Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Utrecht | Staatscourant 2019, 65289 | Instelling gemeenschappelijke regelingen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Utrecht | Staatscourant 2019, 65289 | Instelling gemeenschappelijke regelingen |
De raden en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Utrecht, Stichtse Vecht en Wijdemeren en provinciale staten en de colleges van gedeputeerde staten van de provincies Noord-Holland en Utrecht;
Gelezen de voorstellen van de colleges van burgemeester en wethouders aan de raden van de gemeenten Utrecht, Stichtse Vecht en Wijdemeren en van de colleges van gedeputeerde staten aan provinciale staten van de provincies Utrecht en Noord-Holland,
Gelezen de toestemming van de raden aan de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Utrecht, Stichtse Vecht en Wijdemeren,
Gelezen de toestemming van provinciale staten aan de colleges van gedeputeerde staten van de provincies Noord-Holland en Utrecht ;
Gelet op de bepalingen van de Wet gemeenschappelijke regelingen en in het bijzonder artikel 51;
de belangen van openluchtrecreatie en natuur- en landschapsbescherming in het gebied waarop de regeling betrekking heeft zijn bovengemeentelijk en provinciegrensoverschrijdend van aard;
het is wenselijk samen te (blijven) werken in een openbaar lichaam dat de belangen behartigt van de openluchtrecreatie en natuur- en landschapsbescherming in het gebied waarop de regeling betrekking heeft;
de gemeenschappelijke regeling Plassenschap Loosdrecht e.o. 2007 is in 2011 aangepast en in 2015 zijn wijzigingen van de Wet gemeenschappelijke regelingen in werking getreden zodat aanleiding bestaat om de gemeenschappelijke regeling in zijn geheel te actualiseren;
HOOFDSTUK I: ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 4 Taken en bevoegdheden
Het Plassenschap neemt met andere recreatieschappen deel aan een gemeenschappelijke regeling: de bedrijfsvoeringsorganisatie Recreatie Midden Nederland (RMN). Daaraan wordt de coördinatie van de voorbereiding en uitvoering van grensoverschrijdend gemeenschappelijk beleid opgedragen en daarbij is het personeel dat voor het Plassenschap werkzaam is, in dienst.
Er dient bij de aanwijzing ingevolge het eerste lid van iedere deelnemer tenminste één lid te worden aangewezen uit het college van burgemeester en wethouders respectievelijk het college van gedeputeerde staten. De voorzitter van de Plassenraad wordt uit de leden als bedoeld in dit lid verkozen en maakt als lid deel uit van de Plassenraad.
De aanwijzing van de leden van de Plassenraad vindt plaats zodra de gemeenteraden respectievelijk provinciale staten de nieuwe colleges van burgemeester en wethouders respectievelijk van gedeputeerde staten hebben samengesteld na de gemeenteraadsverkiezingen respectievelijk statenverkiezingen. Het aanwijzen van leden ter vervulling van plaatsen die door ontslag, overlijden of om een andere reden openvallen, vindt plaats binnen acht weken na dat openvallen.
De leden van de Plassenraad worden aangewezen voor een periode van vier jaar. Een tussentijds aangewezen lid wordt aangewezen voor de resterende bestuursperiode van de opengevallen plaats. Een lid dat ophoudt lid te zijn van provinciale staten, de gemeenteraad, het college van gedeputeerde staten of het college van burgemeester en wethouders houdt tevens op lid te zijn van de Plassenraad.
Het verstrekken van deze inlichtingen gebeurt mondeling op een door die staten of raad te bepalen wijze dan wel schriftelijk indien de staten of raad daartoe besluiten. De verlangde inlichtingen worden zo spoedig mogelijk door de Plassenraad verstrekt. Dit geldt eveneens voor de door een of meer leden van de provinciale staten of de gemeenteraad van een deelnemer aan de Plassenraad verzochte inlichtingen.
Na verloop van acht weken na de verzending van het ontwerp kan de Plassenraad de verordening vaststellen, tenzij een met redenen omkleed schriftelijk bericht is ontvangen dat een van de deelnemende gemeenten of provincies van mening is dat de verordening in zijn geheel of gedeeltelijk buiten de taak van het Plassenschap valt. Voor een wijziging van de verordening waarin aanpassingen van niet ingrijpende aard zijn verwerkt zijn het tweede en het derde lid niet van toepassing.
Paragraaf 2. Het dagelijks bestuur
De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen voor een periode van vier jaar. Een tussentijds aangewezen lid wordt aangewezen voor de resterende bestuursperiode van de opengevallen plaats. Een lid dat ophoudt lid te zijn van de Plassenraad houdt tevens op lid te zijn van het dagelijks bestuur.
De leden van commissies als bedoeld in artikel 52 jo de artikelen 24 en 25 van de Wet, voor zover zij niet de functie van wethouder, burgemeester of gedeputeerde vervullen, kunnen een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen van de commissies ontvangen, waarvan de hoogte met inachtneming van artikel 52 jo artikel 24, vierde lid, van de Wet door de Plassenraad wordt vastgesteld.
Het Plassenschap vergoedt RMN de kosten van de betrokken personeelsleden die werkzaamheden voor het Plassenschap verrichten conform artikel 21, eerste lid van de Gemeenschappelijke Regeling Recreatie Midden Nederland. Onder deze kosten zijn mede de verplichtingen begrepen die na beëindiging van aanstelling uit het ambtenarenrecht of burgerlijk recht voortvloeien.
De Plassenraad stelt, met inachtneming van het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten, voorschriften vast met betrekking tot het financiële beheer. De artikelen 190 tot en met 2019 van de Provinciewet zijn van overeenkomstige toepassing. In de voorschriften met betrekking tot het financieel beheer zijn onder meer regelen opgenomen ten aanzien van:
Indien aan de Plassenraad blijkt dat een deelnemer weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet deze onverwijld aan het college van gedeputeerde staten van de provincie waarin de deelnemende gemeente is gelegen het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 Gemeentewet respectievelijk aan de Minister van Binnenlandse Zaken van de deelnemende provincie het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 198 en 199 Provinciewet.
Paragraaf 2: Begroting en kadernota
De raden en provinciale staten kunnen hun zienswijze binnen acht weken na de datum van ontvangst van het ontwerp naar voren brengen aan het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijzen zijn vervat bij de ontwerp-begroting, zoals deze aan de Plassenraad wordt aangeboden.
In spoedeisende gevallen, dit ter beoordeling van de Plassenraad, kan een wijziging van de begroting die geen gevolg is van een wijziging van het beleid van het Plassenschap en geen verhoging tot gevolg heeft van begrote deelnemersbijdragen voor het betreffende begrotingsjaar, worden vastgesteld door de Plassenraad zonder dat de raden van de deelnemende gemeenten en provinciale staten van de deelnemende provincies hun zienswijzen daarover hebben kenbaar gemaakt. Van de vaststelling van een dergelijke begrotingswijziging door de Plassenraad wordt mededeling gedaan aan de deelnemers.
De raden en provinciale staten kunnen hun zienswijze binnen acht weken na toezending van de ontwerp-rekening naar voren brengen aan het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijzen zijn vervat bij de ontwerp-rekening zoals deze aan de Plassenraad wordt aangeboden.
Van de dekkingsmiddelen (het nadelig saldo van de rekening na resultaatsbestemming) betaalt de gemeente Utrecht met ingang van 1 januari 2004 een bijdrage van € 150.000,--. Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast met het in de vastgestelde begroting van enig jaar gehanteerde indexcijfer voor de deelnemersbijdragen.
HOOFDSTUK V: TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING
De Plassenraad stelt, na overleg met de deelnemers, binnen drie maanden nadat het in het eerste lid bedoelde verzoek is ontvangen, een ontwerp vast voor de aanpassing van de gemeenschappelijke regeling in verband met de voorgenomen toetreding alsmede een regeling over de financiële gevolgen van de toetreding.
Het dagelijks bestuur zendt dit ontwerp en de regeling aan de deelnemers, waaronder begrepen de aspirant-deelnemer, met het verzoek binnen drie maanden na verzending hiervan, inzake de vaststelling ervan een besluit te nemen door de daartoe wettelijk bevoegde organen. Na instemming en toestemming van de wettelijk voorgeschreven organen van de deelnemers en de aspirant deelnemer kan toetreding plaatsvinden.
HOOFDSTUK VI: ARCHIEFBEPALING, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Het dagelijks bestuur is belast met de zorg voor de archiefbescheiden van de organen van het Plassenschap, overeenkomstig een door de Plassenraad, met inachtneming van artikel 40 van de Archiefwet 1995 vast te stellen regeling (Archiefverordening), die aan gedeputeerde staten moet worden medegedeeld.
Alle verordeningen en andere besluiten die zijn vastgesteld op grond van de “Gemeenschappelijke regeling voor het Plassenschap Loosdrecht e.o. 2007" blijven van kracht en worden geacht te zijn vastgesteld op grond van de "Gemeenschappelijke regeling Plassenschap Loosdrecht e.o." totdat deze zijn ingetrokken en krachtens de gewijzigde regeling nieuwe verordeningen en besluiten zijn vastgesteld.
Toelichting Gemeenschappelijke regeling Plassenschap Loosdrecht e.o.
In 2007 is de Gemeenschappelijke regeling Plassenschap Loosdrecht e.o. herzien vanwege onder meer een door de gemeente Utrecht doorlopen proces van uittreding, dat uiteindelijk niet is geëffectueerd. Wel zijn per 2011 met terugwerkende kracht (per 1 januari 2004) afspraken gemaakt over een verlaagde structurele deelnemersbijdrage. Het opgaan van de gemeenten Loenen en Breukelen zijn opgegaan in de nieuwe gemeente Stichtse Vecht, is ook dat in het wijzigingsvoorstel meegenomen.
Per 1 januari 2015 is de Wet gemeenschappelijke regelingen gewijzigd. Als gevolg daarvan dienen ook aanpassingen in de Gemeenschappelijke regeling Plassenschap Loosdrecht e.o. te worden doorgevoerd. In deze gewijzigde gemeenschappelijke regeling zijn de wettelijk verplichte wijzigingen verwerkt. Van de in 2011 doorgevoerde wijzigingen bestond nog geen integrale tekstversie. Ook die wijzigingen zijn hierin geïntegreerd.
De wijziging heeft geen financiële gevolgen voor de bijdrage van de deelnemers. Voornoemde situatie wordt in de huidige praktijk al toegepast en wordt met de wijziging formeel in de regeling verankerd.
De Wet gemeenschappelijke regelingen bepaalt dat de bestuursorganen die aan het schap bevoegdheden overdragen moeten deelnemen aan het schap en tevens moeten besluiten over toetreding tot of wijziging van de regeling. Aan de gemeenschappelijke regeling Plassenschap Loosdrecht e.o. nemen deel de colleges van burgemeester en wethouders en de raden van de gemeenten Stichtse Vecht, Utrecht en Wijdemeren en de colleges van gedeputeerde staten van de provincies Noord-Holland en Utrecht. Hoewel provinciale staten en het college van gedeputeerde staten geen bevoegdheden overdragen, nemen zij wel deel aan de regeling. De provincies dragen financieel bij aan het recreatiegebied en kunnen door deelname in de regeling deelnemen in de besluitvorming over het gebied. Daarom zijn niet alleen gedeputeerde staten, maar ook provinciale staten deelnemer.
Dit artikel bevat de definities van een aantal begrippen die de regeling hanteert.
Artikel 2: vermelding rechtspersoon en zetel
De naam, aard van de regeling en de vestgingsplaats worden verplicht vermeld in de regeling.
Artikel 3 en 4: belangen, taken en bevoegdheden
Deze artikelen geven in samenhang aan waarvoor het recreatieschap is opgericht en welk gebied het betreft. Alleen binnen dat gebied kunnen de bevoegdheden zoals die zijn overgedragen aan het recreatieschap worden uitgeoefend. Dat betreft alleen bevoegdheden die betrekking hebben op de belangen die in de regeling staan genoemd. Het nautisch beheer van het openbaar water valt eveneens onder de taken van het recreatieschap.
Samen met het recreatieschap Stichtse Groenlanden neemt het recreatieschap Plassenschap Loosdrecht e.o. deel aan de gemeenschappelijke regeling Recreatie Midden Nederland. Deze organisatie voert het beleid van de recreatieschappen uit en zorgt voor alle feitelijke werkzaamheden.
Artikel 5: samenstelling Plassenraad
Het algemeen bestuur van het recreatieschap, de Plassenraad, wordt gevormd door twaalf vertegenwoordigers van de deelnemers. De regeling stelt verplicht dat per deelnemer ten minste één lid van de Plassenraad een collegelid betreft. De andere leden mogen dat ook zijn, maar zij kunnen ook raads- of statenleden zijn. Dat staat ter eigen keuze aan de deelnemers. Als gevolg van gemeentelijke herindelingen uit het verleden beschikten de gemeenten Wijdemeren en Stichtse Vecht elk over 6 leden in de Plassenraad. Om de bestuurlijke slagkracht te vergroten en de bestuurlijke drukte te verminderen is het aantal leden in de Plassenraad voor deze deelnemers bepaald op drie.
Artikelen 6 en 7: bevoegdheden Plassenraad
De bevoegdheden die aan de regeling zijn overgedragen komen toe aan de Plassenraad, tenzij de regeling zelf anders aangeeft. Ten aanzien van die bevoegdheden zijn steeds de relevante bepalingen uit de Provinciewet en de Gemeentewet van toepassing. De Plassenraad kan bevoegdheden overdragen aan het dagelijks bestuur.
Ieder lid van de Plassenraad beschikt over één stem, met uitzondering van de leden van de gemeenten die in de vorige regeling over zes leden beschikten. De raden van deze gemeenten mogen nu drie leden aanwijzen die elk twee stemmen krijgen. Zo blijven de oorspronkelijke stemverhoudingen behouden.
Artikelen 8 en 9: inlichtingen en verantwoording
De leden van de Plassenraad zijn individueel verantwoording verschuldigd aan (leden van) het orgaan dat hen heeft aangewezen. Zowel de individuele leden als de gehele Plassenraad hebben de plicht om door de organen van de deelnemers gevraagde informatie te verstrekken.
De raadsbevoegdheden om een verordening, al dan niet met strafbepalingen, vast te stellen, is overgedragen aan de Plassenraad. Het ontwerp van een verordening van het recreatieschap wordt naar de deelnemers gezonden en kan vervolgens in beginsel worden vastgesteld door de Plassenraad, tenzij een van de deelnemers meent dat de inhoud van de verordening niet binnen het taakgebied van het recreatieschap past. In dat geval kan de verordening niet worden vastgesteld.
De raden en staten kunnen binnen een periode van 8 weken op het ontwerp reageren. Het recreatieschap moet om deze termijn te kunnen halen wel rekening houden met de besluitencyclus van deze organen.
In geval van een wijziging die geen inhoudelijke gevolgen heeft, of slechts zeer beperkt, of volgt uit een wettelijke verplichting, hoeft het ontwerp niet eerst naar de raden en de staten te worden verzonden.
De Plassenraad kan gebruik maken van commissies.
Artikelen 12, 13, 14: dagelijks bestuur
Iedere deelnemer wordt in het dagelijks bestuur door één persoon vertegenwoordigd. Deze is afkomstig uit de Plassenraad en dient collegelid te zijn. De voorzitter maakt deel uit van het dagelijks bestuur. Alle leden van het dagelijks bestuur beschikken over één stem.
De bevoegdheden van het dagelijks bestuur worden expliciet in de regeling genoemd. Daarnaast kan de Plassenraad bevoegdheden aan het dagelijks bestuur overdragen.
Artikelen 15 en 16: inlichtingen en verantwoording
De inlichtingen- en verantwoordingsplicht van het dagelijks bestuur geldt jegens de Plassenraad.
Artikelen 17 en 18: de voorzitter
De voorzitter van de Plassenraad is tevens voorzitter van het dagelijks bestuur en maakt deel uit van beide besturen.
Afhankelijk van de positie van de leden van de Plassenraad, dagelijks bestuur of een commissie kan de Plassenraad een tegemoetkoming in de kosten of een vergoeding voor werkzaamheden vaststellen. Een dergelijke vergoeding voor werkzaamheden of het bijwonen van vergaderingen mag niet aan collegeleden worden toegekend.
Artikelen 20 en 21: secretaris en personeel
Het recreatieschap beschikt over een secretaris. Deze staat zowel de Plassenraad als het dagelijks bestuur bij. De secretaris is in dienst bij Recreatie Midden Nederland. Het personeel van Recreatie Midden Nederland verricht (voornamelijk) werkzaamheden voor de verschillende recreatieschappen die deel uitmaken van die gemeenschappelijke regeling. Alle kosten die met hun werkzaamheden gepaard gaan, inclusief overhead, komen ten laste van het recreatieschap waarvoor dat werk wordt verricht.
Artikel 22: algemene financiële bepaling
Op een gemeenschappelijke regeling is het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten van toepassing. Met inachtneming van dat Besluit wordt de financiële huishouding van het recreatieschap ingericht en worden alle relevante besluiten met betrekking tot de financiën genomen.
Artikel 23: voldoende financiële middelen
Alle deelnemers zijn verantwoordelijk voor de financiële verplichtingen jegens derden. Zij dragen elk voor zich de verplichting tot het beschikbaar hebben van voldoende financiële middelen om aan verplichtingen te kunnen voldoen. De deelnemers zijn verplicht hun bijdragen aan de regeling op de eigen begroting te plaatsen. Deze bepaling voldoet aan een circulaire van het Ministerie van Binnenlandse Zaken met betrekking tot de aansprakelijkheid van schulden van gemeenschappelijke regeling.
Artikel 24: begroting, kadernota
De Wgr stelt een aantal regels aan en termijnen bij de totstandkoming van de begroting en de kadernota. De raden en staten kunnen zienswijzen indienen op het ontwerp van de begroting. De Plassenraad stelt de begroting en de kadernota vast. In beginsel moet ook een wijziging op de begroting via de reguliere begrotingsprocedure aan de raden en de staten voor het indienen van zienswijzen worden toegezonden. Dat lijdt uitzondering in spoedeisende gevallen, waarbij de wijziging geen financiële gevolgen voor het geheel van de begroting met zich brengt.
Ook voor de totstandkoming van de jaarrekening stelt de Wgr een aantal regels.
Dit artikel is in 2011 zodanig gewijzigd dat met ingang van 1 januari 2004 van het nadelig saldo van de rekening eerst een bijdrage van € 150.000,- ten laste van de gemeente Utrecht komt. Deze bijdrage zal jaarlijks worden geïndexeerd volgens het stijgingspercentage dat door de betreffende budgetperiode door de deelnemers wordt afgesproken. Naar de stand van zaken per 1 januari 2016 bedraagt de bijdrage van de gemeente Utrecht op € 165.300,--. Dit bedrag staat daarom in de nieuwste versie van de regeling opgenomen. Het bedrag dat overblijft komt voor rekening van de overige deelnemers volgens de reeds bestaande procentuele verhouding, waarbij de procentuele bijdragen van de gemeenten Breukelen en Loenen zijn samengevoegd voor de gemeente Stichtse Vecht.
Artikel 27: budgetfinanciering
De uitgangspunten voor de financiering worden iedere vier jaar door de Plassenraad vastgesteld. De deelnemers betalen hun bijdrage aan het recreatieschap in twee hafljaarlijkse delen.
De regeling houdt de mogelijkheid open voor toetreding door nieuwe leden. Dat kunnen alleen publiekrechtelijke lichamen zijn. Dat hoeft niet alleen een gemeente of provincie te zijn, maar kan bijvoorbeeld ook een waterschap of een andere gemeenschappelijke regeling zijn. In alle gevallen waarin sprake is van het aangaan of wijzigen van een gemeenschappelijke regeling, of van het uittreden daaruit of opheffen daarvan, schrijft artikel 1 van de Wgr voor dat daarvoor toestemming van de raden en de staten van de deelnemers (en de eventuele toetreders) is vereist. In aanvulling daarop behelst de regeling nog een aantal specifieke voorschriften. Zo is voorafgaand aan het doorlopen van een wettelijke procedure tot toetreding eerst een besluit van de Plassenraad nodig om de deelnemers een verzoek tot toetreding voor te leggen. Dat besluit van de Plassenraad dient met een meerderheid van twee derde van de stemmen te zijn genomen.
Wanneer alle deelnemers en de aspirant deelnemer daarover vervolgens besluiten hebben genomen, en door al deze deelnemers unaniem is ingestemd met de toetreding, kan de gewijzigde regeling worden getroffen. De toetreding is een feit zodra de gewijzigde regeling in werking is getreden.
Een deelnemer heeft altijd de mogelijkheid om uit te treden. De uittreding gaat in vanaf 1 januari van het derde kalenderjaar volgend op de toezending van het betreffende besluit van de uittredende deelnemer aan de Plassenraad. Een uittreding zal kosten met zich kunnen brengen. Voor de afwikkeling daarvan moet een regeling worden getroffen. Deze regeling stelt de Plassenraad conform de reguliere stemverhoudingen vast. Ook de uittredende deelnemer stemt daarover mee. De deelnemers moeten zich daarbij redelijk naar elkaar opstellen. Het uitgangspunt daarbij is wel dat de overblijvende deelnemers gedurende een bepaalde periode geen financiële schade van de uittreding mogen ondervinden.
Op voorstel van de Plassenraad kan een procedure voor wijziging van de regeling worden doorlopen. De Wgr schrijft in artikel 1 voor dat daarvoor toestemming van de raden en de staten is vereist. De regeling zelf bepaalt, dat de besluitvorming van alle betrokken colleges, raden en staten omtrent het wijzigen of verlenen van toestemming unaniem moet zijn.
Ook een procedure tot opheffing kan op voorstel van de Plassenraad worden ingezet. De Plassenraad beslist daarover met een algemene meerderheid van stemmen. Een besluit tot opheffing dient vervolgens door ten minste twee derde van de deelnemers te worden genomen. Vervolgens moet in een liquidatieplan tot uitdrukking worden gebracht hoe de opheffing van het recreatieschap in financiële en feitelijke zin zijn beslag zal krijgen.
Ten aanzien van archivering worden de voorschriften van de Archiefwet gevolgd.
De (gewijzigde) regeling is aangegaan voor onbepaalde tijd en treedt naar verwachting per 1 juli 2018 in werking. Wordt die datum niet gehaald, dan is de inwerkingtreding een feit een dag na de publicatie daarvan.
Met de inwerkingtreding van de gewijzigde regeling komt de regeling zoals deze luidde na de wijziging uit 2011 te vervallen. Alle onderliggende besluiten en regelgeving die op grond van de regeling uit 2011 of daarvoor tot stand zijn gekomen, blijven hun gelding behouden totdat zij worden ingetrokken.
Dit artikel noemt de naam waarmee de regeling kan worden aangehaald.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2019-65289.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.