Besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 21 november 2019, nummer WBV 2019/19, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf B8/4 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

4. Vreemdelingen die buiten hun schuld niet uit Nederland kunnen vertrekken

4.1. Beleidsregels

Vreemdelingen die zonder resultaat hebben geprobeerd te vertrekken uit Nederland

De IND verleent op grond van artikel 3.48, tweede lid, aanhef onder a, Vb, ambtshalve of op aanvraag, een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd aan een vreemdeling die zonder resultaat heeft geprobeerd uit Nederland te vertrekken, als uit het ambtsbericht met positief zwaarwegend advies van de DT&V blijkt dat wordt voldaan aan alle volgende voorwaarden:

  • 1. de vreemdeling heeft zelfstandig geprobeerd zijn vertrek te realiseren. Hij heeft aangetoond of aannemelijk gemaakt dat hij zich heeft gewend tot de vertegenwoordiging van het land of van de landen waarvan hij de nationaliteit heeft, dan wel tot het land of de landen waar hij als staatloze vreemdeling eerder zijn gewone verblijfsplaats had, en/of tot andere landen waarvan op basis van het geheel van feiten en omstandigheden kan worden aangenomen dat de vreemdeling aldaar de toegang zal worden verleend;

  • 2. er bestaat geen redelijke twijfel over de nationaliteit en identiteit van de vreemdeling;

  • 3. de vreemdeling heeft de DT&V om bemiddeling verzocht ten behoeve van zijn vertrek uit Nederland en/of het verkrijgen van een (vervangend) reisdocument bij de autoriteiten van zijn land van herkomst of een ander land waarvan op basis van het geheel van feiten en omstandigheden kan worden aangenomen dat hem daar toegang zal worden verleend, en de bemiddeling heeft niet het gewenste resultaat opgeleverd;

  • 4. de DT&V heeft, op grond van objectieve, verifieerbare feiten en omstandigheden die zien op de persoon van betrokkene en die in beginsel zijn onderbouwd met bescheiden, vastgesteld dat sprake is van een samenhangend geheel van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat betrokkene buiten zijn schuld Nederland niet kan verlaten. Daarvan is in ieder geval sprake als:

    • 1) uit een schriftelijke of mondelinge verklaring van de diplomatieke vertegenwoordiging is gebleken dat de vreemdeling niet in het bezit zal worden gesteld van een vervangend reisdocument, hoewel de autoriteiten van zijn land van herkomst of eerder verblijf niet twijfelen aan de door hem opgegeven identiteit en nationaliteit; of

    • 2) is gebleken dat de vreemdeling door de autoriteiten van zijn land van herkomst of eerder verblijf niet in het bezit zal worden gesteld van een vervangend reisdocument, en deze autoriteiten niet hebben aangegeven dat ze twijfelen aan de door de hem opgegeven identiteit en nationaliteit. Een buitenschuldsituatie wordt niet aangenomen als de vreemdeling:

      • heeft geweigerd de voor de indiening van de aanvraag voor een (vervangend) reisdocument vereiste handgeschreven verklaring op te stellen waarin hij de autoriteiten van zijn land van herkomst of eerder verblijf meedeelt zelfstandig te willen terugkeren;

      • zonder opgaaf van redenen niet is verschenen op de afspraak voor de presentatie in persoon bij de autoriteiten van zijn land van herkomst of eerder verblijf;

      • tijdens de presentatie in persoon aan de betreffende autoriteiten van zijn land van herkomst of eerder verblijf mondeling uitdrukkelijk heeft verklaard niet zelfstandig terug te willen keren; en

  • 5. de vreemdeling verblijft zonder verblijfstitel in Nederland;

    • voldoet niet aan andere voorwaarden voor een verblijfsvergunning; en

    • heeft evenmin een aanvraag voor een verblijfsvergunning op andere gronden ingediend.

Ad 1.

Het aannemelijk maken kan worden geconcludeerd uit hetgeen de vreemdeling verklaart tegenover de DT&V en uit de door hem overgelegde documentatie, zoals (e-mail)correspondentie met zijn diplomatieke vertegenwoordiging.

Van de vreemdeling wordt verwacht dat hij:

  • zich wendt tot de autoriteiten van het land van herkomst en dat hij ter vaststelling van zijn identiteit en nationaliteit door de vertegenwoordiging van zijn land van herkomst de juiste gegevens verstrekt;

  • probeert op andere wijze in het bezit te komen van documenten om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen waarmee hij vervangende reisdocumenten kan verkrijgen, teneinde Nederland te kunnen verlaten, bij voorbeeld door het aanschrijven van familieleden in het land van herkomst, tenzij uit een schriftelijke dan wel mondelinge verklaring van de diplomatieke vertegenwoordiging is gebleken dat betrokkene, ondanks zijn bereidheid tot terugkeer, niet in het bezit zal worden gesteld van een vervangend reisdocument, hoewel de autoriteiten niet twijfelen aan de door hem opgegeven identiteit en nationaliteit. Op de website van de DT&V is een niet-limitatieve lijst van (soorten) documenten per land te vinden waarmee de identiteit en nationaliteit kan worden onderbouwd;

  • vertrekt naar een derde land, indien op basis van het geheel aan feiten en omstandigheden kan worden aangenomen dat hem aldaar de toegang zal worden verleend.

Ad 2.

Als het de vreemdeling buiten zijn schuld gedurende het terugkeertraject niet mogelijk is gebleken om de identiteit of nationaliteit middels documenten te onderbouwen, zal dit niet worden tegengeworpen in het kader van de verlening van de verblijfsvergunning op grond van het buitenschuldbeleid als:

  • de identiteit en nationaliteit tijdens eerdere toelatingsprocedures geloofwaardig zijn geacht; en

  • er nadien geen redenen tot twijfel zijn opgekomen.

Ad 4.

De DT&V verwijst tijdens de bemiddeling naar de diplomatieke vertegenwoordiging van het land en naar de niet-limitatieve lijst op de website van de DT&V. De DT&V zal ambtshalve, door middel van een ambtsbericht met daarin een positief zwaarwegend advies, aangeven aan de IND dat sprake is van een buitenschuld situatie.

In geval van een aanvraag om een verblijfsvergunning op grond van het buitenschuldbeleid

Wanneer de IND dit nodig acht voor de beoordeling van de aanvraag, verzoekt de IND de DT&V om een ambtsbericht. Daarin geeft de DT&V aan:

  • waarom hij de bemiddeling, gestart naar aanleiding van het daartoe door de vreemdeling ingediende verzoek, heeft beëindigd, zonder dat een positief zwaarwegend advies kon worden gegeven; of

  • dat de bemiddeling door de DT&V, gestart naar aanleiding van het daartoe door de vreemdeling ingediende verzoek, nog loopt, om welke reden de DT&V nog geen zwaarwegend advies kan geven; of

  • dat sprake is van een buitenschuld situatie, om welke reden de DT&V een positief zwaarwegend advies geeft.

De IND wijst de aanvraag af zonder dat de DT&V om een ambtsbericht is verzocht, wanneer hij over voldoende gegevens beschikt om te beoordelen dat niet aan de voorwaarden van het buitenschuldbeleid wordt voldaan. Daarvan is in ieder geval sprake als:

  • er redelijke twijfel bestaat over de nationaliteit en identiteit van de vreemdeling (en dit reeds in voorgaande procedures in rechte is komen vast te staan);

  • openbare-ordeaspecten op voorhand in de weg staan aan verlening van een verblijfsvergunning op grond van buitenschuld; of

  • de vreemdeling zich niet met een bemiddelingsverzoek tot de DT&V heeft gewend.

Gezinsleden

De IND verleent de verblijfsvergunning aan het gezinslid van de vreemdeling die buiten zijn schuld niet uit Nederland kan vertrekken als de gezinsband al bestond vóórdat de gezinsleden toegang tot Nederland kregen.

De IND verleent de verblijfsvergunning aan de leden van één gezin met verschillende nationaliteiten en/of waarvan de leden afkomstig zijn uit verschillende landen van herkomst als zij aan alle volgende voorwaarden voldoen:

  • alle gezinsleden hebben alle bovenstaande stappen ondernomen om terugkeer voor het gehele gezin naar één land te bewerkstelligen; en

  • alle gezinsleden hebben deze stappen ondernomen ten aanzien van alle landen waarvan op basis van het geheel aan feiten en omstandigheden kan worden aangenomen dat het gezin daar toegang zal worden verleend.

De IND neemt aan dat sprake is van een ‘gezin’ in één van de volgende situaties:

  • (huwelijks)partners die feitelijk een gezin vormen;

  • (één) ouder(s) met één of meer minderjarige kinderen die feitelijk een gezin vormen; of

  • (één) ouder(s) met één of meer meerderjarige kinderen die zodanig afhankelijk zijn van hun ouder(s) dat feitelijk sprake is van een gezin.

Vreemdelingen die om medische redenen niet kunnen vertrekken

De IND verleent op grond van artikel 3.48, tweede lid, aanhef en onder a, Vb een verblijfsvergunning aan een vreemdeling die om medische redenen niet kan vertrekken als:

  • door BMA is vastgesteld dat de vreemdeling vanwege zijn gezondheidstoestand blijvend niet kan reizen; of

  • is aangetoond dat de vreemdeling en de betrokken instanties alle inspanningen hebben verricht om het vertrek uit Nederland te realiseren, waaronder het verkrijgen van vervangende reisbescheiden, en gebleken is dat de voorgeschreven fysieke overdracht niet te realiseren is.

4.2. Beperking, arbeidsmarktaantekening en geldigheidsduur

Op grond van artikel 3.4, eerste lid, aanhef en onder p, Vb verleent de IND de verblijfsvergunning onder de beperking: ‘tijdelijke humanitaire gronden’.

Arbeidsmarktaantekening

Op grond van artikel 3.1, derde lid, aanhef en onder a, VV luidt de arbeidsmarktaantekening op het verblijfsdocument: ‘Arbeid vrij toegestaan. TWV niet vereist’.

Geldigheidsduur

Op grond van artikel 3.58, eerste lid, aanhef en onder p, Vb, verleent de IND de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van het buitenschuldbeleid met een geldigheidsduur van 1 jaar.

4.3. Bewijsmiddelen

De IND beschouwt uitsluitend een ambtsbericht van de DT&V, waarin wordt aangegeven dat de vreemdeling buiten zijn schuld niet uit Nederland kan vertrekken, als bewijsmiddel dat de vreemdeling zich tot de DT&V heeft gewend en dat bemiddeling van de DT&V niet het gewenste resultaat heeft gehad.

De IND beschouwt een BMA-advies als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling om medische redenen niet kan reizen.

4.4. Verlenging en intrekking

Verlenging

De IND wijst de aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning af indien uit nieuwe informatie van de DT&V blijkt dat de vreemdeling alsnog terug kan keren naar zijn land van herkomst of een ander land.

Intrekking

De IND trekt de verblijfsvergunning in indien uit nieuwe informatie blijkt dat de vreemdeling alsnog terug kan keren naar zijn land van herkomst of een ander land.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 21 november 2019

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, A. van Dijk directeur-generaal Migratie

TOELICHTING

Aanleiding voor aanpassing van paragraaf B8/4 van de Vreemdelingencirculaire is de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 25 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1973, waarin deze heeft geoordeeld dat de IND een aanvraag op grond van het buitenschuldbeleid niet enkel mag afwijzen op grond van de vaststelling dat geen positief zwaarwegend advies van de DT&V is overgelegd. De staatssecretaris heeft daarmee volgens de Afdeling in het geheel niet gemotiveerd aan welke vereisten de vreemdeling nog moet voldoen om wel een verblijfsvergunning op grond van het buitenschuldbeleid te krijgen.

In verband hiermee is nu in het beleid naast de mogelijkheid dat de DT&V ambtshalve aan de IND een ambtsbericht met positief zwaarwegend advies uitbrengt, opgenomen dat de IND naar aanleiding van een door een vreemdeling ingediende aanvraag de DT&V om een ambtsbericht kan verzoeken.

Een dergelijk ambtsbericht kan ook de gemotiveerde mededeling inhouden dat de DT&V de naar aanleiding van het ingediende verzoek gestarte bemiddeling heeft beëindigd, zonder dat een positief zwaarwegend advies kon worden gegeven, of dat de naar aanleiding van het ingediende verzoek door de DT&V gestarte bemiddeling nog loopt, om welke reden de DT&V nog geen zwaarwegend advies kan geven.

De IND zal de DT&V alleen om een ambtsbericht verzoeken als hij zelf over onvoldoende gegevens beschikt om een beslissing op de aanvraag te kunnen nemen.

Daarnaast is in paragraaf B8/4.1 onder punt 3 in tekstuele zin verduidelijkt dat een voorwaarde in het beleid is dat de vreemdeling zich voor bemiddeling tot de DT&V moet hebben gewend.

Tot slot zijn in paragraaf B8/4.1 in de toelichting op punt 2 enkele aanpassingen gedaan. Waar voorheen de omstandigheid dat het de vreemdeling buiten zijn schuld gedurende het terugkeertraject niet mogelijk was gebleken om de identiteit of nationaliteit middels documenten te onderbouwen, niet werd tegengeworpen in het kader van de vergunningverlening als de identiteit en nationaliteit tijdens eerdere toelatingsprocedures niet ongeloofwaardig waren geacht, geldt nu dat de identiteit en nationaliteit geloofwaardig moeten zijn geacht. Met deze aanscherping wordt aangesloten bij de beslispraktijk in asielprocedures, waarbij in beschikkingen expliciet een overweging wordt gewijd aan de geloofwaardigheid van de identiteit en nationaliteit.

Verder is verhelderd dat alle nadien opgekomen informatie ten aanzien van identiteit en nationaliteit wordt betrokken bij de beoordeling van de vraag of een vreemdeling buiten zijn schuld niet uit Nederland kan vertrekken.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, A. van Dijk directeur-generaal Migratie

Naar boven