Regeling toevoeging bijzondere curatoren

Het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand,

Overwegende dat de werkzaamheden van bijzondere curatoren, die door de rechter zijn benoemd om rapport uit te brengen, krachtens de Wet op de rechtsbijstand door de Raad voor Rechtsbijstand kunnen worden vergoed;

Overwegende dat voor het verrichten van werkzaamheden als bijzondere curator in zaken als bedoeld in artikel 1:250 Burgerlijk Wetboek (BW) naast daarvoor speciaal ingeschreven advocaten en mediators ook anderen tot bijzondere curator kunnen worden benoemd, indien zij daartoe aan de gestelde bijzondere deskundigheidseisen hebben voldaan;

Overwegende dat de Raad voor Rechtsbijstand (verder: de Raad) met deze andere personen overeenkomsten als bedoeld in artikel 13 lid 1 sub c van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) aan kan gaan;

Overwegende dat het nodig is daartoe regels vast te stellen;

Stelt de volgende regeling vast:

Artikel 1:

In deze regeling wordt verstaan onder:

1. De Raad:

Raad voor Rechtsbijstand.

2. Bijzondere curator:

de bijzondere curator in artikel 1:250 BW zaken die staat geregistreerd bij de Raad voor Rechtsbijstand.

3. Overeenkomst:

Overeenkomst ‘Toevoegen Bijzondere curator’ volgens de artikelen 13 en 24 lid 1 sub c van de Wet op de rechtsbijstand.

4. Besluit vergoedingen:

Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (Bvr 2000).

5. De Stichting:

De Stichting Bijzondere Curator Nederland.

Artikel 2

  • 1. De Raad kan een overeenkomst met bijzondere curatoren afsluiten die niet tevens een bij de Raad ingeschreven advocaat of mediator zijn, indien zij aan de volgende voorwaarden voldoen:

    • a) gevolgd hebben van een door de Mediatorsfederatie Nederland (MfN) geaccrediteerde specialisatieopleiding op het gebied van familiemediation en;

    • b) academisch geschoold zijn als psycholoog/(ortho)pedagoog of psychiater met voldoende kennis en vaardigheden op het gebied van jeugd- en familiezaken binnen het domein van de conflictleer en;

    • c) een actuele en voor deze werkzaamheden bedoelde Verklaring omtrent Gedrag (VOG) overgelegd hebben en;

    • d) in de laatste twee jaar voorafgaand aan het verzoek tot toelating minimaal vier benoemingen of in de laatste vijf jaar minimaal tien benoemingen als bijzondere curator hebben gehad. Ook duo-benoemingen vallen hieronder en;

    • e) zich hebben aangemeld voor het door de Stichting Bijzondere Curator Nederland georganiseerd examen voor het kunnen behandelen van artikel 1 : 250 BW zaken. De Stichting toetst of aan de hierboven genoemde voorwaarden onder a t/m d is voldaan. Voor het opgaan voor het examen geldt als aanbeveling dat de kandidaat een door de Raad erkende specialisatieopleiding bijzondere curator van tenminste 20 punten heeft voltooid.

  • 2. De Raad weigert het aangaan van de overeenkomst indien niet is voldaan aan de in het vorige lid gestelde voorwaarden.

Artikel 3

  • 1. De Raad kan besluiten de overeenkomst met een opzegtermijn van één maand te beëindigen indien:

    • a) de bijzondere curator niet binnen 3 jaar na aanmelding bij de Stichting BCN het examen bijzondere curator in artikel 1:250 BW zaken met goed gevolg heeft afgelegd;

    • b) de bijzondere curator in het kader van het onderhouden van diens deskundigheid niet kan aantonen dat deze vier opleidingspunten per kalenderjaar op het specifieke gebied van artikel 1:250 BW zaken heeft behaald;

    • c) indien wijziging van het beleid daar aanleiding toe geeft;

    • d) indien wijziging van de aan deze overeenkomst ten grondslag liggende wettelijke bepalingen of wijziging van andere wettelijke bepalingen daar aanleiding toe geeft.

  • 2. In zwaarwegende en dringende omstandigheden kan het bestuur de overeenkomst met onmiddellijke ingang opzeggen. Dit geldt onder andere in het geval indien het bestuur tot oordeel komt dat voortzetting van de overeenkomst niet langer verantwoord is.

  • 3. De beëindiging van de overeenkomst geldt voor een periode van minimaal één jaar. Voor het sluiten van een nieuwe overeenkomst gelden de voorwaarden zoals benoemd in artikel 2 van deze regeling. In zwaarwegende omstandigheden kan het bestuur weigeren een nieuwe overeenkomst te sluiten. Dit geldt onder andere in het geval indien het bestuur tot oordeel komt dat het sluiten van een nieuwe overeenkomst niet verantwoord is.

Artikel 4

  • 1. De bijzondere curator dient de zaken waarin hij is toegevoegd persoonlijk te behandelen. Indien dat niet langer mogelijk is, stelt hij het gerecht op de hoogte teneinde in de benoeming van een andere bijzondere curator te voorzien.

  • 2. Een zaak kan alleen worden overdragen aan een bijzondere curator die eveneens een overeenkomst tot het verlenen van rechtsbijstand heeft gesloten met de Raad.

  • 3. De Raad wordt van de overdracht op de hoogte gesteld door de bijzondere curator die de zaak heeft overgenomen en stelt de afgegeven toevoeging(en) op diens naam.

  • 4. De vergoeding wordt altijd uitgekeerd aan de laatste bijzondere curator. Verrekening dient, zonder tussenkomst van de Raad, onderling plaats te vinden.

Artikel 5

De werkzaamheden waarvoor een toevoeging kan worden verleend, zijn strikt beperkt tot het verrichten van de werkzaamheden die voortvloeien uit de door de rechter afgegeven beschikking tot benoeming als bijzondere curator in artikel 1:250 BW zaken.

Artikel 6

  • 1. Indien de rechter een bijzondere curator benoemt, wordt voor de werkzaamheden van de bijzondere curator één toevoeging verleend.

  • 2. Bepaalt de rechter bij de benoeming van de bijzondere curator dat er sprake is van per kind uiteenlopende belangen, dan verstrekt de Raad ongeacht het aantal kinderen twee toevoegingen.

  • 3. De vergoeding bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld op basis van 7 punten.

  • 4. De vergoeding bedoeld in het tweede lid wordt op basis van samenhang vastgesteld op 10,5 punten.

  • 5. De Raad betaalt de totale vergoeding inclusief het geldende Btw-tarief.

  • 6. De regeling voor advies zoals bedoeld in artikel 12 Bvr 2000, de regeling voor bewerkelijke zaken zoals bedoeld in artikel 13 Bvr 2000 en de voorschotregeling zoals bedoeld in artikel 35 van het Bvr 2000, zijn niet van toepassing.

  • 7. Naast de maximale vergoeding kent de Raad de bijzondere curator bij een volledige procedure ook een reiskosten- en reistijdvergoeding toe voor het reizen van en naar de zitting overeenkomstig het Besluit vergoedingen rechtsbijstand.

Artikel 7

Deze regeling wordt aangehaald als ‘Regeling toevoeging bijzondere curatoren’.

Artikel 8

De regeling is goedgekeurd bij besluit van het Ministerie van Justitie en Veiligheid d.d. 21 november 2019.

Deze regeling treedt in werking vanaf de datum van publicatie in de Staatscourant.

Utrecht, 6 november 2019

I.D. Nijboer Bestuurder a.i. Raad voor Rechtsbijstand

TOELICHTING

De Regeling toevoeging bijzondere curatoren stelt het bestuur van de Raad in staat om een overeenkomst aan te gaan met bijzondere curatoren. Bijzondere curatoren die de overeenkomst zijn aangegaan, mogen op basis van een toevoeging werkzaamheden uitvoeren als bijzondere curator in 1:250 BW zaken.

De regeling is gebaseerd op artikel 13 lid 1 sub c van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb).

Artikelsgewijs

Artikel 3

De Raad kan de overeenkomst met de bijzondere curator tot het verlenen van rechtsbijstand opzeggen.

In lid 1 zijn limitatief de normale redenen van opzegging (met een opzeggingstermijn van één maand) vermeld. Deze redenen zien op het niet (meer) voldoen aan eisen op het vlak van deskundigheid, ervaring en educatie. Ook wijziging in beleid en regelingen, over de rol van de bijzondere curator in het verlenen van rechtsbijstand, kan reden zijn voor opzegging.

In lid 2 is opgenomen dat de Raad de overeenkomst met onmiddellijke ingang kan opzeggen als het bestuur tot het oordeel komt dat voortzetting van de overeenkomst niet langer is verantwoord. Dit kan onder meer het geval zijn indien een klachtencommissie een tegen een bijzondere curator ingediende klacht (deels) gegrond heeft verklaard.

Wordt de overeenkomst beëindigd, dan geldt hiervoor een duur van tenminste één jaar. Voor het sluiten van een nieuwe overeenkomst gelden de voorwaarden zoals benoemd in artikel 2 van deze regeling.

Artikel 4

De Raad sluit de overeenkomst tot het verlenen van rechtsbijstand met een bijzondere curator. Van deze bijzondere curator verwacht de Raad dat hij de toevoeging die voortvloeit uit deze overeenkomst, persoonlijk behandelt (lid 1).

Dat neemt niet weg dat er omstandigheden kunnen zijn, die de bijzondere curator belemmeren de activiteiten in de zaak waarvoor hij is benoemd zelf uit te voeren, bijvoorbeeld ziekte. In die gevallen is het de verantwoordelijkheid van de bijzondere curator om aan de rechter te vragen daarin te voorzien.

Artikel 5

De Raad geeft geen andere toevoegingen aan de bijzondere curator af dan voor het verrichten van werkzaamheden als bijzondere curator in artikel 1:250 BW zaken. Meer informatie over de werkzaamheden als bijzondere curator in artikel 1:250 BW zaken is te vinden in het door de rechtspraak gehanteerde ‘Werkproces benoeming bijzondere curator o.g.v. art. 1:250 BW’.

Behoudens de in deze regeling benoemde uitzonderingen, zijn op de afgifte van een toevoeging en de vergoeding daarvan, de ook voor advocaten geldende bij of krachtens de Wrb gestelde regels en het door de Raad terzake gehanteerde beleid van toepassing.

Artikel 6

De vergoeding voor de werkzaamheden van de bijzondere curator is geregeld in dit artikel en afhankelijk van het aantal toevoegingen dat voor de zaak wordt afgegeven. Een aantal bepalingen uit het Besluit vergoedingen rechtsbijstand zijn in het zesde lid expliciet buiten toepassing verklaard. Het betreft: de bepalingen voor advies, de bepalingen voor bewerkelijke zaken en de voorschotregeling (artikel 35 Bvr).

Naar boven