TOELICHTING
Algemeen
Deze regeling strekt tot indexering van het bedrag, genoemd in artikel 49, eerste
lid, onderdeel a, van de Woningwet en tot vaststelling van het huurverhogingspercentage,
bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte. Dat
bedrag wordt jaarlijks bij ministeriële regeling gewijzigd en dat percentage wordt
jaarlijks bij ministeriële regeling vastgesteld. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt
om een wetstechnische aanpassing door te voeren in Bijlage III bij het Besluit huurprijzen
woonruimte.
Indexering grensbedrag artikel 49 Woningwet
Op grond van artikel 49, eerste lid, onderdeel a, van de Woningwet moeten toegelaten
instellingen hun werkzaamheden die behoren tot de dienst van algemeen economisch belang
administratief scheiden van hun overige werkzaamheden. Die verplichting geldt niet
voor toegelaten instellingen met een omzet die lager is dan het in artikel 49, eerste
lid, onderdeel a, van de Woningwet genoemde bedrag. Dat bedrag wordt jaarlijks bij
ministeriële regeling gewijzigd met het percentage van de maximale huursomstijging.
Huurverhogingspercentage
De huurprijs van niet-geliberaliseerde woonruimte mag jaarlijks met maximaal het op
grond van artikel 10, tweede lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte vastgestelde
percentage stijgen. Dit is de zogenoemde huurprijsbescherming voor huurders van woonruimte.
Evenals bij de maximale huursomstijging wordt daarbij niet uitgegaan van het in januari
gepubliceerde inflatiepercentage maar van de uitkomst van (gemiddelde prijs 1 december
t-1 tot 1 december t)/(gemiddelde prijs 1 december t-2 tot 1 december t-1).
Dat percentage wordt vervolgens verhoogd met een percentage dat verschillend is voor
zelfstandige woningen die worden bewoond door een huishouden met een inkomen dat niet
hoger is dan het bedrag, bedoeld in artikel 48, eerste lid, van de Woningwet dan wel
een inkomen dat hoger is dan die grens. Het bedrag, bedoeld in artikel 48, eerste
lid, van de Woningwet is de in artikel 16, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit
toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 vastgestelde inkomensgrens.
Indien het aangekondigde wetsvoorstel tot wijziging van de regels aangaande de toegestane
huurprijsverhoging voor zeer lage huren nog voor 1 april 2020 is aangenomen door beide
Kamers der Staten-Generaal (met het oog op de in artikel 7:252 BW bepaalde termijn)
en per 1 juli 2020 in werking kan treden, zal de regulering van de huurprijsverhogingen
daar nog op aangepast worden.
Deze regeling betreft uitsluitend de wettelijk voorgeschreven aanpassing van percentages
en een wetstechnische aanpassing. Deze regeling schept geen verplichtingen voor burgers
of bedrijven en heeft derhalve geen gevolgen voor de regeldruk.
Artikelsgewijs
Artikel I
Het bedrag, genoemd in artikel 49, eerste lid, onderdeel a, van de Woningwet, wordt
jaarlijks bij ministeriële regeling gewijzigd met het percentage van de maximale huursomstijging.
Voor 2020 is dat percentage 2,6. Daarmee komt het bedrag, genoemd in artikel 49, eerste
lid, onderdeel a, van de Woningwet op € 30.780.000.
Artikel II
Voor de maximale huurverhogingspercentages is de uitkomst van de hiervoor genoemde
berekening 2,6%.
Voor de verhoging van dat percentage wordt uitgegaan van de percentages, genoemd in
de brief van 3 juli 2015 aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2014/15, 27 926, nr. 247). Daarmee is, zoals verwoord in die brief, aangesloten bij het in 2015 tussen Aedes
en de Woonbond gesloten Sociaal Huurakkoord.
Voor een zelfstandige woonruimte die is verhuurd aan een huishouden met een inkomen
dat niet hoger is dan de inkomensgrens geldt een verhoging met 2,5. Dat leidt tot
een maximaal huurverhogingspercentage van 5,1.
Voor een zelfstandige woonruimte die is verhuurd aan een huishouden met een inkomen
dat hoger is dan de inkomensgrens geldt een verhoging met 4. Dat leidt tot een maximaal
huurverhogingspercentage van 6,6.
Voor huurverhogingen voor onzelfstandige woningen, woonwagens en standplaatsen geldt
een verhoging met 1,5. Dit is een voortzetting van de verhoging zoals vastgelegd in
het Woonakkoord van het toenmalige kabinet met verschillende Tweede Kamerfracties
(februari 2013). Dit leidt tot een maximaal huurverhogingspercentage van 4,1.
Artikel III
De gemeente Vianen is per 1 januari 2019 opgegaan in de gemeente Vijfheerenlanden.
Per abuis was de vermelding in Bijlage III bij het Besluit huurprijzen woonruimte
hieraan niet aangepast. Met deze wijziging wordt daar alsnog in voorzien. Hierdoor
geldt ook voor huurovereenkomsten voor woningen in Vianen (wederom) de puntenbepaling
voor kleine nieuwbouwwoningen zoals bedoeld in Bijlage I bij het Besluit huurprijzen
woonruimte A. Het waarderingsstelsel voor woonruimte welke een zelfstandige woning vormt, onderdeel
9 voor zover de huurovereenkomst is ingegaan op of na inwerkingtreding van deze regeling.
Artikel IV
De inwerkingtredingsdata voldoen aan het stelsel van vaste verandermomenten. Voor
artikel I is geen minimale invoeringstermijn gehanteerd omdat de toegelaten instellingen
voor wie die wijziging relevant is belang hebben bij vaststelling van het bewuste
percentage per 1 januari 2020.
De Minister voor Milieu en Wonen, S. van Veldhoven-van der Meer