Wijziging van het besluit van 23 november 2015, nr. BLKB 2015/1382M en 23 november 2015, nr. BLKB 2015/1381M

Belastingdienst/Corporate Dienst Vaktechniek

Besluit van 10 december 2019, nr. 2019-188772

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit besluit wijzigt twee besluiten. In het besluit van 23 november 2015, nr. 2015/1382M, is in verband met de afschaffing teruggaaf taxivervoer onderdeel 10.3.2 vernummerd tot 10.3.2.1 en voorzien van een einddatum en is in een nieuw onderdeel 10.3.2.2 een tijdelijke maatregel opgenomen voor afgeleverde nog om te bouwen taxi’s. Verder wordt het herstelbeleid in onderdeel 12.1 uitgebreid naar bestelauto’s die nieuw zijn afgeleverd in Nederland en kan degene die om de aanvraag voor de inschrijving in het kentekenregister heeft verzocht ook het herstelbeleid toepassen. Daarnaast wordt een goedkeuring opgenomen voor benzine personenauto’s aangedreven door een motor met compressieontsteking. In het besluit van 23 november 2015, nr. 2015/1381M, wordt het herstelbeleid in onderdeel 2.6 uitgebreid naar bestelauto’s die nieuw zijn afgeleverd in Nederland. Tot slot wordt een goedkeuring opgenomen voor de uiterste betaaldatum van de motorrijtuigenbelasting.

ARTIKEL I

Het besluit van 23 november 2015, nr. 2015/1382M, zoals laatst gewijzigd bij besluit van 7 april 2017, nr. BLKB2017/1135M, wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan onderdeel 1 wordt een alinea toegevoegd, luidende:

Dit besluit werd gewijzigd bij besluit van [datum], nr. 2019-188772. In verband met de afschaffing teruggaaf taxivervoer is onderdeel 10.3.2 vernummerd tot 10.3.2.1 en voorzien van een einddatum en is in een nieuw onderdeel 10.3.2.2 een tijdelijke maatregel opgenomen voor afgeleverde nog om te bouwen taxi’s. Verder is het herstelbeleid in onderdeel 12.1 uitgebreid naar bestelauto’s die nieuw zijn afgeleverd in Nederland en kan degene die om de aanvraag voor de inschrijving in het kentekenregister heeft verzocht ook het herstelbeleid toepassen. Tot slot is onder vernummering van onderdeel 13 en 14 tot 14 en 15 een nieuwe goedkeuring opgenomen in onderdeel 13 voor benzine personenauto’s aangedreven door een motor met compressieontsteking.

B

Na vernummering van onderdeel 10.3.2 tot 10.3.2.1 wordt aan dit onderdeel een alinea toegevoegd, luidende:

Afschaffing recht op teruggaaf taxivervoer

Met ingang van 1 januari 2020 vervalt het recht op teruggaaf van bpm voor personenauto’s die zijn bestemd voor taxivervoer. In 2019 tenaamgestelde auto’s die wachten op ombouw kunnen tot 1 april 2020 gebruikmaken van deze goedkeuring. Het verzoek om teruggaaf moet uiterlijk 1 april 2020 bij de Belastingdienst zijn ingediend. Als het verzoek wordt ingediend moet de auto zijn omgebouwd, gekeurd en als taxi in gebruik zijn genomen. Verzoeken die na deze periode worden ingediend, worden enkel toegekend als kan worden aangetoond dat uiterlijk op 31 maart 2020 de auto is gekeurd door de RDW en het te laat indienen van het verzoek zijn oorzaak vindt in het (na de keuring) wachten op de toestemmingsbrief taxikentekenplaten (vgl. onderdeel 10.3.1 van dit besluit).

C

Na onderdeel 10.3.2.1 (nieuw) wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

10.3.2.2 Personenauto voor taxivervoer zonder tenaamstelling

In het licht van de afschaffing van het recht op teruggaaf van bpm voor personenauto’s die zijn bestemd voor taxivervoer, kan zich de situatie voordoen dat personenauto’s die (nog moeten) worden omgebouwd, de vereiste keuring door de RDW niet tijdig kunnen inplannen als gevolg van de grote toeloop op taxivervoer. Voor personenauto’s die al tenaamgesteld zijn, kan met een beroep op onderdeel 10.3.2.1 van dit besluit tot 1 april 2020 de auto op een later moment gekeurd worden, waarna als datum van het ontstaan van de aanspraak de datum van het kentekenbewijs wordt genomen. Het komt echter ook voor dat personenauto’s die zijn besteld met het oog op ombouw voor bijzonder taxivervoer (zoals rolstoelvervoer) wel voor 1 januari 2020 zijn afgeleverd maar vanwege de staat waarin zij geleverd worden nog niet tenaamgesteld kunnen worden (bijvoorbeeld door een incompleet CvO). Het kan ook voorkomen dat voor die personenauto’s niet tijdig een afspraak bij de RDW kan worden ingepland om de auto als taxi te keuren. Door de afwezigheid van een tenaamstelling kan geen gebruik worden gemaakt van de hiervoor genoemde goedkeuring en ontstaat een ongewenst onderscheid in nog om te bouwen auto’s die zijn bestemd voor taxivervoer.

Goedkeuring

Ik keur met toepassing van artikel 63 van de AWR (de hardheidsclausule) goed dat in de hiervoor beschreven situatie als datum van de aanspraak 31 december 2019 kan worden genomen. Ik stel hierbij de volgende voorwaarden:

  • de auto is uiterlijk 31 december 2019 afgeleverd bij de ombouwer dan wel toekomstig eigenaar en kan nog niet tenaamgesteld worden dan wel niet tijdig gekeurd worden bij de RDW;

  • voor de auto is uiterlijk 31 december 2019 een overeenkomst tot ombouw gesloten dan wel een overeenkomst tot aanschaf en ombouw;

  • deze overeenkomst heeft betrekking op de auto waarvoor het verzoek om teruggaaf wordt ingediend;

  • de auto wordt direct na de tenaamstelling van het kentekenbewijs als taxi in gebruik genomen en;

  • het verzoek om teruggaaf wordt uiterlijk 1 april 2020 ingediend bij de Belastingdienst.

Als het verzoek wordt ingediend moet de auto zijn omgebouwd, gekeurd, te naam zijn gesteld en als taxi in gebruik zijn genomen. Verzoeken die na deze periode worden ingediend, worden enkel toegekend als kan worden aangetoond dat uiterlijk op 31 maart 2020 de auto is gekeurd door de RDW en het te laat indienen van het verzoek zijn oorzaak vindt in het wachten op de toestemmingsbrief taxikentekenplaten (vgl. onderdeel 10.3.1 van dit besluit).

D

Onderdeel 12.1 komt te luiden:

12.1 Herstelbeleid inrichtingseisen bestelauto’s

Bij het op de markt brengen van een nieuw model bestelauto is vanaf 2010 niet langer vereist dat het model ter keuring (o.a. van de inrichtingseisen) wordt voorgelegd aan de RDW. Daarentegen kan de importeur de inspecteur verzoeken de fiscale inrichting te beoordelen. Gebeurt dat niet en blijkt dat het motorrijtuig niet voldoet aan de fiscale inrichtingseisen dan is belasting verschuldigd naar het tarief van personenauto’s. In de praktijk komt het voor dat als gevolg van een minimaal gebrek niet aan de inrichtingseisen is voldaan. Een minimaal gebrek is een gebrek waarvan het herstel betrekkelijk eenvoudig kan worden gerealiseerd en waarbij het karakter van bestelauto slechts in geringe mate is aangetast (zie voorwaarden).

Verder doen zich in de praktijk situaties voor waarbij een bestelauto (onbedoeld) niet langer aan de inrichtingseisen voldoet. Ook in deze situatie is herstel mogelijk als sprake is van een minimaal gebrek waarvan het herstel betrekkelijk eenvoudig kan worden gerealiseerd en waarbij het karakter van bestelauto slechts in geringe mate is aangetast.

Goedkeuring

Ik keur met toepassing van artikel 63 van de AWR (de hardheidsclausule) goed dat in de hiervoor beschreven situaties onder de volgende cumulatieve voorwaarden, degene die de aanvraag voor de inschrijving in het kentekenregister heeft verzocht, dan wel de kentekenhouder, eenmalig de gelegenheid krijgt de geconstateerde gebreken te herstellen.

Voorwaarden:

Voor deze goedkeuring gelden de volgende voorwaarden:

  • de laadruimte voldoet aan de fiscale maten;

  • het vereiste (volledige of lage) tussenschot is aanwezig;

  • de rechterzijde van de laadruimte heeft niet meer dan één zijruit;

  • de linkerzijde van de bestelauto heeft geen zijruiten;

  • er zijn geen stoelen, banken of andere zitplaatsen in de laadruimte aangebracht;

  • voor het betreffende motorrijtuig is niet eerder een informatieformulier uitgereikt; en

  • degene die de aanvraag voor de inschrijving in het kentekenregister heeft verzocht, dan wel de kentekenhouder is niet eerder schriftelijk geïnformeerd over de inrichtingseisen van de bestelauto.

Wanneer aan de voorwaarden voor toepassing van de goedkeuring is voldaan, wordt degene die de aanvraag voor de inschrijving in het kentekenregister heeft verzocht, dan wel de kentekenhouder, in de gelegenheid gesteld om binnen een bepaalde (door de inspecteur aangegeven termijn) de geconstateerde afwijking(en) van de inrichtingseisen te herstellen. Het motorrijtuig moet op een door de inspecteur bepaalde tijd en plaats worden getoond. Als degene die de aanvraag voor de inschrijving in het kentekenregister heeft verzocht, dan wel de kentekenhouder verzuimt het motorrijtuig te tonen of als het motorrijtuig niet of onjuist is aangepast, wordt alsnog een naheffingsaanslag opgelegd.

E

Onder vernummering van de onderdelen 13 en 14 tot 14 en 15 wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

13 Tarief

Voor de verschillende categorieën motorrijtuigen gelden tarieven met eventuele kortingen en toeslagen.

13.1 Motor met compressieontsteking

De Wet kent een toeslag voor personenauto’s die worden aangedreven door een motor met een compressieontsteking. In de regel zijn dit personenauto’s aangedreven door een kracht die uitsluitend wordt ontleend aan diesel. Vandaar dat deze toeslag in de praktijk ook wel de dieseltoeslag wordt genoemd. De toeslag is een (negatieve) compensatie voor het lagere accijnstarief van diesel ten opzichte van benzine. Het komt echter voor dat een personenauto aangedreven door een motor met een compressieontsteking zijn kracht ontleent aan benzine. In het OFM 2020 wordt de wet op dit punt aangepast. In 2019 zijn echter de eerste personenauto’s aangedreven door een motor met een compressieontsteking die zijn kracht ontleent aan benzine, afgeleverd in Nederland.

Goedkeuring

Daarom keur ik vooruitlopend op een aanpassing van wetgeving goed dat in de wet de zinsnede ‘motor met een compressieontsteking’ moet worden gelezen als ‘motor met een compressieontsteking die zijn kracht kan ontlenen aan diesel’.

ARTIKEL II

Het besluit van 23 november 2015, nr. 2015/1381M, zoals laatst gewijzigd bij besluit van 7 april 2017, nr. BLKB2017/1135M, wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan onderdeel 1 wordt een alinea toegevoegd, luidende:

Dit besluit werd gewijzigd bij besluit van [datum], nr. 2019-188772. Het herstelbeleid in onderdeel 2.6 is uitgebreid naar bestelauto’s die met een minimaal gebrek aan de inrichtingseisen nieuw zijn afgeleverd in Nederland. Tot slot is onder vernummering van onderdeel 14 tot 15 en onderdeel 15 tot 16 in onderdeel 14 een nieuwe goedkeuring opgenomen voor de uiterste betaaldatum van de motorrijtuigenbelasting.

B

Onderdeel 2.6 komt te luiden:

2.6 Herstelbeleid inrichtingseisen bestelauto’s

Bij het op de markt brengen van een nieuw model bestelauto is vanaf 2010 niet langer vereist dat het model ter keuring (o.a. van de inrichtingseisen) wordt voorgelegd aan de RDW. Daarentegen kan de importeur de inspecteur verzoeken de fiscale inrichtingseisen te beoordelen. Gebeurt dat niet en blijkt dat het motorrijtuig niet voldoet aan de fiscale inrichtingseisen dan is belasting verschuldigd naar het tarief van personenauto’s. In de praktijk komt het voor dat als gevolg van een minimaal gebrek niet aan de inrichtingseisen is voldaan. Een minimaal gebrek is een gebrek waarvan het herstel betrekkelijk eenvoudig kan worden gerealiseerd en waarbij het karakter van bestelauto slechts in geringe mate is aangetast (zie voorwaarden).

Verder doen zich in de praktijk situaties voor waarbij een bestelauto (onbedoeld) niet langer aan de inrichtingseisen voldoet. Ook in deze situatie is herstel mogelijk als sprake is van een minimaal gebrek waarvan het herstel betrekkelijk eenvoudig kan worden gerealiseerd en waarbij het karakter van bestelauto slechts in geringe mate is aangetast.

Goedkeuring

Ik keur met toepassing van artikel 63 van de AWR (de hardheidsclausule) goed dat in de hiervoor beschreven situaties onder de volgende cumulatieve voorwaarden, de kentekenhouder eenmalig de gelegenheid krijgt de geconstateerde onregelmatigheden te herstellen.

Voorwaarden:

Voor deze goedkeuring gelden de volgende voorwaarden:

  • de laadruimte voldoet aan de fiscale maten;

  • het vereiste (volledige of lage) tussenschot is aanwezig;

  • de rechterzijde van de laadruimte heeft niet meer dan één zijruit;

  • de linkerzijde van de bestelauto heeft geen zijruiten;

  • er zijn geen stoelen, banken of andere zitplaatsen in de laadruimte aangebracht;

  • met betrekking tot het betreffende motorrijtuig is niet eerder een informatieformulier uitgereikt; en

  • de kentekenhouder is niet eerder schriftelijk geïnformeerd over de inrichtingseisen van de bestelauto.

Wanneer aan de voorwaarden voor toepassing van de goedkeuring is voldaan, wordt de kentekenhouder in de gelegenheid gesteld om binnen een bepaalde (door de inspecteur aangegeven termijn) de geconstateerde afwijking(en) van de inrichtingseisen te herstellen. Het motorrijtuig moet op een door de inspecteur bepaalde tijd en plaats worden getoond. Als de kentekenhouder verzuimt het motorrijtuig te tonen of als het motorrijtuig niet of onjuist is aangepast, wordt alsnog een naheffingsaanslag opgelegd.

C

Onder vernummering van de onderdelen 14 en 15 tot 15 en 16 wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

14 Tijdstip betaling

De motorrijtuigenbelasting moet zijn betaald bij de aanvang van het tijdvak (artikel 15, eerste lid, van de wet). De belastingplichtige is verantwoordelijk voor het tijdig betalen van de motorrijtuigenbelasting voor het verstrijken van de hiervoor genoemde termijn. De Belastingdienst stuurt uit serviceoverwegingen een brief met betaalinformatie aan de belastingplichtige. In deze brief wordt een uiterste betaaldatum vermeld die na de datum van aanvang van het betreffende tijdvak kan liggen.

Goedkeuring

Ik keur goed dat, in de gevallen waarin de belastingplichtige een brief met betaalinformatie heeft ontvangen waarin een uiterste betaaldatum is vermeld die ligt na de datum van aanvang van het betreffende tijdvak, de belasting in afwijking van artikel 15, eerste lid, van de Wet, pas op deze latere datum hoeft te zijn betaald.

In de gevallen waarin de brief met betaalinformatie niet op het adres van de belastingplichtige is ontvangen of aangeboden dan wel de brief met betaalinformatie de belastingplichtige niet heeft bereikt, keur ik goed dat belanghebbende binnen 30 dagen na aanvang van het tijdvak de verschuldigde belasting betaalt.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst met dien verstande dat artikel I, onderdeel E, terugwerkt tot 1 september 2019.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 10 december 2019

De Staatssecretaris van Financiën, namens deze, J. de Blieck Hoofddirecteur Concerndirectie Fiscale en Juridische Zaken

TOELICHTING

Artikel I, onderdeel A, voegt aan onderdeel 1 een passage toe ter toelichting van de wijzigingen via dit besluit.

Artikel I, onderdeel B, wijzigt onderdeel 10.3.2 (oud). Het onderdeel wordt vernummerd tot 10.3.2.1 en er wordt een alinea toegevoegd. Onderdeel 10.3.2.1 keurt goed dat in situaties waarin een personenauto die is bestemd voor taxivervoer is tenaamgesteld, maar nog niet omgebouwd, na de ombouw als datum van aanspraak op teruggaaf bpm, de datum van het kentekenbewijs kan worden genomen. Met het oog op de beoogde beëindiging van de teruggaaf bpm voor (personen)auto’s die zijn bestemd voor taxivervoer per 1 januari 2020 wordt de goedkeuring voorzien van een einddatum.

Artikel I, onderdeel C, voegt onderdeel 10.3.2.2 toe. Deze goedkeuring ziet op personenauto’s die zijn besteld met het oog op ombouw voor bijzonder taxivervoer (zoals rolstoelvervoer) en ondanks tijdige levering voor 1 januari 2020 vanwege de staat waarin zij geleverd worden nog niet tenaamgesteld kunnen worden, bijvoorbeeld omdat het CvO incompleet is. Doordat de auto nog niet tenaamgesteld kan worden, kan geen gebruik worden gemaakt van de goedkeuring in onderdeel 10.3.2.1 (nieuw). Onderdeel 10.3.2.2 voorziet in deze situatie door in plaats van de tenaamstelling uit te gaan van de koop- en ombouwovereenkomst. Hierdoor kunnen in 2019 aangeschafte auto’s waarvoor een overeenkomst tot ombouw is gesloten tot 1 april 2020 de auto bij de RDW laten keuren als taxi en behouden zij de aanspraak op de teruggaaf. De goedkeuring is nadrukkelijk niet bedoeld als uitbreiding maar voorziet slechts in een uitzondering voor auto’s die geen gebruik kunnen maken van de goedkeuring van 10.3.2.1. Vandaar dat een van de voorwaarden is dat het voertuig in 2019 is afgeleverd. Dat geldt immers ook voor de auto’s die gebruikmaken van de goedkeuring in onderdeel 10.3.2.1. Aflevering bij de ombouwer is in dit geval voldoende om aan deze voorwaarde toe voldoen.

Artikel I, onderdeel D, wijzigt onderdeel 12.1. Het herstelbeleid wordt uitgebreid naar bestelauto’s die met een minimaal gebrek aan de inrichtingseisen nieuw zijn afgeleverd in Nederland. Nieuw is dat degene die om de aanvraag voor de inschrijving in het kentekenregister heeft verzocht, ook het herstelbeleid kan toepassen. Dit betekent dat voortaan niet alleen de kentekenhouder, maar ook de importeur gebruik kan maken van het herstelbeleid.

Artikel I, onderdeel E, vernummert onderdelen 13 en 14 tot 14 en 15 en voegt onderdeel 13 (nieuw) in. In het OFM 2020 is een wetsvoorstel opgenomen waarin wordt geregeld dat de zogenoemde dieseltoeslag alleen geldt voor auto’s met een motor met compressieontsteking die zijn kracht kan ontlenen aan diesel. De dieseltoeslag geldt ter compensatie van het accijnsvoordeel dat dieselauto’s hebben ten opzichte van benzineauto’s. Inmiddels zijn er ook benzineauto’s ontwikkeld met een motor met compressieontsteking, waardoor voor deze auto’s zonder wetswijziging ook de dieseltoeslag zou zijn verschuldigd. In 2019 zijn er al benzineauto’s met een motor met compressieontsteking op de Nederlandse markt gebracht. Daarom wordt vooruitlopend op wetgeving met terugwerkende kracht tot 1 september 2019 bepaald dat de dieseltoeslag enkel van toepassing is op auto’s met een motor met compressieontsteking die zijn kracht kan ontlenen aan diesel.

Artikel II, onderdeel A, voegt aan onderdeel 1 een alinea toe ter toelichting van de wijzigingen via dit besluit.

Artikel II, onderdeel B, wijzigt onderdeel 2.6. Het herstelbeleid wordt uitgebreid naar bestelauto’s die met een minimaal gebrek aan de inrichtingseisen nieuw zijn afgeleverd in Nederland.

Artikel II, onderdeel C, vernummert onderdelen 14 en 15 tot 15 en 16 en voegt onderdeel 14 (nieuw) in. Met deze goedkeuring wordt een bestaande praktijk geformaliseerd. De Belastingdienst stuurt uit serviceoverwegingen een brief met betaalinformatie aan de belastingplichtige. In de regel is de hierop vermelde uiterste betaaldatum gelegen op een later moment, dan de aanvang van het tijdvak. Dit is in afwijking van de hoofdregel dat de belasting moet zijn betaald voor aanvang van het tijdvak en ontslaat de belastingplichtige ook niet van zijn eigen verantwoordelijkheid tijdig te betalen. De uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden 20 november 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:10033 geeft aanleiding deze handelwijze te formaliseren en paragraaf 33 van het BBBB te wijzigen. Tevens geeft de uitspraak aanleiding om in situaties waarin de brief niet is ontvangen door belastingplichtige, goed te keuren dat als uiterste betaaldatum 30 dagen na aanvang van het tijdvak wordt gehanteerd.

Artikel III regelt de datum van inwerkingtreding van de onderhavige wijzigingen. Deze datum wordt gesteld op de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst met dien verstande dat artikel I, onderdeel E, terugwerkt tot 1 september 2019. Dit besluit is na de inwerkingtreding terstond uitgewerkt en bevat daarom geen vervalbepaling (zie Aanwijzing 6.25 Aanwijzingen voor de regelgeving (Stcrt. 2017, 69426)).

De Staatssecretaris van Financiën, namens deze, J. de Blieck Hoofddirecteur Concerndirectie Fiscale en Juridische Zaken

Naar boven