weergave van het budget over de boekjaren 2018 en 2019;

    • b. de jaarrekening over boekjaar 2018 en/of 2019, opgesteld in overeenstemming met de Regeling financiële verantwoording landelijke publieke media-instellingen en NPO 2016 en de Richtlijnen voor de Jaarverslaglegging 2018/2019, voorzien van een controleverklaring van de accountant;

    • c. een opgave van de kosten zoals bedoeld in artikel 4, voorzien van een controleverklaring van de accountant, opgesteld conform de ‘Nadere Voorschriften Controle Overige Standaarden 805’;

    • d. een onderbouwing van het verband tussen het gewijzigde budget en de gemaakte reorganisatiekosten;

    • e. een onderbouwing van het verband tussen de gemaakte reorganisatiekosten en de geraamde structurele verlaging van de organisatiekosten.

  • 2. Het verzoek tot schadevergoeding dient uiterlijk 31 mei 2020 te zijn ontvangen door de minister en het Commissariaat.

Artikel 6 Controleaanpak

  • 1. De accountantscontrole als bedoeld in artikel 5, onder c, wordt uitgevoerd volgens Nederlands recht en conform de ‘Nadere Voorschriften Controle Overige Standaarden 805’.

  • 2. De accountant stelt vast dat de opgave van de kosten, zoals bedoeld in artikel 5, onder c, is opgesteld in overeenstemming met deze beleidsregel.

  • 3. De omvang van de basis voor het bepalen van de materialiteit in het kader van de controle wordt gevormd door het totaalbedrag aan gerealiseerde kosten zoals opgenomen in de opgave als bedoeld in artikel 5, onder c.

Artikel 7 Inwerkingtreding

  • 1. Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze beleidsregel vervalt per 1 juli 2021.

Artikel 8 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel schadevergoeding landelijke publieke mediadienst 2018–2019.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

TOELICHTING

Doel en aanleiding

Door teruglopende Ster-inkomsten en de daling van de Algemene Mediareserve zijn de budgetten van de landelijke publieke media-instellingen en de NPO in 2019 verlaagd. Uiteindelijk heeft dit, na toekenning van extra budgetten voor de programma-uitgaven, geresulteerd in een structurele verlaging van het organisatiebudget van de landelijke publieke media-instellingen en de NPO van ca. € 20 miljoen.

Sommige instellingen hebben schade geleden door deze verlaging, doordat zij maatregelen zullen of hebben moeten treffen om hun organisatie in de gewijzigde situatie toekomstbestendig te maken. Voor vergoeding van die schade kunnen de instellingen een beroep doen op artikel 2.148a van de Mediawet 2008. Het vierde lid van dit artikel bepaalt dat schade die de landelijke publieke mediadienst heeft geleden, door in vertrouwen op het eerder vastgestelde bedrag anders te handelen dan hij met inachtneming van het gewijzigde bedrag zou hebben gedaan, wordt vergoed.

Deze beleidsregel zorgt voor een uniform toetsingskader voor verzoeken tot schadevergoeding van landelijke publieke media-instellingen en de NPO die voortkomen uit de budgetverlaging in 2019.

Procedure

In de procedure van deze beleidsregel is een belangrijke taak neergelegd bij het Commissariaat voor de Media. In de Mediawet 2008 zijn de taken beschreven van het Commissariaat. Financieel toezicht is daar een belangrijk onderdeel van. Het financiële toezicht richt zich op de rechtmatigheid en transparantie van de besteding van publieke omroepmiddelen en op financiële integriteit.Het Commissariaat heeft hierdoor financiële expertise opgebouwd en heeft ervaring met het beoordelen van uitgaven van de landelijke publieke media-instellingen en de NPO. Het ligt dan ook voor de hand om bij de beoordeling van verzoeken tot schadevergoeding op grond van deze beleidsregel een advies van het Commissariaat te betrekken.

Schade

De kosten die als schade kunnen worden vergoed, moeten verband houden met de budgetverlaging in 2019. Voor vergoeding komen in aanmerking onvermijdbare reorganisatiekosten, waarmee is beoogd en gerealiseerd de organisatie weer op het – lager vastgestelde – organisatiekostenniveau te brengen. Dit zijn bijvoorbeeld financieel en juridisch advies, en outplacementkosten. Ook kosten gemoeid met de voortijdige beëindiging van financiële verplichtingen kunnen worden vergoed, mits deze verplichtingen vóór 1 december 2017 zijn aangegaan. Vanaf dat moment waren de NPO en landelijke publieke media-instellingen immers op de hoogte van een voorziene verlaging van het budget in 2019 (KS II, 2017-2018, 34 775 VIII, nr. 31). Onder deze categorie kosten vallen bijvoorbeeld kosten voor de beëindiging van vaste dienstverbanden die vóór 1 december 2017 zijn aangegaan. Tot slot kunnen kosten in verband met het indienen van het verzoek worden vergoed. Hierbij kan men denken aan accountantskosten.

De opgave van de kosten dient te worden onderbouwd zoals verwoord onder Artikel 5 punt d en e.

De hiervoor genoemde onderbouwingen maken integraal (onlosmakelijk) onderdeel uit van het verzoek tot schadevergoeding (conform artikel 5 lid 1 a t/m e).

De geraamde structurele verlaging van de organisatiekosten wordt inzichtelijk gemaakt aan de hand van een meerjarenbegroting die uitgaat van een periode van 5 jaar.

De grondslagen die bij de opgave van de kosten gehanteerd dienen te worden zijn, de Regeling financiële verantwoording landelijke publieke media-instellingen en NPO 2016 en de geldende Richtlijnen voor de Jaarverslaglegging. Voorts is bij vergoeding van personele uitgaven, waarnaar wordt verwezen, de van toepassing zijnde cao voor het omroeppersoneel leidend.

Accountantscontrole

De accountant houdt rekening met de materialiteit voor de juistheid van de kosten. De gebruikelijke norm die hiervoor wordt gehanteerd bedraagt 1% van het verzoek tot schadevergoeding. Deze norm wordt dan ook in het kader van deze beleidsregel aangehouden.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

Naar boven