De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
Gelet op de artikelen 16, 17, vierde lid, en 19, tweede lid, van het Kaderbesluit
nationale EZ-subsidies;
Besluit:
ARTIKEL I
De Regeling waardevermeerdering woningen gaswinning Groningenveld wordt als volgt
gewijzigd:
A
In artikel 2, tweede lid, wordt de zinsnede ‘1 januari 2019 tot en met 31 december
2019’ vervangen door ‘1 januari 2020 tot en met 31 december 2020’.
B
In artikel 8, eerste lid, onderdeel g, vervalt ‘, van het Centrum Veilig Wonen’.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.
TOELICHTING
1. Aanleiding en doel
Met de onderhavige regeling wordt de Regeling waardevermeerdering woningen gaswinning
Groningenveld gewijzigd.
De wijziging houdt voornamelijk verband met de openstelling van deze regeling voor
2020. Hiertoe wordt voor deze subsidieregeling een aanvraagperiode en een subsidieplafond
vastgesteld. Daarnaast wordt in de regeling een omissie hersteld.
2. Inhoud van de regeling
Voor 2020 kunnen aanvragen op grond van deze regeling worden ingediend van 1 januari
2020 tot en met 31 december 2020 (artikel I, onderdeel A). Het subsidieplafond voor
2020 wordt voor de regeling vastgesteld op € 40 miljoen. Dit subsidieplafond is reeds
opgenomen in artikel 6, eerste lid, van die regeling, zodat dit artikel geen wijziging
behoeft.
Daarnaast wordt een omissie in de informatieverplichtingen hersteld (artikel I, onderdeel
B). In artikel 8, eerste lid, onderdeel g, wordt in de huidige tekst bij de verwijzing
naar een schriftelijk stuk als bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef, uitsluitend
aangegeven dat dit stuk afkomstig kan zijn van het Centrum Veilig Wonen. Dit was juist
ten tijde van het opstellen van de regeling, maar inmiddels is deze tekst verouderd,
gelet op de wijziging van de schadeafhandeling. Dit schriftelijk stuk kan inmiddels
ook afkomstig zijn van andere organisaties die in artikel 2, eerste lid, worden genoemd.
Om die reden is de beperking tot Centrum Veilig Wonen komen te vervallen. Het is niet
noodzakelijk om de andere organisaties toe te voegen aan artikel 8, eerste lid, onderdeel
g, omdat, door de verwijzing naar artikel 2, eerste lid, voldoende duidelijk is dat
het om een schriftelijk stuk gaat dat afkomstig is van een van de organisaties die
daar zijn genoemd. Deze wijziging leidt niet tot een wijziging in de administratieve
lasten voor de aanvrager, omdat de verplichting tot het overleggen van een schriftelijk
stuk ongewijzigd is gebleven.
3. Regeldruk
In de toelichting bij deze regeling is bij de vaststelling daarvan ingegaan op de
gevolgen van de regeling voor de regeldruk (Stcrt. 2017, 15110). Met de onderhavige wijziging van deze regeling worden de informatieverplichtingen
niet inhoudelijk gewijzigd, derhalve leidt de wijziging van deze regeling evenmin
tot een wijziging van de eerder berekende administratieve lasten per aanvrager.
4. Staatssteun
De wijzigingen die in deze subsidieregeling worden aangebracht, hebben geen gevolgen
voor de staatssteunaspecten. Voor een nadere toelichting op de staatssteunaspecten
wordt verwezen naar de toelichting bij de subsidieregeling, waarnaar hierboven wordt
verwezen.
5. Inwerkingtreding
De regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2020 (artikel II). Dit is een
vast verandermoment als bedoeld in aanwijzing 4.17, tweede lid, van de Aanwijzingen
voor de regelgeving. Wel wordt afgeweken van de regel dat tussen de publicatiedatum
en het tijdstip van inwerkingtreding een termijn van minimaal twee maanden in acht
wordt genomen. Deze afwijking wordt gerechtvaardigd doordat de doelgroep van deze
regeling gebaat is bij een spoedige inwerkingtreding, waarvoor afwijking volgens aanwijzing
4.17 wegens de eerste uitzonderingsgrond van het vijfde lid in dit geval is toegestaan.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes