Besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 27 november 2019, nummer WBV 2019/20, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf A3/3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

3. Vertrektermijnen

Deze paragraaf bevat de beleidsregels omtrent de toepassing van artikel 62, tweede lid, Vw.

De IND, de ambtenaar belast met de grensbewaking en AVIM nemen aan dat er sprake is van een risico op onttrekking aan het toezicht in de zin van artikel 62, tweede lid, onder a, Vw als tenminste twee van de gronden als genoemd in artikel 5.1b, derde en vierde lid, Vb van toepassing zijn.

De IND, de ambtenaar belast met de grensbewaking en AVIM moeten de gronden, als bedoeld in artikel 5.1b, derde en vierde lid, Vb nader toelichten, indien uit deze gronden zelf niet rechtstreeks blijkt dat er sprake is van een risico op onttrekking aan het toezicht. Deze toelichting is in ieder geval vereist bij de gronden als genoemd in artikel 5.1b, vierde lid, Vb.

Bij de uitleg van voldoende middelen van bestaan als bedoeld in artikel 5.1b, vierde lid, onder d, Vb wordt aangesloten bij de bestaande invulling van dit begrip in artikel 3.74 Vb en paragraaf B1/4.3.3 Vc.

De IND verstaat onder kennelijk ongegrond als bedoeld in artikel 62, tweede lid, onder b, Vw de situatie waarin de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is afgewezen op grond van artikel 30b Vw.

De IND bekort of onthoudt de vertrektermijn van de vreemdeling in beginsel niet op grond van artikel 62, tweede lid, onder a of b, Vw wanneer sprake is van een eerste aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd waar met toepassing van artikel 30a, 30b of 31 Vw op is beslist, tenzij:

  • de vreemdeling de toegang is geweigerd, of als sprake is van een uitgestelde toegangsweigering zoals beschreven in A1/7.3 Vc;

  • de vreemdeling in bewaring is gesteld;

  • de vreemdeling zich niet direct heeft gemeld voor het indienen van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd;

  • er sprake is van openbare orde aspecten, bijvoorbeeld (een verdenking van) het plegen van een misdrijf;

  • de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder a, b, c, d, e of f, Vw als kennelijk ongegrond is afgewezen, voor zover het geen alleenstaande minderjarige vreemdeling betreft;

  • de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder j, Vw als kennelijk ongegrond is afgewezen;

  • de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd om proceseconomische redenen als bedoeld in de paragrafen C1/2.6 en C2/5 Vc niet in de Dublin procedure wordt behandeld, maar inhoudelijk wordt beoordeeld op inwilligbaarheid;

  • de indiening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in overwegende mate is ingegeven door sociaal-economische redenen;

  • de vreemdeling te kennen heeft gegeven dat hij in het geval van afwijzing van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer.

De IND onthoudt de vertrektermijn van de vreemdeling op grond van artikel 62, tweede lid, Vw wanneer sprake is van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd die met toepassing van artikel 30c, eerste lid, Vw buiten behandeling is gesteld.

Gevaar openbare orde, openbare veiligheid of nationale veiligheid

Als de vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de nationale veiligheid als bedoeld in artikel 62, tweede lid, onder c, Vw is tenminste een van de volgende besluiten mogelijk:

  • de vertrektermijn voor de vreemdeling wordt op grond van artikel 62, tweede lid, Vw verkort;

  • de vreemdeling moet Nederland onmiddellijk verlaten.

Daadwerkelijk en actueel gevaar voor de openbare orde

De IND, de ambtenaar belast met de grensbewaking of AVIM bepaalt dat de vreemdeling Nederland onmiddellijk moet verlaten als hij een daadwerkelijk en actueel gevaar vormt voor de openbare orde.

De IND, de ambtenaar belast met de grensbewaking of AVIM kan de vreemdeling aanmerken als een gevaar voor de openbare orde om één of meer van de redenen zoals opgenomen in B1/4.4 Vc. De IND, de ambtenaar belast met de grensbewaking of AVIM kan de vreemdeling ook aanmerken als een gevaar voor de openbare orde als sprake is van een verdenking van het plegen van een misdrijf.

Bij de beoordeling of de vreemdeling een daadwerkelijk en actueel gevaar vormt voor de openbare orde betrekt de IND, de ambtenaar belast met de grensbewaking of AVIM alle relevante feiten en omstandigheden, waaronder in ieder geval:

  • de aard en de ernst van het misdrijf;

  • het tijdsverloop sinds het misdrijf werd gepleegd; en

  • de omstandigheid dat de vreemdeling toen hij werd aangetroffen bezig was Nederland te verlaten.

Voor zover sprake is van een verdenking van het plegen van een misdrijf wint de IND, de ambtenaar belast met de grensbewaking of AVIM informatie in bij de politie of het OM over de gegrondheid van die verdenking waarbij in ieder geval wordt betrokken of er sprake is van een redelijk vermoeden van schuld.

De IND bepaalt dat de vreemdeling Nederland onmiddellijk moet verlaten als de aanvraag is afgewezen omdat artikel 1F van toepassing is of omdat de vreemdeling een gevaar vormt voor de nationale veiligheid.

Indien een visum van de vreemdeling nietig is verklaard of ingetrokken om redenen verband houdend met de openbare orde, zal in beginsel steeds eveneens sprake zijn van voldoende redenen om omwille van de openbare orde als bedoeld in artikel 62, tweede lid, Vw, de termijn te verkorten. Het vorenstaande geldt analoog ook bij de beëindiging van de vrije termijn van niet visumplichtige vreemdelingen, vanwege redenen die verband houden met openbare orde.

Proportionaliteit

De IND, de ambtenaar belast met de grensbewaking of AVIM ziet af van het onthouden van een vertrektermijn als de persoonlijke omstandigheden van de vreemdeling zodanig zijn dat het onthouden van een vertrektermijn niet proportioneel is. De IND, de ambtenaar belast met de grensbewaking of AVIM betrekt bij de proportionaliteitstoets alle relevante feiten en omstandigheden, waaronder in ieder geval:

  • de aanwezigheid van in Nederland verblijvende familieleden, in het bijzonder minderjarige kinderen. Als er sprake is van gezinsleden zonder rechtmatige verblijfstitel, is er in de regel geen aanleiding het onthouden van een vertrektermijn disproportioneel te achten;

  • de gezondheidstoestand van de vreemdeling of van in Nederland verblijvende familie- of gezinsleden. Als de gezondheidstoestand geen aanleiding geeft om over te gaan tot toepassing van artikel 64 Vw, is er in de regel evenmin reden om het onthouden van een vertrektermijn om medische redenen disproportioneel te achten.

Verlenging van de vertrektermijn

Een vreemdeling aan wie een vertrektermijn is verleend kan vragen om verlenging van deze termijn, zoals beschreven in artikel 6.3 VV. De vreemdeling krijgt door het indienen of het inwilligen van een verzoek om een verlenging van de vrijwillige vertrektermijn geen rechtmatig verblijf in Nederland. De DT&V mag bij de inwilliging van het verzoek om verlenging van de vrijwillige vertrektermijn niet tot uitzetting overgaan totdat de verlengde vertrektermijn is verstreken. De vreemdeling heeft de plicht gedurende de verlengde vertrektermijn zelfstandig aan zijn vertrek te werken.

Een vreemdeling kan een verzoek voor verlenging van de vrijwillige vertrektermijn uitsluitend op een van de volgende manieren indienen:

  • persoonlijk bij één van de loketten van de IND;

  • schriftelijk tijdens vertrekgesprekken met de ambtenaar van de DT&V. De ambtenaar van de DT&V moet het verzoek voor verlenging van de vrijwillige vertrektermijn doorsturen naar de IND.

Om het besluit over de verlenging te nemen, stelt de IND de vreemdeling in de gelegenheid om feiten en omstandigheden naar voren te brengen die aan het verzoek ten grondslag liggen. De IND biedt geen afzonderlijk herstel verzuim en geeft onmiddellijk een beschikking.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 27 november 2019

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, A. van Dijk directeur-generaal Migratie

TOELICHTING

Algemeen

De IND wordt thans geconfronteerd met een sterke toename van het aantal asielaanvragen veroorzaakt door een groep vreemdelingen waarvan het vermoeden bestaat dat deze vreemdelingen de aanvraag om sociaal-economische redenen hebben ingediend. Deze groep legt een aanzienlijk beslag op de opvangvoorzieningen en het asielproces. Zeker nu deze groep naar verwachting na ommekomst van de asielprocedure snel kan worden uitgezet naar het land van herkomst, is het wenselijk het vertrektraject snel in te zetten. Om die reden heeft aanpassing van onderhavige paragraaf plaatsgevonden. In deze paragraaf staat beschreven in welke gevallen de IND bij een eerste aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 62, tweede lid, onder a of b, Vw de vertrektermijn bekort of onthoudt. Deze gevallen vormen een uitzondering op het in het beleid geformuleerde uitgangspunt dat de IND bij een eerste asielaanvraag in beginsel een vertrektermijn gunt.

Er is - zoals hierboven toegelicht - behoefte om vaker dan nu het geval is bij een eerste asielaanvraag, het onthouden van een vertrektermijn te overwegen. Daartoe zijn verschillende categorieën aan het beleid toegevoegd. In sommige gevallen vallen die categorieën samen met de gronden van artikel 62 Vw om een vertrektermijn te onthouden. In andere gevallen betreft het gevallen die niet zelfstandig aanleiding vormen een vertrektermijn te onthouden, maar die wél aanleiding geven om aan de hand van artikel 62 Vw te beoordelen of het onthouden van een vertrektermijn in de rede ligt.

In deze paragraaf is ten eerste toegevoegd dat de IND de vertrektermijn onthoudt indien sprake is van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd welke op grond van artikel 30b, eerde lid, aanhef en onder c, d, e of f, Vw als kennelijk ongegrond is afgewezen. In deze gevallen is namelijk sprake van een evidente afwijzing van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De kennelijke ongegrondheid is in dit geval een reden om op grond van artikel 62, tweede lid, onder b, Vw een vertrektermijn te onthouden. Niet valt in te zien dat in deze gevallen een vertrektermijn zou moeten worden gegund. Overeenkomstig het steeds geldende uitgangspunt kan er wel aanleiding zijn een vertrektermijn te gunnen als de persoonlijke omstandigheden van de vreemdeling zodanig zijn dat het onthouden van een vertrektermijn niet proportioneel is.

Tevens is in deze paragraaf een aantal omstandigheden toegevoegd die aanleiding geven om onverkort het onthouden van een vertrektermijn te overwegen, voor zover daar ingevolge artikel 62 Vw, in het bijzonder het tweede lid, onder a, (risico onttrekken toezicht) aanleiding toe bestaat. Dat betreft een drietal omstandigheden, te weten 1) de inhoudelijke beoordeling van de aanvraag ondanks aanwezige dublin-indicaties, 2) de situatie dat een aanvraag overwegend om sociaal-economische redenen is ingediend en 3) de situatie dat de vreemdeling te kennen heeft gegeven geen gevolg te (zullen) geven aan zijn verplichting te vertrekken. In die gevallen ligt het niet voor de hand om het onthouden van een vertrektermijn achterwege te laten.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, A. van Dijk directeur-generaal Migratie

Naar boven